Cinema onder vuur: Armenië
Over de staat van de Armeense cinema
Illustratie: Sterre Meijerink (bewerkt)
Welke krachten bedreigen de vrijheid van filmmakers? Filmkrant verzamelt in een serie internationale bijdragen hoe politieke en economische krachten inwerken op de nationale filmwereld. Deze maand: Armenië, waar een nieuw wetsvoorstel Sovjet-tijden in herinnering roept.
De fluwelen revolutie van 2018 bracht verandering in veel Armeense sectoren, inclusief de filmindustrie. Onder directeur Shushanik Mirzakhanyan veranderde er veel bij het National Cinema Center of Armenia (NCCA), de belangrijkste bron voor filmfinanciering. Er kwam meer inspraak en invloed voor filmprofessionals zelf. Het nieuwe beleid ging in 2019 in en snel daarna ontvingen de eerste projecten financiering via de nieuwe regelingen.
Hoewel covid en de oorlog in Nagorno-Karabach in 2020 direct weer een verlaging van het budget veroorzaakten (pas in 2022 kwam het terug op het oude niveau van 900 duizend euro per jaar), gaf het nieuwe beleid een positieve impuls aan de filmindustrie.
Armeense films vonden hun weg naar internationale festivals en – misschien wel belangrijker – er kwamen meer internationale coproducties. Zo was Aurora’s Sunrise (Inna Sahakyan, 2022) de eerste Armeense film die financiering ontving via Eurimages.

Het was een direct gevolg van het transparante beleid van het NCCA, een scherp contrast met de verhalen over corruptie en voortrekkerij die het instituut al sinds de Sovjet-tijden aankleefden. De hervormingen gaven vertrouwen aan een nieuwe generatie lokale filmmakers, die dankzij het fundament van een betrouwbaar instituut Europese coproducenten aan hun projecten wisten te verbinden. Diverse festivals en andere initiatieven versnelden dit proces, zoals het industrieplatform GAIFF Pro op het Golden Apricot Film Festival en het op de regio gerichte festival Eurasia.DOC.
Geen overleg
Wat nog ontbrak was specifieke wetgeving voor de Armeense filmsector. Bij gebrek daaraan bleef het bijvoorbeeld onmogelijk om aan te sluiten bij het MEDIA-programma Creatief Europa, terwijl deelname daaraan allerlei financiële deuren zou kunnen openen voor filmproducenten.
Aan zo’n wet werd gewerkt. Nadat meerdere werkgroepen maandenlang in nauwe samenspraak met filmprofessionals hadden gewerkt, lag er een wetsvoorstel bij het Armeense parlement. Een van de belangrijkste beoogde hervormingen daarin is het ontbinden van het NCCA, dat wordt vervangen door het nieuwe National Cinema Fund of Armenia (NCFA), dat het ondersteunen en ontwikkelen van de nationale filmindustrie als primair doel moet krijgen.
Maar tot veler verbazing kwam de regering onlangs met een aangepast wetsvoorstel, met wijzigingen waarover met niemand in de filmindustrie vooraf was overlegd. Dat is niet vreemd als je ziet welke wijzigingen er worden voorgesteld, want die vormen een zware bedreiging voor de autonomie van filmmakers.
In plaats van “ondersteunen” krijgt het fonds (dat wil zeggen: de staat) in het gewijzigde voorstel de rol van producent en rechthebbende. De revisie omschrijft het als volgt: “Het nationaal orgaan verwerft de rechten over de films die het financiert en kan ook zelf activiteiten ontplooien in de filmproductie, zowel onafhankelijk als via andere economische entiteiten waarin het aandeelhouder is of anderszins een bepalende invloed op het beleid heeft.”
In een verantwoording voor de wijzigingen in het wetsvoorstel gaf de regering nadere toelichting: “Het eerdere wetsvoorstel ontneemt het nationale instituut de kans om actief deel te nemen in de productie en beperkt haar rol tot enkel ondersteunen. Daarmee wordt de slagkracht van het instituut beperkt en het bemoeilijkt bovendien het doorvoeren van langetermijnstrategieën. De beoogde wijzigingen geven het instituut de middelen om deel te nemen aan het productieproces, te investeren, rechten te verwerven en winst te verdelen met het oog op verdere financiering.”
Oftewel: als de wijzigingen worden geaccepteerd wordt het NCFA de nationale beleidsmaker, de enige bron van publieke financiering, een actieve filmproducent, rechthebbende voor álle geproduceerde films en winstverdeler – en daarmee een enorme speler op de commerciële markt.
Directe bedreiging
Het is bepaald geen nieuwe strategie: in feite weerspiegelt dit voorstel hoe het nationale instituut Hayfilm (ook bekend als Armenfilm) in de Sovjet-tijd opereerde, en ook opvolger NCCA nog lang daarna – tot het roer in 2018 werd omgegooid. Decennialang tierde omkoperij en corruptie welig onder dat beleid, terwijl er maar mondjesmaat films werden geproduceerd.
De Armeense cinema ligt dus daadwerkelijk onder vuur. Het gewijzigde wetsvoorstel is een directe bedreiging voor de filmindustrie. Allereerst omdat het meerdere internationale overeenkomsten schendt waaraan Armenië zich heeft gecommitteerd, zoals het Audiovisual Media Services Directive van de EU, meerdere Unesco-overeenkomsten en de Convention on Cinematographic Co-Production van de Raad van Europa. Als het wetsvoorstel in de huidige vorm wordt aangenomen, gaat de deur naar Europees geld via bijvoorbeeld Eurimages en Creative Europe direct op slot, aangezien die instituten enkel financiering verstrekken aan producties die onafhankelijk van enige politieke invloed worden gemaakt. Ook Armeense producenten die onafhankelijk van het NCFA werken zullen er niet meer aan kunnen kloppen, aangezien steun vanuit het nationale bestel een kern-eis is voor deelname aan Europese coproducties.

Daarnaast nodigt de nieuwe wet uit tot overheidscensuur en corruptie en creëert het overduidelijke belangenverstrengeling: door van een publiek fonds een marktspeler te maken, verschuift de prioriteit van culturele ontwikkeling naar winst. Al met al zet de wet de hele filmindustrie op losse schroeven.
De filmwereld heeft zich verenigd in het gevecht tegen deze onzinnige onderneming, maar het lijkt erop dat het spel niet eerlijk gespeeld wordt. Enkele weken geleden werden de wijzigingen gepubliceerd op een digitaal platform waar filmprofessionals voor of tegen het voorstel konden stemmen. In de commentaren verschenen dertig zeer gedetailleerde, kritische reacties waarin filmwerkers de negatieve gevolgen van het voorstel uiteenzetten. Niemand sprak zich uit vóór de wet. En toch schoot de teller van de voor-stemmen in de laatste momenten dat gestemd kon worden omhoog naar 175, tegenover de 112 stemmen tegen. Velen in de filmindustrie vragen zich af waar deze “spooksteun” vandaan komt.
De regering hult zich in stilzwijgen; er wordt niet gereageerd op de vele e-mails vanuit de industrie met vragen over de gang van zaken. Intussen heeft de directie van het NCFA een werkgroep uitgenodigd om de voorgestelde wijzigingen eindelijk inhoudelijk te bespreken. Er is een eerste bijeenkomst geweest, waarover niets naar buiten is gebracht. Een tweede ronde gesprekken wordt nu voorbereid – we kunnen enkel hopen op een echt gesprek en meer transparantie.
Sona Karapoghosyan is een filmcriticus en curator uit Jerevan en medeoprichter van GAIFF Pro, de industry-tak van het Golden Apricot Film Festival. Ze schrijft voor diverse Armeense en internationale publicaties. Dit artikel is mede gebaseerd op analyses en bronnen van het Armenian Unified Film Platform.
Vertaling Joost Broeren-Huitenga