Krzysztof Kieślowski in Amsterdam

'Europa geeft mij het gevoel van een groot, verdrietig makend kerkhof'

Krzysztof Kieślowski op Film International, Rotterdam, 1981. Foto: Pieter Vandermeer

Krzysztof Kieślowski was even in het land. Op uitnodiging van de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam sprak de maker van Dekalog en La double vie de Véronique op 23 oktober in theater De Balie over de Europese film. Onder de titel ‘De ontvoering van Europa’ organiseert de SLAA een ambitieuze lezingenreeks over cultuur en kennis in Europa. Hieronder volgt een op enkele punten ingekorte versie van Kieślowski’s inleiding, die in het Pools werd uitgesproken en simultaan werd vertaald door Benjamin Gijzel.

“Goedenavond allemaal. Ik heb het idee dat ik een slechte keuze ben om hier te zitten. Ik weet niet zoveel van cinema behalve dan dat ik het zelf maak. Dat wil zeggen, ik ga bijna nooit naar de cinema, behalve als het moet. Bovendien weet ik niet zoveel van Europa. Of is dat Europa, die boekenkast? [Hij wijst op decorstuk uit een voorstelling, MD] Die verzameling curiosa en antiquiteiten, misschien is dat wel Europa.”

“Ik heb ook geen verstand van Amerika. En ik heb nog een gebrek en dat is dat ik geen vijand ben van de Amerikaanse cinema. Het is natuurlijk heel modieus om te zeggen dat de Amerikaanse cinema iets verschrikkelijks is. Daar moet je tegen vechten, het niet toelaten. Het beste zou eigenlijk zijn om een wet op te stellen die verbiedt dat de Amerikaanse film hier toegang krijgt. Eerlijk gezegd geloof ik niet dat dat een goed idee is. Ik denk dat het enige dat wij kunnen doen films maken is. Films die in staat zijn om gewoon naast de Amerikaanse te bestaan. Het gaat niet om concurrentie. Ik vraag me af of het wel noodzakelijk is om überhaupt van ze te winnen en of de cinema wel een plaats is voor competitie.”

“Dat we leven in een tijd van crisis lijdt geen twijfel. Dit zijn de tijden van de triomf van de materie over de geest. We hebben een heleboel stappen vooruit gedaan, vooral in de techniek. Maar op het vlak van de geestelijke ontwikkeling lijken we heel wat stappen achter te lopen.”

“We leven in een zeer collectieve tijd. Ik vraag me af waar onze grote mensen eigenlijk gebleven zijn. Er zijn geen grote individuen meer die een soort licht laten zien, een weg wijzen, een nieuwe gedachte aangeven. Wie van u herinnert zich nog de Nobelprijswinnaars van twee jaar geleden? En van vijf jaar geleden al helemaal niet meer. Wie is de auteur van de expeditie naar de maan? Armstrong is niet de auteur, die kwam alleen dat trapje af. ‘Het is een kleine stap voor de mens maar een grote stap voor de mensheid.’ Maar wie heeft die stap gezet, wie was verantwoordelijk? Wij met zijn allen, de mensheid.”

“Het ontstaan van die collectiviteit, die gedeelde verantwoordelijkheid, is één van de oorzaken van het verdwijnen van die grote individuen. Kan de cinema bestaan zonder een dergelijke vorm van individualiteit? Ik denk het niet. Kunnen cultuur en wetenschap zo bestaan? Ik denk het niet. Kan de gedachte zich evolueren zonder dat er individuen zijn die die gedachten uitdragen? Ik denk van niet. En tegelijkertijd zie ik die mensen niet om mij heen.”

“Het is net alsof wij met z’n allen de behoefte verloren hebben om die mensen om ons heen te hebben. Ik denk dat genieën worden geboren uit de behoefte aan genieën. Wij zijn zelf verantwoordelijk voor de staat waarin we ons bevinden. Wij hebben besloten de macht uit handen te geven aan de computer, aan recepten, reglementen en voorschriften die de macht van ons overnemen. Zij regeren en wij hebben er mee ingestemd. Wij hebben ze de macht op geestelijk terrein overgedragen; vandaar die collectiviteit, die anonimiteit. Ze zijn prachtig en over het algemeen foutloos, die recepten uit de computer, maar ze hebben één klein gebrek: ze lijken allemaal op elkaar. En hoewel we steeds slimmere computers bouwen, heeft nog geen enkele computer van Kasparov gewonnen. Op een bepaald punt zijn wij toch allemaal slimmer, intelligenter en vooral onvoorspelbaarder. Dat is iets dat we in ieder geval van kunst mogen verwachten: dat ze onvoorspelbaar is.”

Identiteit
“Hoe ziet de situatie er nu uit in de cinema? Ik heb al gezegd dat ik geen vijand ben van de Amerikaanse cinema. Ik vind dat er in ieder geval een cinema moet zijn die mensen kunnen gebruiken om hun gedachten vorm te geven. Wat dat betreft doet het er niet toe wat dat voor cinema is, laat dat maar Rambo zijn of wat ze ook maar willen. Dat bestaat op grond van een heel duidelijke reden: omdat wij ook dat nodig hebben. Als wij het niet nodig hadden zou het ogenblikkelijk verdwijnen. Het is het resultaat van onze verlangens en behoeftes. Wij hebben het zelf bewerkstelligd dat wat zich op tv afspeelt stompzinnig en flauw is. Daarom is het onzinnig ons daartegen te verzetten en ben ik er ook niet tegen.”

“De Amerikaanse cinema, een soort standaard-cinema, is inderdaad geestelijk gezien nogal armzalig. En toch is het de beste cinema die er is. Omdat er een heel solide basis aanwezig is. En af en toe zijn er mensen die zich teweerstellen tegen de regels volgens welke de Amerikaanse cinema functioneert. Zo is het geweest en zo zal het blijven. Eerst mensen als Cassavetes, Scorsese, Coppola en Lucas, nu Jarmusch, Soderbergh. Zij verzetten zich tegen het principe dat alles wat in de cinema wordt geproduceerd moet kunnen worden begrepen door een cowboy uit Iowa. Dat is een heel juist principe maar net als elk ander principe moeten we ons er tegen teweerstellen.”

“De Amerikaanse cinema is net als de hamburgers van McDonald’s: uitstekend maar overal precies hetzelfde. In alle hoofdsteden van de wereld hangt de affiche die ook tegenover de ingang van dit theater hangt: Schwarzengger met een machinegeweer in de aanslag.”

“Wat gebeurt er in Europa? In Europa heb ik persoonlijk het gevoel van zo’n groot verdrietig makend kerkhof. Kerkhoven waar van die prachtige grafstenen zijn te bewonderen maar waar geen leven is te zien. Weer dient zich dezelfde vraag aan: wat is er gebeurd met die mensen die een monument hebben gemaakt van de Europese cinema? Van Fellini in het Zuiden tot Bergman in het Noorden. Die mensen hebben geen zin of kracht meer, of zijn gestorven. Hoe komt het dat er geen opvolgers zijn? Ik denk dat weer hetzelfde geldt: als die mensen er niet zijn is dat te wijten aan het feit dat wij er geen behoefte aan hebben.”

“Nu wacht ons de eenwording van Europa. En die eeuwige vraag: hoe moet die Europese cinema er uit gaan zien? Er wordt gesproken over identiteit maar niemand weet wat daar achter schuil gaat. Hoe moet die identiteit zich openbaar maken, wie moet die identiteit bepalen? Ik geloof niet in een cinema over problemen, die problemen zou moeten oplossen. Ik geloof in een cinema over mensen, over de hoop en het lijden van mensen. De hoop op een identiteit is eigenlijk de individualisering. En die hoop zal er in Spanje iets anders uitzien, en het lijden in de Sovjet-Unie zal er iets anders uitzien. Vrouwen in Parijs lachen maar ze lachen net iets anders dan vrouwen in Warschau. Hoewel een soortgelijke wortel onder ons allen voelbaar is en ons met elkaar verbindt zijn we tegelijkertijd zeer verschillend.”

“Ik geloof in datgene dat tegelijkertijd gelijkheid is en verschil. Ik geloof dat een Griek iets zal kunnen vertellen dat een Fransman interesseert en een Rus iets dat alle Europeanen interesseert. Mits ze niet in de eerste plaats over problemen vertellen. Een Pool zal niet het typisch Poolse kunnen uitleggen, en een Nederlander kan niet zeggen wat de specifieke Nederlandse identiteit is. Beiden zullen echter in staat zijn om een geschiedenis te vertellen over mensen waarbij het er niet toe doet of dat nou Nederlanders zijn of Polen. Het is niet belangrijk waar je de camera neerzet maar waarom je de camera ergens neerzet.”

Ouderlijk huis
Kieślowski besloot zijn verhaal met twee anekdotes over het wederzijdse onbegrip tussen Europa en Amerika. Voor de Amerikaanse uitbreng van La double vie de Véronique moet hij een paar dingen aan de film wijzigen. Amerikanen horen bij voorbeeld niet dat in het begin van de film Pools en later Frans wordt gesproken. Voor hen is het gewoon een vreemde taal. Niet zo belachelijk als het lijkt, aldus Kieślowski, want wie van ons hoort het verschil tussen Koreaans en Chinees? Hij zal nu kleine teksten toevoegen om het verschil in taal duidelijk te maken.

Ook het einde, waarin Véronique terugkeert naar haar ouderlijk huis, wordt veranderd. Voor Amerikanen heeft het ouderlijk huis niet die speciale emotionele waarde die het voor Europeanen heeft. Dat werd Kieślowski duidelijk toen hij in het vliegtuig naar Amerika sprak met een Duitse ramenfabrikant. Naarmate deze man de garantie van zijn ramen geleidelijk verlaagde van vijftig naar uiteindelijk vijf jaar werden ze steeds beter verkocht. Amerikanen willen niet vijftig jaar op dezelfde plek wonen en als ze daarvoor hebben betaald hebben ze het gevoel dat ze die periode er uit moeten halen. Na vijf jaar is het voor hen afgelopen.

Kieślowski kiest er voor om rekening te houden met dergelijke cultuurverschillen in plaats van de Amerikanen voor idioten uit te maken.

Ook in de bijdragen van forumleden Frans Weisz en Dennis Wigman (producent van onder andere Greenaway) lag het accent op financiering van Europese coproducties en het afzetten van de Europese tegen de Amerikaanse cinema. Het publiek deed enkele pogingen om het fenomeen Europese film van een inhoudelijk etiket te voorzien. De opmerking waar inleider Frans Thomése de avond mee had geopend (“Het thema van vanavond is de Europese film. Een beetje vrijblijvend thema eigenlijk.”) werd daarbij fraai geïllustreerd. Een lang en met applaus ontvangen betoog uit de zaal over het zoeken naar grote humanistische principes als kenmerk van de (midden-)Europese cinema werd door Frans Weisz ontvangen met: “Ach, het gaat toch gewoon over ons dagelijks leven. Niks Europa.” Waarop de spreekster onmiddelijk toegaf met: “Laat dat Europa dan maar zitten.” En zo is het. Laat Europa maar zitten en maak maar gewoon mooie films.