Rowwen Hèze – Blieve loepe

Samen tot in het oneindige

Rowwen Hèze – Blieve Loepe

In de vriendelijke documentaire Rowwen Hèze – Blieve loepe viert de Limburgse feestband zijn veertigjarig bestaan. In korte portretjes reflecteren de bandleden op hun onderlinge verhoudingen.

In 1992 brak Rowwen Hèze door naar een groot publiek met een krachtig optreden op het Pinkpop-festival. De registratie van het concert laat een soepel op elkaar ingespeelde band zien. Met de folkpunk-energie van The Pogues en de warme levendigheid van hun tex-mex-helden Los Lobos pakken de Limburgers hun publiek in, zingend in hun eigen taal. Duizenden fans brullen luidkeels mee met de bierhymne ‘Bestel mar’.

Drieëndertig jaar na dat legendarische optreden bereidt de band zich voor op een concertreeks in America, het Noord-Limburgse dorp waar hun wortels liggen. Het is al jaren een traditie van de band om het seizoen hier af te sluiten met optredens onder de noemer Slotconcert. Rowwen Hèze viert zijn veertigjarige bestaan en daarom wordt het grootser aangepakt dan ooit. De festivaltent die wordt opgebouwd in het dorp met 2200 inwoners is volgens een van de organisatoren zo groot als “twee keer de Ziggo Dome”.

Vrijblijvend is zo’n ‘thuiswedstrijd’ niet volgens een bandlid. Voor veel Limburgers is Rowwen Hèze belangrijk en daardoor voelt de band een verantwoordelijkheid om “tot in het oneindige samen te blijven”.

Ingeklemd tussen fragmenten uit het legendarische Pinkpop-concert en het grote Slotconcert zoomt regisseur Ruud Lenssen in op de verschillende bandleden. Drummer Martîn Rongen herinnert zich hoe hij daags na de roes van Pinkpop met beide benen op de grond werd gezet door een klagende klant – hij werkte destijds als groenteboer. Gitarist van het eerste uur Theo Joosten vertelt over zijn relatie met de band, die door de jaren heen niet probleemloos was. Graag had hij wat meer ruimte gekregen voor zijn eigen gitaarpartijen, “maar we zijn geen rockband, terwijl ik eigenlijk wel een beetje een rockgitarist ben”.

Bassist Wladimir Geels trad in 2013 toe tot de band en van de onderlinge strubbelingen van weleer heeft hij weinig meegekregen. Aan een groepje basgitaarleerlingen vertelt hij vol bewondering over de fans die zich bij concerten beschilderen met varkensstiften. We zien dat accordeonist en producer Tren van Enckevort muzikaal een stevige vinger in de pap heeft, maar zijn houding ten opzichte van de band is professioneel afstandelijk. Nee, echt vrienden zijn ze niet, maar ze zijn hem allemaal wel dierbaar.

In het meest uitgesproken portret zien we hoe frontman Jack Poels een lied schrijft over zijn aan MS overleden vader en het invalidenwagentje dat die kon kopen met financiële steun van de dorpsbewoners. Zijn worsteling om te zingen over zo’n persoonlijk onderwerp vindt een mooie apotheose in een intiem optreden waar het nummer ten doop wordt gehouden.