Filmen voor minimumloon

"Je belt net te vroeg", zegt Juliette Jansen, secretaris van het Dutch Director’s Guild, de club die vecht voor de belangen van regisseurs. Er komt goed nieuws aan, zegt ze, maar voor wat dat goede nieuws precies behelst, zijn we dus net te vroeg. Meer dan dat een betere honorering voor regisseurs in aantocht is ("zit in het vat") en dat dit jaar "flinke stappen" gezet gaan worden, kan ze er nu niet over zeggen.

De reden kunnen we raden, want het Filmfonds en de omroepen schijnen volgens insiders de inkomenspositie van filmmakers eindelijk serieus te nemen en over oplossingen (meer geld) na te denken. Het is duidelijk dat Jansen het broedproces, dat naar verwachting binnenkort tot resultaten leidt, niet wil verstoren. Of regisseurs binnenkort met geld kunnen gaan smijten, moeten we dus nog even afwachten.

Dat er iets moet gebeuren is duidelijk, want Jansen noemt een intern onderzoek van het Dutch Director’s Guild, waaruit blijkt dat documentairemakers ongeveer twintigduizend euro bruto per jaar verdienen. Dat is net boven het minimumloon van ruim achttienduizend euro.

Dat lage inkomen klinkt vreemd bij een beroepsgroep die een dagprijs van 400 euro mag rekenen. "Dat lijkt redelijk, maar is een lumpsum voor de hele productieperiode", zegt Jansen. In gewonemensentaal wil dat zeggen dat regisseurs voor de ontwikkelingstijd van filmprojecten niet worden betaald. Het verklaart dat velen van hen een minimuminkomen hebben, want het maken van een film neemt al snel twee jaar in beslag.

Wie voor het geld in de filmwereld gaat werken, kan beter cameraman of editor worden. Ook zij hanteren dagprijzen, maar zijn veel minder voorbereidingstijd kwijt aan films. Zij verdienen gemiddeld dan ook meer dan regisseurs, ook omdat ze vaker aan meerdere projecten tegelijk werken.

Jansen vindt het om twee redenen hoog tijd dat regisseurs beter betaald worden. "Filmmakers horen een fatsoenlijk honorarium te krijgen. Het is ook bevorderlijk voor de kwaliteit van hun films als ze er in alle rust en vrijheid aan kunnen werken." Er speelt nog iets. Het regiehonorarium maakt ruwweg 80 à 90 procent uit van het inkomen van regisseurs. De rest komt van nevenactiviteiten, zoals lesgeven, en uit auteursrechtelijke vergoedingen.

Omroepen en tv-zenders die films uitzenden, betalen daarvoor geld aan de VEVAM, de organisatie die voor regisseurs het geld van de auteursrechten int. Klinkt simpel, maar in de praktijk moesten slepende rechtszaken de ‘kabelaars’ tot betaling dwingen. En nog steeds zijn auteursrechten een bron van conflicten in de snelveranderende audiovisuele sector. Het gaat niet alleen meer om vergoedingen voor filmvertoningen op tv, maar ook voor de vertoningen via andere media, zoals Video on Demand (VoD), het streamen van films, waarmee de filmbranche hoopt het verdwijnen van de dvd financieel een beetje te compenseren. De vergoedingen hiervoor leidden ook tot conflicten tussen filmmakers en VoD-distributeurs, die men nu met arbitrage hoopt op te lossen.

Rond auteursrechten woedt een loopgravenoorlog waarin filmmakers voor elke meter voortgang hard moeten vechten. Sommige zaken veranderen nooit. Dat wist lang geleden de in 2004 overleden regisseur en VEVAM-oprichter Wim Verstappen ook al: "De aanspraken van auteurs op een vergoeding bij kabeldoorgifte of thuiskopiëring zijn niet van God gegeven. Er moet voor gevochten worden, gesoebat, gepraat. Ook over de verdeling van de opbrengsten uit die vergoeding tussen de diverse rechthebbenden staat niets in de Bijbel. Dat is een kwestie van ruziemaken en het dan eens worden."

Kortom: wordt vervolgd.


Lees ook ‘Acht regisseurs over hun inkomen’ uit hetzelfde nummer van de Filmkrant.