Retrospectief Robert De Niro

De kameleon

Raging Bull

De beroemde glimlach van Robert De Niro kleurt naar zijn omgeving, zo is te zien in een retrospectief van zijn werk in het Filmmuseum.

“Zat die niet in Cape Fear?”, schijnt de zestienjarige Leonardo DiCaprio te hebben opgemerkt, toen hij te horen kreeg dat Robert De Niro zijn stiefvader zou spelen in This Boy’s Life (1993). Dat bewijst maar weer: de filmgeschiedenis begint in je puberteit.

Voor mij begon De Niro niet in Cape Fear, ook niet in Raging bull, maar in Novecento (1976). Hij is die film ook nooit meer echt uitgekomen. Novecento van Bernardo Bertolucci was eind jaren zeventig een happening in de Nederlandse bioscopen, en daarbuiten. Het grijsblauwe affiche met de massa arme arbeiders hing naast Che Guevara in kraakpand en studeerkamer en de keuze tussen Olmo en Alfredo was de gewetensvraag van het moment. Moeilijk, moeilijk, is die keuze nog steeds, ook als je de film bijna dertig jaar later in een heel ander politiek landschap terugziet.

De film is duidelijk, die kiest voor Olmo. Gérard Depardieu bruist, bloedt, strijdt en grijnst voor Marx en landarbeiders. Robert De Niro (Alfredo) hangt verveeld in leunstoelen, huppelt het bed op voor cocaïne, trappelt ongedurig met zijn voeten als hij weer een bijeenkomst van fascisten uit moet zitten, en kijkt werkeloos toe als zijn vriend door de zwarthemden bijna wordt doodgeslagen. Een laffe, verwende dandy, deze padrone Alfredo Berlinghieri, maar wel een met vrolijke kuiltjes in zijn wangen en de meest ontwapenende glimlach van het witte doek.

Destijds kregen Bertolucci en De Niro ook kritiek op de rol van Alfredo, die geen krachtige tegenspeler maar slechts een landerige toeschouwer zou zijn; kritiek op het personage die ook haar weerslag had op de acteur. Onzin natuurlijk. Het is aan de charme van De Niro te danken, en aan de bijzondere chemie tussen De Niro en Depardieu, dat het werkt, dit verhaal over de vriendschap tussen de ‘goede’ communistische landarbeider en de ‘foute’ opportunistische landheer in tijden van opkomend fascisme. De chemie tussen De Niro en Depardieu is zo sterk dat, terwijl ze eigenlijk maar één scène onbekommerd vrienden zijn, je de rest van de film die vertrouwensband weer terug wil zien.

Een mannenman zal De Niro ook in de rest van zijn carrière blijven, geen ladies man; hij is aanstekelijker in het (al dan niet gemeend) op schouders kloppen, aan handen trekken en op ruggen slaan dan in lonken en kussen.

Bobby Milk
Novecento kwam uit in 1976, een topjaar voor de dan 33 jaar oude Robert De Niro. De tijdens Mean Streets gegroeide vriendschap met Martin Scorsese leidde tot zijn hoofdrol in Taxi Driver. Scorsese wilde per se De Niro. Hij zag een verwante ziel in de acteur, die als kind van gescheiden ouders (vader Italiaans-Iers, moeder joods, allebei kunstenaars) opgroeide in ‘Little Italy’ en daar aanschurkte tegen jeugdbendes. De Niro (klein, verlegen, wit) verwierf er de bijnaam ‘Bobby Milk’.

De tegen scum en filth ten strijde trekkende Travis (“you talkin’ to me?“) Bickle van Taxi Driver zou De Niro’s bekendste filmpersonage worden, met nog een onverwachte weerklank vijf jaar later als Jodie Foster-fan John Hickle een aanslag pleegt op president Ronald Reagan.

Taxi Driver

Daarnaast speelde De Niro in 1976, na Novecento maar voor Taxi Driver, ook een veel minder bekende hoofdrol in The Last Tycoon, de laatste film van Elia Kazan. Een film die bepaald geen onverdeeld succes was, maar wel interessant is voor een helderder blik op de acteur. De Niro speelt de op de legendarische Irving Thalberg geïnspireerde filmproducent: Monroe Stahr. Deze Stahr is een fragiele joodse intellectueel die worstelt met werk en de liefde voor een blonde dame met veel krullend haar, gespeeld door de onbekende Ingrid Boulting. Het scenario was van Harold Pinter.

Robert De Niro was derde keus voor de hoofdrol. Producent Sam Spiegel wilde liever Dustin Hoffman of Al Pacino maar Kazan gokte op De Niro, al vroeg de regisseur zich ook bezorgd af hoe hij van de New Yorkse straatjongen ‘Hollywood royalty’ moest maken. In zijn autobiografie prijst Kazan De Niro om zijn werkdrift. Hij was een van de weinige acteurs die op zondag niet hoefde te tennissen maar liever wilde repeteren en hij viel vijftien kilo af om er gepast intellectueel uit te zien, zo meldt Kazan. De rol en de film werden er niet gemakkelijker op. Kazan klaagt over De Niro’s niet zo expressieve stemgeluid. Hij beschrijft hoe hij de acteur omvormt tot een personage dat slimmer lijkt dan zijn omgeving. “Double think” is Kazans regieaanwijzing. De Niro moest tijdens de dialogen steeds een tegengestelde gedachte in zijn hoofd nemen.

Rare streken
Wie nu die drie uiteenlopende films uit 1976 terugziet – nieuw Hollywood (Scorsese), oud Hollywood (Kazan) en Europese auteurscinema (Bertolucci) – doet dat met die al dertig jaar steeds weer herbevestigde mythe van de succesvolle method-acteur in het achterhoofd. De man die ter voorbereiding van Taxi Driver twee weken in een taxi in New York reed en met iedereen kletste, terwijl hij van zichzelf liever zweeg.

Robert De Niro mag in deze films ogen als de Brad Pitt van de jaren zeventig, en dan mooier, maar hij is nooit een sekssymbool geweest. Dat ligt aan zijn rollen – nooit de eendimensionale romantic lead en liever bad guy dan good guy – maar ook aan de verhalen over hem. Hij is de introverte, toegewijde acteur die mogelijk rare streken in zijn privé-leven liever verborgen houdt; een beetje saaie, wat humorloze man dus ook wel.

“Een kameleon”, noemde bevriend regisseur Brian de Palma hem in een reactie op de vraag naar wat het eerste in hem opkomt als hij aan De Niro denkt. Dat is niet zomaar een clichéantwoord; dat is eigenlijk best een scherpe analyse van De Niro’s stijl en charisma. Geen kameleon in de zin dat hij zo geweldig steeds weer in de huid van een ander kruipt, maar wel een kameleon in de zin dat hij kleurt naar zijn omgeving. Achter elkaar kijkend naar Alfredo, Travis en Monroe Stahr zie je het zich voltrekken. Kijk bijvoorbeeld naar die beroemde glimlach. In Novecento is die glimlach ontspannen, direct, triomfantelijk, in de kleur van tegenspeler Depardieu: pure energie. In Taxi Driver krijgt die glimlach de kleur van de straat; niet meer alleen ontwapenend, ook dreigend, onzeker, borrelend. In The Last Tycoon is de glimlach geen wapen meer. Misschien dat die laatste mislukte film De Niro’s kameleontische stijl het meest zichtbaar maakt. Het is een vage film en terend op zijn hoofd vervaagt De Niro zelf ook. Terwijl spotlustigere tegenspelers als Jack Nicholson en Theresa Russell zich aan de malaise weten te ontrekken, verdwijnt De Niro van het doek. Teleurstellend wel, maar ook verhelderend; het is toch meer ‘chemie’ dan ‘methode’.


Een retrospectief van de films met Robert De Niro is te zien van 29 juni t/m 30 augustus 2006 in het Filmmuseum, Amsterdam. Novecento wordt apart uitgebracht vanaf 22 juni 2006 in het Filmmuseum en Lantaren/Venster (Rotterdam). Daarna elders in het land.