Expo Günter Peter Straschek in Cinematek Brussel

Een rebel in het museum

Günter Peter Straschek (midden) met Carlos Bustamante en Johannes Beringer op de set van Labriola

Omstreden figuren die na hun dood in de vergetelheid belanden worden zelden museumwaardig geacht. Cinematek Brussel verrast aangenaam door een tentoonstelling te wijden aan Günter Peter Straschek, de Oostenrijkse cineast, criticus en historicus die niet enkel politiek actief was in de protestbeweging van 1968 maar ook uitgroeide tot een expert op het vlak van ‘filmemigratie uit nazi-Duitsland’.

‘Mijn vraag aan emigranten of ze nazi-Duitsland ook verlaten zouden hebben wanneer ze niet Joods waren geweest, stuitte op veel verontwaardiging’, schrijft Günter Peter Straschek (1942-2009) vanuit Hollywood aan de bevriende filmmakers Danièle Huillet en Jean-Marie Straub. ‘Maar ik ben er van overtuigd dat 99% van hen gebleven zouden zijn en nazi’s waren geworden zoals de rest van het opportunistische film- en theatergespuis.’

Zijn brief van 15 november 1974 maakt deel uit van het archiefmateriaal (scripts, voorbereidende documenten voor filmopnames, foto’s, boeken, tijdschriften zoals Filmkritik, postkaarten, et cetera) dat, samen met Strascheks films, te ontdekken valt in de nog tot 20 juni lopende tentoonstelling Günter Peter Straschek: Militante film en filmemigratie uit nazi-Duitsland in Cinematek Brussel.

Dankzij de expo in Cinematek (opgezet in samenwerking met het Goethe-Institut Brussel en gecureerde door Julian Volz) en de daaraan gekoppelde vertoning van het bijna veertig jaar verborgen gebleven filmwerk van Straschek maken we kennis met een icoon van de generatie 1968. Een eigenzinnige en rebelse cineast, historicus en filmtheoreticus die in de jaren zestig vanuit Wenen via Amsterdam naar Berlijn emigreerde om daar samen met medestudenten aan de Deutsche Film und Fernsehakademie Berlin (Helke Sander, Harun Farocki, Hartmut Bitomsky en later Baader-Meinhof-lid Holger Meins) een belangrijke rol in de protestbeweging te spelen.

De in het Oostenrijkse Graz geboren anti-conformist verzette zich met passie tegen de naoorlogse maatschappelijke orde en de in zijn ogen te conservatieve wereld van filmmakers en -critici. Met stevige uithalen (in tijdschrift Filmkritik) naar ‘het feuilletonistische en ideologische gezwets dat zich in Duitsland voordoet als filmkritiek’, uitgesproken marxistische pleidooien en politiek geladen experimentele filmprojecten vol vervreemdingseffecten.

Hurra für Frau E.

Tegen de cinema
Straschek werd, wegens te radicaal, uit de filmacademie gekegeld en hield de filmwereld al na enkele kortfilms voor bekeken. Wie eind vorige eeuw film studeerde kent ongetwijfeld het in 1975 uitgegeven ‘rode’ (door edition suhrkamp uitgegeven) boekje van Straschek, Handbuch wider das Kino (‘tegen’ de cinema), of zijn autobiografisch essay ‘Straschek 1963-74 West-Berlin’ (‘de vraag is niet of een film realistisch is, maar hoe’). Maar zijn films bleven onzichtbaar. Geboycot en gebannen, benadrukte de maker.

De tentoonstelling in Cinematek en het eraan gekoppelde retrospectief bieden de kans te ontdekken hoe radicale, in Brechtiaanse esthetiek gedrenkte militante films als Hurra für Frau E. (1967), Ein Western für den SDS (1968) en Zum Begriff des ‘Kritischen Kommunismus’ bei Antonio Labriola (1970) de maatschappelijke positie van de vrouw zowel in de samenleving als in politieke bewegingen fileren. Met een portie gortdroge citaten maar ook een dosis sarcastische humor. Weinig verwonderlijk dat Straschek stuitte op zowel kritiek als onbegrip.

Schouderophalend begon hij aan wat een heus levenswerk zou worden. Bij het werken aan zijn in 1975 gepubliceerde handboek stuitte hij op een thema dat iedereen links liet liggen: de emigratie van ruim tweeduizend bekende en minder bekende filmmakers uit nazi-Duitsland naar Hollywood. Met verbetenheid zette Straschek zich aan het researchen, het verzamelen van documenten, het archiveren van foto’s en het (samen met zijn echtgenote Karin Rausch) interviewen van de emigranten.

Beeld uit de Straschek-expo. Foto: Ernst Thiesmeier

Filmmakers op de vlucht
Van de ruim duizend interviews met emigranten werden er uiteindelijk tachtig gebruikt voor de vijfdelige (WDR) televisiedocumentaire Filmemigration aus Nazideutschland (1973-1975). Straschek werkt met statische camera, lang aangehouden shots en beknopte tussentitels om het verleden tot leven te wekken via de getuigenissen van zowel filmiconen (Fritz Lang, Billy Wilder, Lotte Eisner, John Brahm) als minder bekende figuren uit de filmwereld (Herman Milakowsky, Dolly Haas, Ingeborg Therek, Heinrich Fraenkel).

De openingsbeelden van Filmemigration aus Nazideutschland ogen onschuldig: op een binnenplaats volgen toeschouwers een voetbalwedstrijd. Alleen blijkt het een fragment uit de nazipropagandafilm Theresienstadt (1944), onder dwang geregisseerd door acteur Kurt Gerron, bekend van Der blaue Engel. En: ‘haast geen spelers en toeschouwers overleefden de oorlog. De regisseur werd vergast in Auschwitz.’ De toon is gezet, terwijl de ondertitel ‘wie slim was ging snel weg’ meteen voor spanning zorgt.

Regisseur Fritz Lang vertelt als eerste getuige op theatrale wijze over zijn ontmoeting met propagandaminister Goebbels. Die prees tijdens een speech Langs samen met Thea von Harbou (die later met nazi-sympathisant Veit Harlan zou samenwerken) geschreven Die Nibelungen (1924) om dan te zeggen dat hij Das Testament des Dr. Mabuse (1933) ‘helaas’ had moeten bannen. “Einde van een fijne avond”, stelt Lang droogjes. Om dan te bekennen dat enkele dagen later het angstzweet hem uitbrak bij Goebbels aanbod om de Duitse filmindustrie te leiden. “Ik heb dezelfde avond het land verlaten.”

Hitler’s Madman (Douglas Sirk, 1943)

Naar Hollywood
Hoe snel alles omsloeg illustreert Straschek door deel twee te openen met een clip uit Der Kongress Tanzt (1932), een vrolijke musical die een immense commerciële hit bleek. “Het jaar daarop begon de emigratie”, stelt de documentairemaker, die netjes opsomt wie van cast en crew allemaal met regisseur Erik Charell naar Hollywood trok. “Vijf jaar later was de film verboden.”

Lotte Eisner, John Brahm, Douglas Sirk, Billy Wilder en vele anderen verklaren dat zij snel de bui zagen hangen en vaak halsoverkop vertrokken. Anatole Litvak stelt dat hij zijn conclusies trok toen een Joodse collega voor zijn ogen in elkaar werd geslagen: “Dat was het einde. Twee dagen later verliet ik Berlijn en Duitsland. Tegen vrienden vertelde ik dat ik enkel zou terugkeren met een geweer. In 1945 kwam ik terug in een Amerikaans militair uniform.”

Haast terloops laat Litvak, regisseur van de Edward G. Robinson anti-nazifilm Confessions of a Nazi Spy (1939), zich ontvallen dat hij in Berlijn gearresteerd werd na een valse beschuldiging van spionage. Een verhaal verzonnen door een collega die dacht promotie te kunnen maken. Een opening waar Straschek gretig induikt om duidelijk te maken dat flink wat opportunisten blij waren met de door de massale emigratie vrijgekomen plaatsen in de Duitse filmindustrie.

Straschek plaatst die houding in context via een fragment uit een speech van Goebbels: “Men zei in het verleden dat we Joden niet uit kunst konden verdrijven omdat ze met te veel waren, dat we de plaatsen niet zouden kunnen invullen. Dat bleek fout.” Straschek benadrukt ook dat niet iedereen even sterk walgde van het fascisme. Regisseur G.W. Pabst (Die Büchse der Pandora, Westfront 1918) keerde zelfs terug naar nazi-Duitsland, al was dat volgens een vriend “omdat zijn vrouw hun eigendom in Oostenrijk niet wilde verliezen.”

To Be or Not to Be (Ernst Lubitsch, 1942)

Straschek in het filmmuseum
Filmemigration aus Nazideutschland krijgt dankzij de Günter Peter Straschek Expo in het Brusselse filmmuseum een extra dimensie maar is sowieso aan een herwaardering toe. Dit is een ijzersterk historisch document dat illustreert hoe verschillend de verhalen waren van de migranten die in Hollywood hun stempel op de filmindustrie zouden drukken.

En hoe aangrijpend. Wanneer Camila Spira vertelt hoe ze na haar vlucht uit Duitsland via Nederland in Westerbork belandde en zo de enige zogenaamde bekende acteur was die terugkeerde uit de kampen word je toch even stil. De documentairemaker trouwens ook, want op haar richting de camera gestelde vraag “Wat wil je nog weten, mijnheer Straschek?” komt geen reactie. Soms is stilte de enige optie, besefte de rebel die anders nooit om woorden verlegen zat.


Günter Peter Straschek: Militante film en filmemigratie uit nazi-Duitsland | Expo en Museum Nocturnes nog tot 20 juni | Filmretrospectief tot 26 juni, met naast films van Straschek ook werk van o.m. Fritz Lang, Ernst Lubitsch, Douglas Sirk, Jacques Tourneur en Peter Lorre | CINEMATEK, Brussel