Boeken: Kracauer: A Biography

Zij aan zij

Uitsnede van de omslag van Kracauers Theory of Film

De gezaghebbende biografie van cultuurcriticus Siegfried Kracauer (1889-1966) door Jörg Später is nu ook in het Engels verschenen. Een groepsportret van vier academische poëten en de kern van hun gezamenlijk denken.

Jörg Später maakt snel duidelijk hoe we zijn grandioze boek moeten lezen. Kracauer: A Biography draait weliswaar om het leven van één uitzonderlijk individu, maar het beoogt iets breders, namelijk een ‘groepsportret’. Siegfried Kracauer, Ernst Bloch, Walter Benjamin en Theodor Adorno: het is een buitengewone groep. Hun sterfdata liggen verspreid over 37 jaar (Benjamin pleegde in 1940 zelfmoord op de relatief jonge leeftijd van 48; Bloch stierf in 1977 op zijn 92ste), maar in de jaren twintig en dertig deelden ze een intense vriendschap.

Später duikt niet weg voor de intieme details die opduiken uit hun bewaard gebleven correspondentie – de ruzies, de schiftingen en stiltes, de welbewust onderdrukte homoseksuele liefde tussen Kracauer en de voorlijk briljante tiener Adorno. Maar de schrijver is er meer op gebrand om de gedeelde kern bloot te leggen van hun denken, inzichten en gemoed.

Dat delen was, zo lijkt het, in het bijzonder van belang voor Kracauer: hij verwees ernaar als een ‘zij aan zij’-proces van onderlinge gesprekken, dat hij heel innemend ‘symfilosoferen’ noemt. Sympathie en filosofie: ze zijn lang niet altijd zo makkelijk te combineren, zeker niet wanneer de getijden van de turbulente politieke geschiedenis van de twintigste eeuw hen opbreken.

Overspannen
Kracauer (1889-1966) blijkt een uiterst intrigerend onderwerp voor een biografie. Enerzijds is zijn leven doodgewoon: hij is trouw aan één vrouw (Lili Ehrenreich) van hun eerste ontmoeting tot zijn laatste adem, en hij voert al die zittende activiteiten uit die typisch zijn voor de intellectuele klasse: lezen en schrijven. Onderzoeksrapporten voor diverse instituten, wat juridische strijd, veel academische twisten, duizenden handgeschreven of getypte brieven. Wat dat betreft niets sensationeels, melodramatisch of schandaligs dus.

Maar anderzijds leed Kracauer voor een flink deel van zijn leven onder de overspannenheid van wat tegenwoordig het ‘precariaat’ wordt genoemd. Hij was een freelancer, nooit als professor in dienst van een universiteit. Hetzelfde geldt voor Benjamin, maar niet voor Adorno en Bloch, die – zeker na de Tweede Wereldoorlog – comfortabeler leefden.

Het was vooral uit bittere materiële noodzaak dat Kracauers schrijven zoveel verschillende genres bespeelde: journalistieke krantenartikelen, bijtende essays (verzameld in Ornament der Masse, 1927), pop-biografieën (zijn boek over componist Offenbach, 1938), sociologische traktaten (Die Angestellten, 1930) en een ‘kunstgeschiedenis’ van de cinema (zijn magistrale Theory of Film, 1960).

Tegen de klippen op
Zo werd Kracauer dus meegevoerd door de wind en de getijden van de geschiedenis – en het klimaat was ronduit stormachtig. Nadat hij zijn baan bij een Duitse krant verloor met de opkomst van de nazi’s en het oplaaiende antisemitisme, werden hij en Lili toonbeelden van de culturele ‘onteigening’ waar hij zo vaak over zou schrijven. Uitgehongerd sjacherden ze in Frankrijk naar transitpapieren om de VS in te komen (de plot van Christian Petzolds Transit is een behoorlijk directe weergave van Kracauers tijd in Marseille). Eenmaal in Amerika had hij, de vijftig reeds gepasseerd, grote moeite om in de nieuwe wereld professionele contacten te leggen.

Maar dwars door al die verschillende tijden en plaatsen, baantjes en narigheid, tijdperken en veranderingen, wist Kracauer tegen de klippen op alsnog een uiterst coherent en consistent oeuvre te creëren. Daar is Später op zijn best. Hij traceert de thema’s die doorlopen in Kracauers zeer gevarieerde werk – van vroege romans (Ginster, 1928; Georg, postuum uitgegeven in 1977) tot zijn ambitieuze visie op de verstrengeling van kunst en maatschappij in From Caligari to Hitler (1947) – en hij legt bloot waarin die oorspronkelijke ‘bende van vier’ intellectueel overeenkwam.

Adorno, Benjamin, Bloch, Kracauer: elk van hen probeerde, op zijn eigen manier, een materialistisch begrip van de sociale geschiedenis (en in het bijzonder de tijd waarin zij leefden) te vervlechten met een ‘principe van hoop’ (zoals Bloch het noemde), een bezieling die voorbij ging aan de begrenzingen van ons miserabele aardse bestaan. Elk van hen was, op zijn eigen manier, een onvervalste poëet.

Ruisende bladeren
In het geval van Kracauer werd zijn blik op dingen bekrachtigd, geïnspireerd en gemedieerd door zijn liefde voor cinema. Film was fantasie, epische mythologie, sterrenglamour, een nieuwe esthetiek. Maar het was ook het wonderschoon vastleggen van de kleinste geheimen van het alledaagse bestaan – de weerspiegelingen in plassen en ruisende boombladeren die hij zo vaak bezong. Kracauer streefde ernaar om zowel de onderliggende patronen van de maatschappij te vatten, als de glorieuze vluchtigheid van simpelweg leven, lopen, praten – ‘zij aan zij’.

Cinema gaf Kracauer een manier om dat alles te doordenken en systematiseren. In zijn laatste project, rond de theorie van geschiedschrijving, concludeerde hij dat we de finaliteit van ‘laatste dingen’ moeten vermijden. Beter kunnen we wegsluipen naar een geheim ‘voorportaal’ waar – zoals Joe Strummer het zo mooi zei – “de toekomst ongeschreven is”.


Siegfried Kracauer: Eine Biographie | Jörg Später | 2016, Suhrkamp, Berlijn | 743 pagina’s | €36

Kracauer: A Biography | Jörg Später, vertaald naar het Engels door Daniel Steuer | 2020, Polity, Cambridge | 584 pagina’s | €39,60 (eBook €29,99)

Artikel vertaald door Joost Broeren-Huitenga