De avonden

Hoei boei! Een winterfilm

De avonden

Het werk van Gerard Reve is eerder verfilmd (De vierde man door Paul Verhoeven en Lieve jongens door Paul de Lussanet), maar niemand had zich gewaagd aan de debuutroman van Reve: De avonden, iedereens favoriete boek. Filmer Rudolf van den Berg, scenarioschrijver Jean Ummels en vertolker Thom Hoffman bedachten een Frits van Egters die veel lijkt op de jonge Reve zelf.

Er zijn mensen die elk jaar op 22 december het boek openslaan en de eerste regels voor zich uit prevelen: “Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.”

Het is natuurlijk de opening van de in november 1947 verschenen roman De avonden, die als ondertitel Een winterverhaal droeg. De auteur noemde zich toen nog Simon van het Reve. Op de omslag van de eerste druk het silhouet van een jongen die in de deuropening van een donker Amsterdams huis staat. De hemel hangt laag boven de smalle straat.

Een winterverhaal is het zeker, maar de knusheid en de warmte die de ondertitel en de openingszin lijken te beloven zijn ver te zoeken.

In zijn veelbeluisterde programma Van boek tot boek voor de VARA-radio besprak Garmt Stuiveling het boek op 18 februari 1947 en in zijn verhaal kon men de onrust van het literaire establishment tussen de regels door horen: “Verveling, eentonigheid, landerig leuteren, misselijk geroddel, monomane theorieën over haaruitval en allerlei andere ziektes, onbelangrijke en onsmakelijke lichamelijke verrichtingen en verschillende dromen vormen de grauwe kleurloze stof, waarvan dit werk is geboetseerd.” En verderop spreekt Stuiveling van een ”bewonderenswaardige beheersing van de vorm.”

Het contrast tussen de stilistische vaardigheid van de 23-jarige auteur en zijn nihilistische levensbeschouwing deed enige critici, die een Wederopbouw-optimisme voorstonden, spreken van een ‘verspilling van talent’.

Reve volgt in De avonden de lotgevallen van Frits van Egters gedurende de laatste tien dagen van 1946. De cynische en vaak hartverscheurende monoloog van de romanheld betreft vooral zijn ouders, die hij met een mengeling van afschuw en mededogen gadeslaat. De hardhorigheid en eetgewoonten van de vader worden gedetailleerd beschreven: “Zijn vader mengde de sla door persen met de vork met de aardappelen en moeste alles met de uien samen. ‘God, almachtige, zie onze daden en beproevingen, zei Frits bij zichzelf, naar de hand kijkend, die de vork gestaag op en neer bewoog. Hij voelde zijn gezicht warm worden.

In geen boek wordt zo vaak op de klok gekeken als in De avonden. Frits voelt de tijd door zijn vingers glippen als de zinloze rituelen van alledag zich aan elkaar rijgen. ”Frits keek op de klok. Alles is verloren,dacht hij, alles is bedorven. Het is tien minuten over drie. Maar de avond kan nog veel vergoeden.”

Maar de avond brengt geen verlossing, evenmin als de nacht, de morgen en de volgende avond. Elke dag schaart de familie zich rond de eettafel en ziet Frits hoe zijn vader een kleverige paplepel in de suikerpot steekt. De vorige dag lijkt op de volgende dag. De dood en, nog erger, kaalhoofdigheid, zitten Frits op de hielen en op de radio spelen The Skymasters ‘Overal zie ik jouw ogen’ met zang van Arie Toleman. Er lijkt geen ontsnapping mogelijk.

De avonden is natuurlijk een zeer geestig boek, met een merkwaardig contrast tussen de huiselijke calamiteiten en Frits van Egters plechtstatige stijl. Climax van zijn klacht is de klassieke vruchtenwijnscène, waarin zijn moeder voor het enorme bedrag van drie gulden vijftig een fles wijn denkt te hebben gekocht om het jaar feestelijk uit te luiden, maar Frits ontdekt bij nadere inspectie dat het om Bessen-appel-vruchtensap gaat. “Bessen-appel, zei hij bij zichzelf, bessen-appel. Help ons, eeuwige, onze God. Zie onze nood. Uit de diepten roepen wij tot u. Verschrikkelijk.”

Als het jaar voorbij is en voor even de beklemming van de verstrijkende tijd van hem afvalt, vraagt hij mededogen voor zijn ouders. ”Ze gaat bij het lezen met haar kop heen en weer. Ze is mijn moeder. Zie haar onmetelijke goedheid.” De tegelijk humoristische en navrante toon, de wankele balans tussen Frits’ cynisme en zijn sentimentaliteit lijken de voornaamste uitdaging voorde scenarioschrijver die zich aan het boek wenst te vergrijpen.

Kroontjespen
Toen begin dit jaar bekend werd gemaakt dat De avonden, het monument van de na-oorlogse Nederlandse letterkunde dan inderdaad verfilmd zou worden, waren de reacties heftig. Twee gevoelens streden om voorrang: verontwaardiging over wat bij voorbaat al als een aanslag op een literair meesterwerk werd gezien (terwijl alleen een briljante verfilming een boek kan aantasten!) en nieuwsgierigheid naar de casting.

Het bericht dat Thom Hoffman de rol van Frits van Egters op zich zou nemen haalde de voorpagina van het NRC Handelsblad. De film was hiermee een nationale zaak geworden. Na de stormachtige voorpubliciteit bleef het een tijd stil rond de productie; de film moest tenslotte nog gedraaid worden. En nu de avonden om vijf uur beginnen, de bomen kaal zijn en de kachel loeit komt de film uit.

Het scenario is van Jean Ummels, die voor Veronica de serie Gemene verhalen schreef, wat bepaald geen vertrouwenwekkend gegeven genoemd kan worden. Het probleem van Ummels was natuurlijk de afwezigheid van een plot, een spanningsboog. Dit is op een aantal manieren opgelost. De avonden opent met een droom van Frits, waarin hij probeert zijn vader iets te vertellen voordat het jaar voorbij is. Het is tien voor twaalf. Maar hij kan het verlossende woord niet over zijn lippen krijgen. Badend in het zweet wordt hij wakker en ontdekt dat 1946 nog tien dagen te gaan heeft. Hiermee is een spanningselement ingevoerd: Wat is het geheim van Frits van Egters?

Verder heeft Ummels van Frits een portret van de jonge Reve gemaakt. Hofmanns kapsel werd hiertoe naar het model van een foto van Reve uit 1946 geknipt. Hoewel de roman nadrukkelijk vermeld dat elke gelijkenis van figuren of voorvallen in dit verhaal met werkelijke personen of gebeurtenissen toevallig is, is er van toeval geen sprake. In de kalende broer Joop herkennen we de latere Geleerde Broer Karel en Frits is de literaire versie van de auteur zelf. “Nu ik zijn ouders ken, vind ik het een rotboek”, moet uitgever Geert Lubberhuizen hebben geroepen bij de uitreiking van de Reina Prinsen Geerligsprijs voor het beste debuut van het jaar.

De film van Rudolf van den Berg (Bastille) vult het boek dus aan met gegevens die uit de, ongeschreven, biografie van Reve afkomstig zijn. Zo zit zijn vader de Pravda te lezen en wordt Frits van Egters door zijn vrienden aangespoord toch eens alles op te schrijven. Naast de geboorte van een schrijver is de ontdekking van de homoseksualiteit een ander toegevoegd thema, dat naar voren komt in zijn fascinatie voor een ex-klasgenoot, waar hij ook van droomt. Gesuggereerd wordt dat dit het geheim is dat Frits meedraagt.

In een verder geslaagde film vind ik deze nieuwe verhaallijnen eigenlijk het minst interessant. Hoewel Hoffman af en toe de kroontjespen opneemt en een blanco schriftje opslaat lijkt het heilig vuur van het schrijversschap nauwelijks te branden. Van den Berg, Ummels en Hoffman gaan een beetje als literatuurinterpreten te werk die persé de held en de geschiedenis willen duiden, van een doel en een ambitie willen voorzien, terwijl doelloosheid en afwezigheid van ambitie juist de karaktertrekken van De avonden zijn. Maar goed, als de makers willen dat niet iedereen steeds maar over het boek blijft zeuren, dan hadden ze een andere film moeten maken.

Desertlepel
De huiselijke scènes met vader Rijk de Gooijer en moeder Viviane de Muynck zijn verrassend goed en bepalen voor mij ook de indruk die de hele film maakte. Ummels, die voor de dialogen werd bijgestaan door Ischa Meijer, heeft vooral de nadruk op de humor gelegd. In een scène waarin Rijk de Gooijer de suikerpot leeglepelt met een desertlepel en smakkend zijn pap zit weg te werken worden er een paar prachtige veelzeggende blikken geworpen tussen moeder en zoon, zoals we ze in Nederlandse films niet vaak zullen aantreffen. Dat dit alles door de camera van Willy Stassen (Brussels by Night; Crazy Love; Honneponnetje) vanuit de meest curieuze hoeken wordt vastgelegd moet kennelijk het ‘filmische’ karakter van een soms toneelmatige film bewerkstelligen.

Als het acteren over de hele breedte (en in het bijzonder van de familie Van Egters) het grootste pluspunt is dan moet als het grootste minpunt de muziek worden genoemd. Dat schalt, dat schettert, dat Metropoolt (extra strijkers!) dat horen en zien verging. Waarom niet de moed gehad om meer contemporaine muziek, desnoods met zang van Arie Toleman, te gebruiken?

Ik kon als toeschouwer het boek dat ik vele malen gelezen heb, niet kwijtraken en ik miste de ontroering, de dubbele bodem van Frits van Egters klacht. De avonden is een onderhoudende film, hij zal worden gezien en niet onopgemerkt blijven, maar hij raakte me niet.