Godard en Greenaway

Geflipte dromen

Tekening uit Fort Asperen Ark

Twee filmmaker-polemisten richtten deze zomer een tentoonstelling in. Jean-Luc Godard in Parijs en Peter Greenaway in het Zuid-Hollandse Asperen. Of hoe je geen film meer nodig hebt om iets film te laten zijn.

Pourqoi pas?” “Waarom niet?”, heeft iemand met ragfijne potloodlettertjes op de muur in een van de tentoonstellingszalen van het Centre Pompidou in Parijs geschreven. “Dit-mois svp Jean-Luc.” “Zeg het me, alstublieft Jean-Luc.” En dan een telefoonnummer.

Ik heb het niet gebeld.

Jean-Luc is natuurlijk Jean-Luc Godard, de grote filmmaker-polemist uit de Franse naoorlogse cinemageschiedenis. Ooit eens was hij een hemelbestormer die het Pantheon van de Franse filmgoden omver wilde werpen en er minder heilige films voor in de plaats wilde maken. Weg met de cinéma de papa. Hier is de nouvelle vague. Nu is hij zelf een orakel dat zich van een soort alledaagse geheimtaal bedient die zo simpel is dat je er heel lang over na kunt denken wat hij nu precies bedoelt.

introduction
à
une
véritable
histoire
du
cinéma
la
seule
la
vraie

staat er in de dikke verzamelbundel die de vier tekst- en fotodelen van zijn Histoire(s) du cinéma in een nieuwe editie bijeen heeft gebracht. Je kunt de bladzijden als een buitenmaats model filmflipboekje langs je vingers laten ritselen en dan in sneltreinvaart de acht afleveringen van de tv-serie waarin Godard tussen 1989 en 1998 de filmgeschiedenis deconstrueerde door je blikveld zien trekken.

Zo is het meest complexe wat er ooit over film-in-film-over-film-achter-film verscheen weer terug waar het ooit allemaal begon: bij de sensatie van beweging, van opeenvolgende plaatjes die betekenis krijgen door de manier waarop ze aan je oog voorbij komen. Net zoals in die openingszin de woorden dankzij hun lay-out beginnen te spreken. Een beetje als een metafysische reclameslogan: introductie op een werkelijke geschiedenis van de film de enige de echte. Kortom: u hoeft niet bij de concurrentie te gaan shoppen, want dit is de enige echte Sachertorte en hij is ook nog eens werkelijk waar. Of cinema schoon en goed is en hoe, dat gaat Godard in die associatieve beeldenstorm nog wel even bewijzen. Maar z’n filosofisch-wetenschappelijke fundament is op goed-demagogische wijze alvast gelegd: wat er verder ook gezegd wordt, opgeroepen, in twijfel getrokken, ondermijnd, ondervraagd, gesuggereerd, wáár is het wel.

Utopie
Het oeuvre van Godard is steeds meer een soort Gesamtkunstwerk geworden, waarin het ene beeld niet zonder het andere kan, de volgende film citeert uit de vorige en de hele wetenschappelijke bibliotheek van de Godardianen door de meester in zijn semi-kluizenaarschap ongetwijfeld met grote opwinding wordt bijgehouden. Daar past ook de tentoonstelling bij die het Parijse museum voor moderne kunst Centre Pompidou hem vroeg in te richten. Het zou een allesomvattende expositie worden, waarin in negen zalen de pijlers van de filmgeschiedenis zouden worden opgetrokken en afgebroken tegelijkertijd. Waarom die tentoonstelling er niet kwam, is onderwerp van controverse: volgens met museum om artistieke redenen, volgens gastcurator Godard ook om financiële. En zo bleef zijn Voyage(s) en utopie precies dat: een droom.

Wat er deze zomer wel te zien was in de Franse hoofdstad waren de maquettes die Godard (zelf!) in elkaar geknutseld had, verdeeld over drie ruimtes: Avant-hier (voor-gisteren), Hier (gisteren) en Aujourd-hui (vandaag). Op Senses of Cinema is in een artikel van Alex Munt een getekend plattegrondje van de expositie te zien met een lijst van de tentoongestelde kunstwerken en film- en televisiefragmenten (op flatscreens, monitoren en gameboy-grote beeldschermpjes). Het geheel zag eruit als een uit z’n voegen gerukt huis, met een slaapkamer, een keuken, een woonkamer, een studeerkamer en een werkkamer waarin het bewegende beeld omnipotent is.

Wij leven het filmbeeld en het filmbeeld leeft ons.

Waarom (niet)?
En — toeval of niet: de ‘grote’ herschikking van de vaste collectie die het museum tegelijkertijd zelf inrichtte onder de noemer Le mouvement des images herleest de geschiedenis van de beeldende kunst ook vanuit die alomtegenwoordigheid van het bewegende beeld. Tegenover de negen pilaren van Godard in de zijgalerie op de tweede verdieping (droom, montage, fabel, parabool, metafoor, beeld, allegorie, devoir(s) — plicht, huiswerk, het-moeten-zijn — en onbewust-verwant) staan in het echte museum op de vijfde veel schoolser: herhaling, projectie, vertelling en montage. Veel (avantgarde) kortfilms uit de indrukwekkende collectie van het Pompidou worden in loops geprojecteerd en moderne en postmoderne kunstwerken die door bijvoorbeeld hun repetitieve karakter of hun collagestructuur ‘filmisch’ zijn te noemen, staan erbij en laten naar zich kijken.

Le mouvement des images ordent; Voyage(s) en utopie (ondertitel: ‘À la recherche d’un théorème perdu‘) zoekt (en werpt omver). En vindt geen — zoals Proust — verlossing.

Zoals gebruikelijk zijn de vragen interessanter dan de antwoorden.

En toch luidt die vraag op de muur: ‘Waarom niet?’ En niet: ‘Waarom?’

En aangezien ik Godard er stiekem van verdenk dat zelf op de muur te hebben gekrabbeld ‘blader’ ik nog eens door zijn beelden: zijn zorg om de dominantie van de Hollywood-cinema, oorlog en onderdrukking, geknechte liefde en onvoorwaardelijke filmliefde, zijn voortdurende dialectiek van beeld en tegenbeeld.

Waarom (niet)?

Waarom zouden we er niet gewoon alleen maar naar kijken, dit briljante onvoltooide scenario voor een onrealiseerbare film. Waarom zouden we er niet overheen dwalen, deze onafgebouwde en alweer afgebroken filmset. Waarom zouden we niet eens naar de banaliteit van Godards woorden en beelden kijken. Is niet alles bij hem de vraag van Hamlet naar zijn of niet-zijn en het verlangen om tegelijkertijd zijn en niet-zijn te zijn?

Noach
De catalogus van de tentoonstelling die Peter Greenaway inrichtte, Fort Asperen Ark: A Peter Greenaway Flood Warning, is ook een flipboek. Geen tekst. Alleen maar tekeningen. Van hoe het begon te regenen en de storm kwam en de aarde overspoelde en opdroogde. Griezelig toepasselijk in een van de wonderlijkste bouwsels die de Nederlandse strijd tegen en met het water heeft voortgebracht: een fort van de Hollandse waterlinie, aan de vooravond van de zondvloed die ons volgens cultuurpessimist Greenaway te wachten staat.

En ook bij Greenaway behoort alles wat hij maakt tot een artistiek masterplan: het wanhopige universum van pathologisch verzamelaar Tulse Luper. Keurig genummerde en gerubriceerde koffers vol bouwstenen en beschavingsresten (rozen, bloed, vrouwenondergoed, bagagelabels, steenkool, bieten, kaarsen, as, landkaarten, kinderspeelgoed, van alle dieren twee).

In Fort Asperen is de bijbelse Noach Tulse Lupers alter ego. Via drie danteske sferen cirkelen we door het fort. Beneden waden we door het water (hel? de bouwstenen van ons bestaan? het onbewuste?). De begane grond is de aarde (het aardse voorgeborchte? de inspanningen van onze arbeid? het lichaam?). Bovenin huist de lichte regenboog (hemel? cultuur en metafysica? de geest?). En bovenop prijkt een ark, een onvoltooide ark, die tegelijkertijd een toren van Babel is, want we zijn reddeloos verloren.

Door de alomtegenwoordigheid van licht en duisternis, lege witte muren en spiegelend water, wordt alles wat we zien (met oog en geestesoog) projectie. Wordt alles film.

Geen verlossing.

Een en al film.


Fort Asperen Ark: A Peter Greenaway Flood Warning is nog te zien tot en met 24 september 2006 in Fort Asperen.
Le mouvement des images is nog te zien tot en met 27 januari 2007 in Centre Pompidou in Parijs.
De tentoonstelling Voyage(s) en utopie, Jean-Luc Godard 1946-2006 is afgelopen. Je zou ook kunnen zeggen dat hij nooit heeft plaatsgevonden.
Jean-Luc Godard. Documents (redactie: Nicole Brenez, Michael Witt, Éditions du Centre Pompidou, Parijs, 2006) is onder meer verkrijgbaar via de website van Cente Pompidou.
De vier delen van Histoire(s) du cinéma zijn als teksteditie verschenen in een verzamelband (Gallimard, Parijs, 2006). De dvd’s zijn momenteel niet verkrijgbaar.