Esmé Lammers over het jubilerende Lang leve de koningin
Een fantastisch zelfportret
Lang leve de koningin
De geliefde jeugdklassieker Lang leve de koningin, over een meisje dat leert schaken, is dertig jaar oud en daarom te zien bij Eye. Esmé Lammers’ speelfilmdebuut is nog altijd haar meest persoonlijke film. “Hoe vind je je eigen weg als je steeds in een keurslijf wordt geduwd?”
Toen Lang leve de koningin, het speelfilmdebuut van scenarist/regisseur Esmé Lammers in november 1995 in première ging, was het een instant klassieker. Niet alleen werd de film uitgeroepen tot de beste van internationaal kinderfilmfestival Cinekid, maar ook tot de beste van de jaaroogst bij de Gouden Kalveren.
‘Charmant’, ‘elegant’ en ‘fantasierijk’ zijn veelgebruikte kwalificaties voor het verhaal over een eigenzinnig achtjarig meisje dat op zoek naar haar vader in een schaaksprookje belandt. Alles draait daarin om de witte koningin, die de regels voor het spel bedenkt. Een zeldzame magisch-realistische vertelling in een filmland waar sociaalrealisme doorgaans de toon zet. En pas de tweede Nederlandse speelfilm met een meisje in de hoofdrol.
Lammers droeg de film op aan haar grootvader, schaakgrootmeester en wereldkampioen Max Euwe. Diens schaakcursus voor kinderen, het boekje Oom Jan leert zijn neefje schaken uit 1935, gebruikte ze als inspiratiebron. Maar uiteindelijk was kinderen leren schaken niet de hoofdzaak, vertelt Lammers.
Schoolmelk
“Als er één ding is dat mijn leven heeft getekend, is het wel het gymschoen-incident. Ik was acht jaar en zat in een klas waar één kindje bij de lunch steeds z’n schoolmelk niet wilde opdrinken. Op een gegeven moment zei de meester, op betuttelende toon: ‘Ik weet het goed gemaakt: de hele klas blijft binnen totdat jij je melk op hebt.’ Dan beginnen er natuurlijk allemaal kinderen te jengelen: ‘Drink je melk nou op, dan kunnen we naar buiten!’ Toen werd ik zó kwaad!”
“Ik trok de gymschoenen uit de kast en gooide ze naar die meester. Waarom ik zo kwaad werd kon ik niet uitleggen. Ik kon niet zeggen: ‘Meneer, misschien is hij wel allergisch.’ Of: ‘Dit is iets tussen u en hem, daar kun je de rest niet medeplichtig aan maken.’ Het werd een heel gedoe. Ik werd uit de klas gehaald. Een gesprek met mijn moeder, de directeur erbij.”

“Daarna merkte ik dat andere kinderen een soort ontzag voor me hadden. Maar ook roddelden. Of zich van me wegdraaiden als ik op het schoolplein langsliep. Sindsdien bleef ik weg en ben ik vaak van school gewisseld.”
“Net als Sara, mijn hoofdpersonage in Lang leve de koningin, was ik een echte tomboy. School vond ik verschríkkelijk! Zodra iemand zei: wanneer heb je het af?, had ik zoiets van: dat bepaal ik zelf wel. Ik doe iets omdat ik het zélf interessant en belangrijk vind. En dan ga ik het heus wel een keer inleveren. Of niet.”
“Heel vaak is er dan een soort druk, vanuit wantrouwen. Het schoolsysteem is erop gebaseerd dat kennis je door de strot gedouwd moet worden. Daar kon ik héél slecht tegen. Zodra ik kon rekenen, rekende ik uit hoeveel uur van m’n leven ik al op school had gezeten. Ik verveelde me drie slagen in de rondte.”
Spelenderwijs
“Toen mijn moeder en vader uit elkaar gingen was ik was acht maanden oud. Mijn moeder was een alleenstaande, werkende moeder met drie opgroeiende dochters. Mijn vader – een Amsterdamse wethouder – kende ik alleen maar uit de krant, net als Sara. Mijn grootvader, die heel beroemd was omdat hij wereldkampioen schaken was geweest, was wel een belangrijke figuur bij ons thuis. Hij was er regelmatig, hielp zakelijke dingen te regelen, was een rots in de branding. Maar schaken heeft hij mij niet geleerd. Daar had hij helemaal geen tijd voor.”
“Op de middelbare school was er wel een leraar wiskunde die dacht: o, een kleindochter van Max Euwe en ze is goed in wiskunde, dat wordt een pro! Die ging op een gegeven moment met me schaken. Maar ik kon er helemaal niks van. Pas toen ik van productiehuis Bos Bros het verzoek kreeg een kinderserie te schrijven, heb ik me echt in het schaakspel verdiept.”
“Zes afleveringen van 25 minuten werden het. De bioscoopfilm is er een indikking van. Het leek me leuk om kinderen te leren schaken, ook omdat ik het zelf nooit had geleerd. Maar meer dan een spelletje heb ik er nooit in gezien. Zo werd er bij ons in de familie overigens ook naar gekeken. Mijn grootvader was in de eerste plaats wiskundige. Schaken deed hij erbij. In de jaren dertig was hij daar zó goed in, dat hij – tot zijn eigen verrassing – wereldkampioen is geworden.”
“Aan de hand van zijn boekje Oom Jan leert zijn neefje schaken wilde ik het schaakspel tot leven wekken. Een mooie manier om te laten zien dat iemand die ergens goed in is, meer ziet dan anderen. Als je heel goed meubels kunt maken, zie je precies waarvan en hoe iets is gemaakt, terwijl wij alleen maar een tafeltje zien dat we wel of niet mooi vinden.”
“In de film speelt de koning bijvoorbeeld de gekkenmat, de kortst mogelijke partij. Ik heb ook een partij gebruikt die mijn grootvader speelde, die Sara tegen haar vader speelt. En ze speelt een langere partij uit Oom Jan tegen de meester, waarin ze een belangrijk stuk offert.”
Obstakel
“Uiteindelijk heb ik – net als mijn opa – onder meer wiskunde gestudeerd. Dan krijg je steeds een stelling die je moet bewijzen op basis van de dingen die je weet. Zo heb ik het verhaal ook opgebouwd: door eerst de basisingrediënten aan de kijker te geven, om dan gaandeweg de stelling te bewijzen: dat je alleen iets kunt leren als je het leuk vindt.”
“Zo laat ik aan het begin van de film het schaakspel zien in een draaiende beweging: niet als een streng spel, maar als iets speels. Er is een meisje dat niet goed is in school, maar waarom? Al vrij snel wordt duidelijk dat ze het wel kan, maar dat haar hersenen anders werken. De leraar staat voor de maatschappij: een ongelofelijke opportunist die alleen op resultaten gericht is. Hij ziet haar niet staan, tot ze succes heeft, ook al heeft hij daar niets aan bijgedragen. Mensen zijn niet altijd slecht, maar kunnen wel een behoorlijk obstakel zijn. Het gaat over het overwinnen van obstakels om je doel te bereiken.”
“In de film laat ik Sara van het toernooi vertrekken voor ze van haar vader wint. Ze wordt niet als ‘de beste’ op het schild gehesen. Terwijl iedereen in de pers opeens enorm over haar gaat lopen opscheppen. Maar ze doet het niet voor de buitenwereld. Ze is alleen maar bezig met dat schaken: daar gaat ze helemaal in op.”
“Het ging mij erom dat ze een binnenwereld heeft, een fantasiewereld die je serieus mag nemen. Dat iets niet altijd is wat het lijkt. Dat je iemand soms niet snapt en dus niet te snel moet oordelen. Dan wordt iemand boos en denk je: poe! Maar als je je even in hem of haar verdiept, dan snap je waarom. Sara wordt op een gegeven moment ook kwaad op die meester als-ie haar niet snapt. Als ze de tafels moet opdreunen maakt ze er een leuk spelletje van. En dan denkt hij dat ze het weer niet heeft geleerd, terwijl ze hartstikke haar best heeft gedaan.”
“Met een schaakspel kun je het intellect fysiek verbeelden, voelbaar maken voor de kijker, op een magisch-realistische manier. Dat het schaaksprookje over de witte koningin een feministische inslag heeft is niet heel bewust. Ik koos een meisje in de hoofdrol omdat ik zelf een meisje ben. Dat was geen statement. De koningen die maar één stapje tegelijk kunnen maken, dames die zo ver mogen als ze maar willen: daar speelde ik mee.”
Ideaal
“Het is uit al mijn films wel degene die het meest dichtbij me staat. Net als mijn hoofdpersonage ben ik best wel een denker. Het gaat over hoe je je eigen interesses volgt en je eigen weg vindt als je de hele tijd in een keurslijf wordt geduwd. Dat is wel de strijd die ik heb gevoerd. En nog steeds trouwens.”

“De koningin is natuurlijk heel licht. Met Monique van de Ven sprak ik af: zodra je een kroon op je hoofd hebt ben je een koningin. Ik wilde geen autoritaire figuur, maar een vrolijke koningin, die problemen graag wil oplossen met een opbouwende insteek. Dus zetten we muziek op zoals ‘Singin’ in the Rain’ voor ze een scène inging.
“Deep down is haar personage een beetje geïnspireerd op de nannie from heaven uit The Sound of Music. Iemand die niet oordeelt, maar oplost. Zoals mijn koningin tegen Sara zegt: ‘Jij lijkt mij een slim kind. Jij kunt ons vast helpen.’ Die koningin is het ideaalbeeld. Met gevoel voor rechtvaardigheid en speelsheid stelt zij de regels vast: zo gaan we het doen. Ik wou dat ik dat wat meer had, zo met de dingen om kunnen omgaan. Ik blijf nog wel met gymschoenen gooien in plaats van iets op te lossen of m’n eigen weg te gaan.”
Gehaktmolen
“Wat ik wel een beetje van mijn grootvader heb geërfd, is dat die driftig kon worden als iemand iets zei wat hij onlogisch vond. Als iets gewoon niet klopte. Dat heb ik ook, vooral met de betuttelende manier waarop filmsubsidie wordt verdeeld. Toen Hans Dijkstal voorzitter van het Filmfonds was, zei hij altijd als mensen daarover mopperden: ‘Je hebt geen récht op subsidie; je hóeft niet aan te vragen.’ En dan zei ik: ‘Nee, maar je hebt wel recht op een goeie beoordeling.’ Dat het geen handjeklap is of wordt overgelaten aan mensen die nog nooit hebben bewezen dat ze kwaliteit kunnen herkennen of weten hoe dat ontstaat.”
“Ik denk wel te kunnen zeggen dat hoe filmscripts nu door de gehaktmolen worden gehaald niet het beste uit filmmakers haalt. Als je je niet verdiept in what makes filmmakers tick, waar je ze mee ondersteunt, maar ze top-down gaat vertellen wat goed voor ze is, en ze dan ook nog dwingt alles via het fonds en producenten te doen: gezien de resultaten levert dat niet de beste films op. Ik vind dat je in mensen moet investeren, in de ontwikkeling van talentvolle regisseurs.”
“Daarvoor heb ik in opdracht van het Filmfonds vijftien jaar geleden een objectief alternatief ontwikkeld, dat een eind maakte aan inhoudelijke bemoeienis door het fonds: ‘Makers op waarde geschat’. Een wiskundig model, gebaseerd op beloning van behaalde resultaten. Het fondsbestuur zou er in 2010 een pilot mee starten. Maar de nieuwe directeur trok daar een streep door. Daar zou ik achteraf wel wat meer als een koningin mee om hebben willen kunnen gaan. Maar wie weet is de tijd nu pas rijp voor een Filmmakersfonds.”
“Ik geloof niet dat Lang leve de koningin ooit een professionele schaakster heeft voortgebracht. Maar daar ging het ook niet om. Wel komen er na afloop vaak mensen naar me toe die zich soms onbegrepen voelen, die zich door de film gesteund weten. Daar zitten ook filmmakers bij die het daardoor minder erg vonden om een buitenbeentje te zijn. En die Lang leve de koningin doorgeven en aan hun kinderen laten zien.”
Op zondag 12 oktober viert Eye Filmmuseum het dertigjarig jubileum van Lang leve de koningin met een feestelijke vertoning met nagesprek met Esmé Lammers en Monique van de Ven. Daarna is de film in de herfstvakantie nog twee keer op het grote doek te zien. Hij is ook beschikbaar op de Eye Film Player.