Een festival zonder films
Een kus van Keanu Reeves

Locarno festivalscreening in tuin Grand Hotel, 1947
Filmfestivals moeten veranderen, willen ze niet hun eigen ecologische, logistieke en economische dystopie creëren. Maar niemand weet hoe. Dana Linssen bezocht deze zomer Karlovy Vary, Locarno en Sarajevo en stelde zich voor wat er zou gebeuren als alle veranderingen die nu gaande zijn – van klimaatcrisis tot AI – voortdenderen.
Alle journalisten op het filmfestival met een van de grootste openluchtschermen in Europa waren oud. Sommigen hadden de typemachine nog meegemaakt. Of hun handgeschreven stukken aan de stenograaf van de krant doorgebeld. Schrijffouten inbegrepen. Ze waren de enigen van wie de adressen nog terug te vinden waren in het verspochte papieren archief dat in de kelders van het festivalkantoor bewaard werd door een koppige en inmiddels zelf stokoude archivaris, die bij de volledige digitalisering van het festival hoofdschuddend had gemompeld dat ze daar nog spijt van zouden gaan krijgen.
Hij had ze per brief moeten uitnodigen. Hij had ze gevraagd naar hun jongere collega’s, maar de meesten moesten toegeven dat ze die nooit helemaal serieus hadden genomen met hun blogs en later Twitter- en Instagram-accounts, hun video-essays en live filmkritiek en dat ze eigenlijk niemands achternaam of privéadres wisten: “Tijdens de pandemie hadden we het nog wel eens over degrowth, donut-economieën en duurzaamheid, en maakten we nog weleens grappen dat we elkaar ansichtkaarten moesten gaan sturen en dat we moesten uitrekenen of de post nou echt zoveel duurder was dan e-mail, alle energiekosten en sociale verliezen inbegrepen, maar het is er door de oorlog nooit van gekomen”, zeiden ze.
De archivaris kwam uit een oud geslacht van bankiers, dus hij wist alles van boeken. Van gedichten en romans, van schaduwboekhoudingen, adressenboekjes, Rolodexen en indexen. Want wat is een archief als je er de weg niet in weet, wat is collectief geheugen als je niet eens weet wie het collectief is?
Onweersbuien
De catalogi had hij tot 2023 weten veilig te stellen. Dat was het jaar dat de hotels en pensions in het welgestelde bergdorp enorme hoeveelheden van die goudgele boekwerken naar de recyclestations hadden gebracht en de oevers van het meer vol plastic lagen. De meeste gasten hadden hun reserveringen voor het volgende jaar niet meer veiliggesteld. “Het wordt te duur”, hadden ze beschaamd en beteuterd gezegd.
Het persarchief dateerde tot ongeveer 2010. Toen waren de meeste kranten opgehouden hard copies van hun festivalverslagen op te sturen en was de meeste verslaggeving online gegaan. Compleet was het al lang niet meer. Zelfs prijswinnende films, innovatieve artfilms of opmerkelijke debuten werden toen al niet meer in een bijzin genoemd.
De eerste paar jaar had hij nog de moeite genomen om de e-mails en de meegestuurde bestanden uit te printen, maar de meeste waren verloren gegaan bij een van de watervloeden die de festivalkelders onder water hadden gezet. De onweersbuien die op gezette tijden het twaalfde-eeuwse stadje teisterden waren altijd al onvoorspelbaar geweest, maar ze waren in het eerste kwart van de 21ste eeuw heviger geworden. Net als de hittegolven waardoor de hotels aan het Lago Maggiore hun airconditioners harder lieten loeien en de bussen die in geval van regen de duizenden bezoekers van de Piazza Grande naar een van de noodlocaties vervoerden koud waren als een mortuarium.
Er waren weken geweest dat hij ’s nachts zwetend wakker werd van de angst dat er in Ticino een bosbrand uit zou breken. “Als ratten in de val”, murmelde hij in zijn slaap.
Artificiële Intelligentie
Hoeveel tijd er inmiddels voorbij was gegaan wist hij niet. Misschien was hij wel even weggedommeld. Hij zat tussen de dozen en staarde naar The New York Times van 28 augustus 1994. Zijn handen hielden de krant zo stevig vast dat het papier tussen zijn vingers verkruimelde. Lang bleven zijn ogen hangen op de kwart-pagina-advertentie van de film Barcelona (1994) van Whit Stillman. Dertig jaar geleden. De Amerikaanse indieregisseur had een paar jaar eerder een Zilveren Luipaard gewonnen voor zijn debuut Metropolitan (1990) en nu was zijn nieuwste film in de Amerikaanse bioscopen uitgegaan.
De acteur in de getekende advertentie leek wel een beetje op de jonge Nicole Kidman. Maar recentelijk leek ook de oude Nicole Kidman op de jonge Nicole Kidman en speelde Nicole Kidmann ook in films waarvoor ze helemaal niet op de set had gestaan.
Na de grote Hollywood-stakingen van 2023 hadden de studio’s en de vakbonden een oplossing gevonden voor wat in de volksmond AI-films waren gaan heten. Om films die door ‘echte’ mensen waren gemaakt te onderscheiden van films die door AI’s tot stand waren gekomen was afgesproken om eenvoudigweg een extra letter aan de achternaam van de AI-kloon toe te voegen. Kidman werd Kidmann. Niemand die het zag.
Het is zo makkelijk om een extra letter over het hoofd te zien, als hij al niet door een automatische spellingscorrector wordt onderschept.
De opluchting was van korte duur. De studio’s hadden moeten buigen en de grote inkomensverschillen tussen A-listers en de rest waren zo dan niet weggewerkt, dan toch voor een groot deel rechtgetrokken. Maar het hyperkapitalisme van Hollywood liet zich niet zo snel buitenspel zetten. Voor de grote mediaconglomeraten was het alleen maar een extra reden om versneld in zelfgeneratieve filmproductie te investeren. Voor de techbedrijven een aansporing om schaamteloos toe te geven dat ze al zoveel verder waren met hun ontwikkelingen dan in die zomer vol bosbranden en overstromingen werd gedacht.
De geest was uit de fles. Tegen het einde van 2023 had een dieplerende super-AI de commerciële film- en mediaproductie voor 99 procent overgenomen. De kleine lettertjes in de nieuwe contracten, die omslachtig stelden dat er gezamenlijk zou worden gezocht naar nieuwe termen om te voorkomen dat films die door mensen waren gemaakt ‘echt’ werden genoemd, had niemand serieus genomen. ‘AI is het nieuwe echt’, schreven de vakbladen. Een enkele sombermans en een verdwaalde gelegenheidsoptimist hadden opgemerkt dat het toch ook bijna niemand meer kon schelen of een film digitaal of analoog geproduceerd of vertoond werd.
Binnen een paar maanden was de chaos compleet. En daarna was het internet ingestort onder het virtuele gewicht van data en een tekort aan energie. Datagebruik werd gerantsoeneerd volgens de wetten van de markt: nieuwe streamingfilms en series kregen prioriteit, een Wikipedia-pagina bezoeken of een e-mail verzenden werd onbetaalbaar.
Hollywood-spel
Hij staarde naar de getekende advertentie tot zijn ogen traanden. Van ouderdom en al die jaren die hij van daglicht verstoken in archieven, montagekamers en bioscoopzalen en achter zijn zonnebril had doorgebracht. Maar ook een beetje door een ondefinieerbaar verdriet. “Archiefkoorts”, zei zijn partner als het weer zo ver was. En ze lachten er samen even om. Maar het zat dieper. Cinefilie was een doodsritueel. Elke dag.
In het artikel boven de advertentie werd onder de kop ‘They Just Don’t Want to Be Cannes’ gememoreerd hoe de Amerikaanse filmster Sandra Bullock het festival had bezocht om de film Speed (1994) te promoten, een actiefilm over een op hol geslagen bus. De journalist had opgemerkt dat de acteur in elk interview werd gevraagd hoe het was om tegenspeler Keanu Reeves te kussen. Maar ook dat de film niet het prime time slot op de Piazza Grande had gekregen, dat was gegaan naar het “relatief onbekende Through the Olive Trees van de Iraanse regisseur Abbas Kiarostami”.
Er werd een Amerikaanse festivalprogrammeur geciteerd die zei dat het festival beter moest leren het Hollywood-spel te spelen, wilde het meekunnen in de race met de grote Europese drie Berlijn, Cannes en Venetië. “Je hebt Hollywood-sterren nodig om de aandacht te trekken”, had ze gezegd. In 2023 waren er geen Hollywood-sterren en schreven alle kranten en influencers over het ontbreken van sterren. De laatste films die er wel werden vertoond, kregen daardoor nog minder aandacht.
Herinneringen
Zoals dat gaat in dit soort verhalen: op een dag ging het gerucht dat er een filmfestival zou komen. Er was tijd voorbijgegaan. Een jaar. Een eeuw. Film was een herinnering.
Alle bezoekers van het festival dat dit jaar het grootste openluchtdoek in Europa in de opslag liet staan – want er waren toch geen films om te vertonen – waren jong. Ze waren op geruchten afgekomen. Ze kwamen van dichtbij, te voet, op de fiets. Er was een jonge vrouw te paard. Anderen kwamen van verder, het laatste stuk in een volgepakte stoptrein die onregelmatig en zonder dienstregeling reed. Alle inwoners van het stadje dat in de hoogtijdagen van de festiviteiten met gemak z’n populatie verdubbeld zag, hadden hun deuren opengesteld.
Niemand wist meer wat een filmfestival met films ooit geweest was. Maar een filmfestival zonder films, dat was iets nieuws. De nieuwe directeur beklom het podium. Ze sprak door de hoorn van een oude grammofoon om tot in de verste hoeken van het grote plein verstaanbaar te zijn. Ze zei: “Let’s skip the film and go to the discussion right away!” Iedereen begon te lachen. De oude archivaris beklom het podium. Er waren mensen die beweerden dat hij ooit zelf filmmaker was geweest, dat hij de archieven van de filmgeschiedenis ondersteboven had gekeerd op zoek naar bewijs dat de cinema had gefaald. Hij nam zijn bril af en zei: “Vanavond delen we herinneringen.”
Hij begon een recensie voor te lezen: “Hij is een weerbarstige wonderdoener, Simon Mágus uit de gelijknamige film van Ildikó Enyedi, wiens naam verwijst naar de gelijknamige mysticus uit de vroegchristelijke tijd. Maar de Hongaarse magiër die anno 1998 met tegenzin naar Parijs komt om een moord op te lossen en terloops de uitdaging van een oude rivaal aanneemt om drie dagen levend begraven te worden, is niet zo hoogmoedig als zijn illustere voorganger. Hij is vooral moe. Moe van toverkracht en paranormale trucs. Moe van een wereld die wonderen verlangt.”
De jonge vrouw die een week eerder te paard uit Arlesheim was vertrokken, riep: “Dat heeft mijn tante geschreven. Dat is de laatste film die ik met haar heb gezien voor de grote wipe-out. Het was zomaar een film, niet groots, niet bijgeschreven in de boeken. Maar ik moest er toch om huilen aan het einde. Ik zal jullie laten weten hoe het verder gaat.”
De avond viel. Het laatste licht weerkaatste in spiegels en ramen. Er dansten schimmen op de statige huizen rondom het plein.
En toen begon ze te vertellen.
Voor Manou Olivia van den Bergh, David Deprez, Kevin B. Lee, Yoana Pavlova en Ana Šturm.