Post Pamplona
Stad van licht

À PROPOS DE NICE
Het Punto de Vista documentairefilmfestival in Pamplona eert elk jaar de point de vue documentaire à la Jean Vigo. Films die een gezichtspunt documenteren, zoals diens à propos de nice. Ondertussen draaide Jem Cohen twee nieuwe hommages aan Vigo.
De taxichauffeur die mij naar het vliegveld van Pamplona bracht, maakte eerste nog even een ritje door de buitenwijken. Gratis en voor niets. Waarom juist mij die eer te beurt viel? Wie zal het zeggen. Misschien omdat ik oog had voor wat hij me wilde laten zien: de vele halfafgebouwde nieuwbouwprojecten die, zoals hij zei, zijn stad om zeep hielpen. Daar kwamen we in een mengelmoesje van Spaans en Frans wel uit. Allemaal corruptie, zei hij. Ik dacht aan de neorealistische klassieker le mani sulla citta (hands over the city, 1963) van Francesco Rosi, waarin een nietsontziende Napolitaanse projectontwikkelaar zijn politieke macht misbruikt voor persoonlijk gewin. Niet het soort film waar je meestal met taxichauffeurs over praat. Wel het soort film dat niet had misstaan in de programmering van het jonge Pamplonese documentairefilmfestival Punto de Vista, dat dit jaar zijn zesde editie beleefde.
Punto de Vista ontleent zijn naam aan à propos de nice van Jean Vigo, een kleine stadssonate uit 1930 die Vigo zelf een point de vue documente noemde, en die op een directe manier de stad en haar bewoners filmde om sociale en politieke onderstromen te onthullen. Niet veel festivals laten zich op die manier door een enkele film en het piepkleine oeuvre van een filmmaker inspireren (Vigo’s dochter Luce is beschermvrouwe van het festival). Punto de Vista doet dat wel, en dan blijkt zo’n principieel uitgangspunt opeens een enorme vrijheid te bieden.
De belangrijkste reden om dit soort festivals te koesteren en te steunen is niet zozeer het programma voor zover het in losse delen uiteenvalt. Het merendeel van de films is immers al elders op grote filmfestivals in première gegaan. De grote prijswinnaar let each one go where he may van Ben Russell kwam net uit Rotterdam waar hij de FIPRESCI-prijs van de internationale filmkritiek kreeg. In Pamplona gaat het om de manier waarop de individuele films in het programma een gesprek met elkaar aangaan, en dat kan alleen maar werken als zo’n selectie ook zo duidelijk de hand van moedige en uitgesproken programmeurs en curatoren verraadt.
Strijdliederen
De taxichauffeur ondertussen trok zich niet zoveel aan van mijn overpeinzingen. Die had het inmiddels alweer te druk met het keihard meezingen met strijdliederen van de Franse Revolutie op de autoradio. Franse liederen. Geen Baskische.
Het was kortom weer eens een van die dagen waarop film en het leven perfect in elkaar overliepen. Waarop, Vigo indachtig, documentaire en surrealisme elkaars bondgenoten zijn.
De laatste film die ik die ochtend had gezien was demolition (2008) van de Amerikaan John Paul Sniadecki, die in de Chinese provincie Sichuan (ook het toneel van Jia Zhang-ke’s still life) een groep arbeiders volgt die op een bouwplaats aan het bouwenbrekenbouwenbreken zijn. Wat de film een waardevolle aanvulling op het werk van iemand als Jia Zhang-ke maakt, is dat Sniadecki (leerling van Lucien Castaing-Taylor en Ilisa Barbash, wier film sweetgrass ook voor de competitie was geselecteerd) langzamerhand zijn focus verlegt van het documenteren van de sisyfusarbeid van de mannen, naar de sociale interactie tussen de mannen. Als maker is hij bepaald niet onzichtbaar in de film. Hij stelt vragen en laat de mannen commentaar leveren op zijn aanwezigheid. Maar aangezien hij op geen enkele manier tussen de camera en zijn onderwerp gaat staan, verdwijnt hij zo ook weer naar de achtergrond en kunnen zijn observaties de hoofdrol krijgen.
Dat spanningsveld tussen persoonlijk en objectief kenmerkte eigenlijk het hele programma. Dat zat in Jay Rosenblatts found footage-collage the darkness of day, over de zelfmoord van een vriend. En in the marina experiment van Marina Lutz, die aan de hand van de foto’s, film- en geluidsopnames die haar vader haar hele kindertijd van haar maakte onderzocht of de interesse van haar vader wel helemaal zuiver op de graat was. Maar ook in rip in pieces van Dominic Gagnon, die flagged YouTube-filmpjes van Amerikaanse rechts-extremisten ripte en remixte. De afstandelijkheid van het materiaal maakt in deze gevallen zeer persoonlijke en geëngageerde getuigenissen mogelijk.
Weerbarstig en mysterieus werkte dat in de andere grote prijswinnaar los materiales van het filmcollectief Los Hijos. Een film als een wandeling door een schuldig landschap: de bergen rondom het Noord-Spaanse stadje Riaño, dat in 1987 onder water werd gezet ten behoeve van de bouw van een waterstuwdam en daarna overnieuw opgebouwd. Het oude stadje moet er wel wat hebben uitgezien als het Middeleeuwse Pamplona zelf. Maar hoe ze ook lopen en zoeken en speuren, niets vindt het drietal filmmakers daarvan terug in hun ontheemde wandeling. De weg die ze eigenlijk moeten nemen loopt dood in het meer.
Doolhof
Terwijl dit alles zich afspeelde in het soms desoriënterende, soms eindeloze uitzichten oproepende bioscoopduister, draaide filmmaker Jem Cohen, aan wie het festival een retrospectief wijdde en de het kloeke, tweetalige boek Signal fires opdroeg, in de straten van de Pamplona twee nieuwe Vigoiaanse stadsportretten. Als om dat te benadrukken begint opus luminis et hominis (the work of light and man) met beelden van een operateur in de projectiecabine. Dan neemt hij zijn toeschouwer mee naar buiten, de straat op, het doolhof van steegjes, rondgangen, pleintjes en achterommetjes in waar het stadsplan van Pamplona uit bestaat. Cohen heeft een groot oog voor wonderlijke perspectieven en het scheerlicht op een winterdag. In ogenschijnlijk terloopse beelden ontrafelt hij de geheime geschiedenis van de stad: bestuurd door Opus Dei, vol bidprentjes op afbraakpanden en religieuze toverspreuken in het straatbeeld. Net als Vigo in à propos de nice toont hij om aan te kaarten, of in Vigo’s woorden: "Het laatste naar adem snakken van een maatschappij, die zo verloren is in zijn escapisme dat je er kotsmisselijk van wordt en sympathie kunt opbrengen voor een revolutionaire oplossing."
Het echte licht, die filmische illuminatie vindt hij in de door hem zo geliefde zonsop- en ondergangen, in het stille uur tussen dag en nacht. Daar werken metselaars, stratenmakers, straatvegers, timmerlieden aan een ander masterplan, het Brechtiaanse ‘de stad is van degenen die hem bouwen’. En filmen.
Dana Linssen