IFFR: Judit Elek

Rebelse grand lady van de Hongaarse cinema

Encounter

In het oeuvre van filmveteraan Judit Elek balt zich een halve eeuw Hongaars filmverleden samen. Een portret van de scenarist, regisseur en producent die Hongaarse demonen in haar werk nooit uit de weg ging. Het IFFR toont een uitvoerig retrospectief.

Hoe goed kennen we het werk van vrouwelijke filmmakers? De vraag is een open deur, want het besef is inmiddels doorgedrongen dat hun werk decennialang onder het tapijt is geveegd. Mark Cousins’ veertien uur durende Women Make Film, een compilatie uit 2018 van het werk van vrouwen in de filmwereld vanaf de uitvinding van de cinema, laat dat nog eens overtuigend zien.

Dat Judit Elek in Cousins’ opsomming ontbreekt, is dan wel weer een omissie. Deze filmmaker is niet zomaar iemand in een vergeten hoekje van de cinema, maar een grand lady van de Hongaarse cinema.

Elek werd in 1937 geboren in Boedapest in een geassimileerd seculier Joods gezin, met een vader met communistische sympathieën die als antiquair de kost verdiende. In de oorlog werd het gezin in het nauw gedreven en in 1944 opgesloten in het getto van Boedapest. Met haar ouders en broer overleefde Elek de oorlog, maar haar halfzus werd vermoord in een concentratiekamp. Later hoorde Elek de gruwelijke details: voor haar dood werkte haar halfzus gedwongen als seksslavin voor kampbewakers.

In de eerste naoorlogse periode speelde in Hongarije, zoals in alle Europese landen, de Holocaust nauwelijks een rol in de collectieve herinnering. Joodse overlevenden hielden zich gedeisd en probeerden in stilte het leven weer op te pakken. Dat gold ook voor Elek en haar ouders en broer. Als tiener las Elek alles wat los en vast zat en bleek ze literair talent te hebben. Na de middelbare school won ze een literatuurwedstrijd met als prijs toelating tot de Faculteit der Letteren. Toch nam ze een andere afslag. Haar ambitie was verschoven door haar groeiende interesse in film. “Ik keek naar alle Scandinavische, neorealistische en Sovjetfilms”, zei ze in een van haar schaarse interviews met het Hongaarse tijdschrift Filmvilag in 2007. Ze wilde regisseur worden, wat ze niet tegen haar ouders vertelde, “want die zouden me erom vermoorden.”

Woningnood
Halverwege de jaren vijftig gistte het in Hongarije. De Sovjet-Unie had het land in 1944 bevrijd van de nazi’s en er een repressief communistisch systeem gevestigd. De onvrede over het gebrek aan vrijheid leidde in 1956 tot de Hongaarse Opstand, die door het Russische leger meedogenloos werd neergeslagen. Ook op de Hogeschool voor Film en Theater, waarvoor Elek in dat jaar was toegelaten, heerste een tumultueuze sfeer. De studenten wilden geen didactisch-communistische films meer maken, maar geïnspireerd door de Franse Nouvelle Vague het werkelijke leven laten zien. In 1958 richtten jonge filmtalenten, onder wie Elek, de onafhankelijke Béla Balász Studio op. In 1961 studeerde ze er af als regisseur.

Twee jaar later liet ze met Encounter (Találkozás) zien over een volstrekt eigen filmstem te beschikken. De korte fictiefilm volgt een vrouwelijke verpleegkundige op een afspraakje met een man. De twee wandelen in Boedapest door een park, drinken wat in een café en willen een film gaan zien, die uitverkocht blijkt te zijn. De sfeer van de ontmoeting is prettig, maar pijnlijke herinneringen van beiden aan eerdere relaties staan een mogelijke liefdesverhouding in de weg. De twee nemen ’s avonds afscheid, waarna de laatste scène toch nog de mogelijkheid openhoudt dat de ontmoeting tot een vervolg zal leiden.

Voor die tijd bijzonder is dat Találkozás volledig vanuit het perspectief van de vrouw is gefilmd. Opmerkelijk is ook de openhartigheid waarmee beide personages over hun liefdesleven praten. Terloops toont de film, die zich grotendeels op straat in Boedapest afspeelt en een documentaire indruk maakt, hoe de woningnood relaties bemoeilijkt. Zo sneuvelde de eerdere relatie van de man, omdat hij geen huis had en zijn geliefde niet bij zijn ouders wilde intrekken. Ook de vrouw in Találkozás heeft geen eigen woonruimte; ze woont in bij het gezin van een collega.

Rebellie
Toen Elek net was afgestudeerd aan de Hogeschool voor Film en Theater kroop het bloed toch nog waar het later niet meer zou gaan: in 1964 publiceerde ze de autobiografisch geïnspireerde roman Awakening (Ébrédes), die ze in 1995 zelf verfilmde. Het in de jaren vijftig spelende boek portretteert een Joodse tiener die zich eenzaam en verlaten voelt na de plotselinge dood van haar moeder. Haar vader werkt ver weg als ingenieur in een ijzergieterij, zodat hij niet voor haar kan zorgen. De tiener trekt in bij haar opa, die een communaal huis deelt met een kibbelend stel, maar als hij naar Canada emigreert staat ze er alleen voor. Nukkig en rebels verzet ze zich op school tegen de rigide discipline. In flashbacks zien we het gezin in gelukkiger tijden, maar ook in de nazitijd. In de fantasie van het hoofdpersonage duikt haar moeder geregeld op, om raad te geven en met haar te kibbelen. Met het Jodendom heeft de tiener niets: “Ik zal nooit een Jood zijn”, horen we haar in zichzelf zeggen.

How Long Does a Man Live?

Het zinnetje zegt veel over Elek, die zich het grootste deel van haar leven nauwelijks interesseerde voor haar Joodse afkomst. Ze ontleende haar identiteit niet aan haar Joods zijn, maar aan de rebellie van de naoorlogse generatie tegen het repressieve stalinisme en de patriarchale verhoudingen.

Elek deed dat in zowel documentaire als fictie en soms in een interessante combinatie van beide. In de documentaire How Long Does a Man Live? (Meddig él az ember?, 1967) toont ze hoe een staalarbeider na veertig jaar noeste arbeid met pensioen gaat en thuis worstelt met zijn arbeidsloze leven. Terwijl hij kibbelt met zijn vrouw worden jonge knullen op een bedrijfsopleiding klaargestoomd voor een doods fabrieksleven. Oppervlakkig gezien doet de film denken aan Nederlandse wederopbouwfilms, zoals van Bert Haanstra, maar onderhuids levert hij kritiek op het reduceren van mensen tot vervangbare radertjes in een zielloos economisch systeem.

The Lady from Constantinople

Aanrecht
How Long Does a Man Live? past in de Hongaarse stroming van sociaalkritische films in de jaren zestig en zeventig. Maar wat Elek onderscheidt van andere filmmakers in die tijd is dat de meeste van haar films over vrouwen gaan. Illustratief is haar speelfilmdebuut The Lady from Constanti­nople (Sziget a szárazföldön, 1968). De film portretteert een eenzame oudere vrouw, die in Boedapest in een appartement in een wooncomplex woont. Op zoek naar aanspraak zien we haar dwalend door de stad. Thuis luistert ze naar melancholieke muziek die haar aan vroeger doet denken. Zoete herinneringen heeft ze aan de reis naar Constantinopel die ze in 1929 als tiener maakte met haar vader, die kapitein was.

De film, die door het losse camerawerk een documentaire indruk maakt, is een karakterstudie, maar levert ook kritiek op het leven in een gemeenschappelijk wooncomplex. De bewoners roddelen er vilein op los en gunnen elkaar het licht in de ogen niet. De schrijnende woningnood wordt zichtbaar als de vrouw haar appartement wil ruilen voor een kleinere woonruimte en er tientallen belangstellenden langskomen. Met The Eighth Day of the Week (A hét nyolcadik napja, 2006) liet Elek bijna veertig jaar later zien dat er wat de woningnood betreft weinig is veranderd, want hierin wordt een vrouw door de vastgoedmaffia uit haar huis gezet.

The Eighth Day of the Week

De combinatie van sociale kritiek en karakterstudie is typerend voor het werk van Elek. Een goed voorbeeld is de documentaire On the Field of God in 1972-73 (1974), die op het platteland het leven van een paar meisjes volgt. Hun levenspad staat vast: zij worden in een huwelijk gedrongen, waarna ze de rest van hun leven vastzitten aan kinderen en aanrecht. De film toont een horkerig patriarchaal systeem, waarin de wil van de man wet is. In het aangrijpende vervolg A Commonplace Story (Egyszerű történet, 1975) accepteren ouders de geliefde van hun dochter niet; een andere tiener wil juist niet trouwen en in plaats daarvan een opleiding volgen om zelfstandig te kunnen leven. Ze knokt er hard voor, maar belandt in een afgrond als ze het slachtoffer wordt van seksueel geweld.

Schapen
Zoals veel Joodse oorlogsoverlevenden verdrong Elek lange tijd haar Joodse afkomst, het lot van haar familie (met als dieptepunt het gruwelijke einde van haar halfzus) en de Holocaust. Als onderdeel van de filmgeneratie van de jaren zestig had ze meer aandacht voor het heden dan voor het traumatische Hongaarse verleden. Maar toen ze ouder werd, liet het verleden zich niet langer verdringen. In bijna alle films die Elek vanaf haar vijftigste maakte, speelt de Jodenvervolging een rol.

Haar eerste ‘Joodse’ film, de speelfilm Memories of a River (Tutajosok, 1989) baseerde ze op een ware gebeurtenis in 1882 op het Hongaarse platteland. Joden werden ervan beschuldigd een christelijk meisje om haar bloed te hebben vermoord, wat tot antisemitisch geweld leidde. Zo worden in de film het huis en de schaapskooi van een herder in brand gestoken. Dat in deze scène veertien rennende brandende schapen zijn te zien – naar verluidt gebeurde dat op gezag van Elek – leidde tot veel protest. Een groep Poolse wetenschappers drong er in 1990 bij de autoriteiten op aan om Elek als dierenbeul de toegang te weigeren tot Polen, waar ze een prijs zou krijgen. De ‘schapenaffaire’ wordt sindsdien in elk biografisch artikel over Elek vermeld. Hoe het precies is gegaan, kan Elek mogelijk vertellen tijdens haar bezoek aan het IFFR.

Jodenvervolging
Er volgden meer ‘Joodse’ films. Dertig jaar na publicatie van Awakening verfilmde Elek de autobiografisch geïnspireerde roman. Haar documentaire Elie Wiesel Goes Home (Mondani a mondhatatlant: Elie Wiesel üzenete, 1996) portretteert de in Hongarije geboren schrijver en Nobelprijswinnaar.

Fascinerend is het met illustratieve archiefbeelden gelardeerde A Free Man: The Life of Erno Fisch (Egy szabad ember – Fisch Ernő élete, 1998). Daarin vertelt een in 1903 geboren Hongaarse Jood over zijn leven in het Hongarije van de twintigste eeuw, met als dieptepunt de Jodenvervolging, die hij overleefde door te vluchten. Ook in Eleks laatste speelfilm Retrace (Visszatérés, 2011), een combinatie van een roman van Marguerite Duras, een Hongaarse novelle en Eleks familiegeschiedenis, doemt de Holocaust op. Elek zei er tien jaar geleden dit over: “Helaas zijn wij vandaag de laatste generatie die de oorlog nog heeft meegemaakt. Het is enorm belangrijk om door te geven hoe het was. Daarom draait mijn hele leven om te vertellen wat er werkelijk is gebeurd. Ik hou niet van legendes. Die zijn vals, hoe mooi ze ook geschreven zijn.”

Op zoek naar de historische en psychologische waarheid: om minder ging het nooit bij Elek.


Focus: Judit Elek op het IFFR, 25 januari t/m 5 februari 2023 | Het retrospectief telt achttien films | Judit Elek is aanwezig op het festival