Michelangelo Antonioni — Il maestro del cinema moderno
De man die de filmkunst bevrijdde
De Italiaanse filmvernieuwer Michelangelo Antonioni is bekend van zijn wolken, zijn pleinen, zijn mist en zijn woestijnen. En van muze Monica Vitti. Hij staat het hele najaar centraal in een tentoonstelling en retrospectief in EYE.
EYE presenteert van 12 september 2015 t/m 17 januari 2016 Michelangelo Antonioni — Il maestro del cinema moderno, een tentoonstelling rond een van de grootste filmvernieuwers van de afgelopen eeuw. De tentoonstelling laat zien hoe Antonioni (1912-2007) de filmgrammatica vernieuwde door vanuit het beeld te denken en minder vanuit het verhaal.
"De man die de film bevrijdde", aldus Martin Scorsese in een artikel dat hij in 2007 bij de dood van Antonioni in de New York Times schreef. In dit artikel belijdt Scorsese zijn geloof in de films van Antonioni die voor hem een openbaring waren. Hij schrijft dat Antonioni beelden creëerde die hij "nog nooit gezien had", "zo precies van compositie, uitdrukkingskracht en accenten."
Elke vierkante centimeter van het beeld
Michelangelo Antononioni was dan ook een van de eerste speelfilmauteurs die het durfde om de vertelling meer en meer los te laten ten faveure van het beeld. Film was immers, na een experimentele beginperiode in de stille film (circa 1895-1917) waar met alle mogelijke filmische vormen en structuren geëxperimenteerd werd, allengs ‘verfilmde’ literatuur geworden. Hollywood bepaalde de wetten van de cinema en datzelfde Hollywood besliste dat het verhaal leidend was (en vaak nog steeds is).
Antonioni tartte deze wetten door bijvoorbeeld in L’avventura uit 1960, een van zijn belangrijkste films, de hoofdpersoon na twintig minuten uit het verhaal te laten verdwijnen zonder in het vervolg van de film hierop terug te komen, of hiervoor een verklaring te geven. De film werd tijdens zijn première in Cannes door het publiek uitgejouwd en weggehoond. Gelukkig voor Antonioni en voor de velen die aan zijn werk schatplichtig zouden zijn, zag een aantal collega-regisseurs wel het unieke karakter en belang van de film, en startte een steunactie voor de film die Antonioni uiteindelijk nog een Speciale Juryprijs opleverde.
"L’avventura gave me one of the most profound shocks I’ve ever had at the movies, greater than A bout de souffle (Jean-Luc Godard, 1960) or Hiroshima, mon amour (Alain Resnais, 1959). […] I was mesmerized by L’avventura and by Antonioni’s subsequent films, and it was the fact that they were unresolved in any conventional sense that kept drawing me back", schrijft Scorsese in hetzelfde artikel.
Kenmerkend voor Antonioni’s stijl zijn de uitgekiende mise-en-scène en zijn prachtig gekadreerde shots. In deze herken je moeiteloos de beeldende kracht en meesterschap van de maker die zich ook sterk door beeldende kunst en andere vormen van cultuur liet inspireren. Bijzonder aan Antonioni is echter vooral dat hij deze krachtige beelden niet als puur esthetisch genot gevende beelden inzet, maar dat hij deze beelden heel precies ‘componeert’ om uitdrukking te geven aan datgene wat hij de kijker wil vertellen, wil overbrengen. Geen ‘Schönfilmerei’, maar beelden die zelf de inhoud zijn. Geen verfilmde literatuur dus, maar film in zijn meest pure vorm van uitdrukking. "Elke vierkante centimeter van het beeld is essentieel", aldus Antonioni zelf.
Trilogie van het moderne leven
L’avventura (1960) vormt tezamen met La notte (1961) en L’éclisse (1962) een ’trilogie van het moderne leven’. In deze films schetst Antonioni een prachtig, maar tegelijkertijd ontluisterend beeld van het onvermogen van de ‘moderne mens’ om zich tot de ander te verhouden, om contact te leggen. De personages in deze films draaien om elkaar heen, praten en feesten, zonder echt tot elkaar door te dringen. Of zonder daar echt moeite voor te doen, druk als ze het hebben met hun eigen besognes. Het zijn films die een – nog steeds actueel – beeld geven van vervreemding, verveling, eenzaamheid en het onvermogen tot communicatie.
Maar ook in zijn werk voorafgaand aan en volgend op die trilogie weet Antonioni op een bijzondere wijze vorm te geven aan vergelijkbare thema’s. In zijn eerste speelfilm Cronaca di un amore uit 1950 toont Antonioni de morele dilemma’s van een ongelukkig getrouwde vrouw die ervoor gekozen heeft om ‘hogerop te trouwen’ maar wiens hart uitgaat naar een vroege jeugdliefde. Een enigszins vergelijkbare thematiek doet zich voor in La signora senza camelie uit 1953. In beide vroege films is het vooral de morele druk van de maatschappij die zich laat gelden, terwijl het in de trilogie van het ‘moderne leven’ de personages zelf zijn die niet weten hoe met dergelijke morele dilemma’s om te gaan en ervoor weg vluchten.
Ontluikende jeugdcultuur
Midden jaren zestig, na voltooiing van zijn trilogie, maakt Antonioni zijn eerste kleurenfilm Il deserto rosso (1964). Als perfectionistisch stilist ging Antonioni hierbij zover om grasvelden en bomen bij te schilderen om de intensiteit van de kleuren in de film te verdiepen. De film is gesitueerd in het nevelige, industriële landschap van de Po-vlakte en schildert een bijna apocalyptisch beeld van een maatschappij die op alle mogelijke manieren op zijn einde loopt. Zware vervuiling en ongebreidelde industrialisatie leidt tot een zowel fysiek als geestelijk verstikkend klimaat.
Na het voltooien van deze film vlucht Antonioni letterlijk en figuurlijk weg uit dit verstikkende klimaat en vertrekt naar Londen om daar gegrepen te worden door een ontluikende jeugdcultuur die hij vastlegt in Blow-Up (1966). Dit grote publiekssucces levert hem een Oscar voor Beste Regisseur op en brengt hem vier jaar later naar Amerika om daar Zabriskie Point (1970) op te nemen. Ook hier is Antonioni gegrepen door een zich uitbundig manifesterende jeugdcultuur. De fysieke aanwezigheid van de woestijn in Zabriskie Point gebruikt Antonioni om overweldigende beelden te componeren die de geestelijke ruimte van de personages tot uitdrukking brengen, terwijl op de soundtrack muziek van de Rolling Stones en Pink Floyd klinkt. Met zijn magistrale eindsequentie van Zabriskie Point en het beroemde zeven minuten durende shot uit Professione: reporter (1975), leek het alsof Antonioni "met elke film nieuwe mogelijkheden verkende en benutte", aldus Scorsese.
Jaap Guldemond is Director of Exhibitions van EYE en samen met Dominique Païni curator van de Antonioni-tentoonstelling in EYE.