Zwarte gaten: Steffen Haars zag eindelijk Menace II Society
'Driehonderd keer 'fuck'

Steffen Haars
We hebben ze allemaal op ons To Do-lijstje staan: van die klassiekers waar je nooit aan toekwam. Regisseur Steffen Haars zag eindelijk Menace II Society van Allen en Albert Hughes.
"Een vriend van me gaf me ooit een boek: ‘1000 films die je gezien moet hebben voor je doodgaat.’ Ik dacht: ‘Daar heb ik vast veel van gezien,’ maar dat viel vies tegen. Menace II Society stond er ook in. Over een jongen die in South Central leeft, het getto van Los Angeles, en over alle problemen daar. Het thema is daaruit proberen te ontsnappen, wat hem natuurlijk niet lukt. Ik begon te twijfelen: ‘Heb ik nou alleen de trailer of een scène gezien, of toch de hele film?’ Niet dus. Gek dat-ie dan toch zo bestond in mijn hoofd. Dat komt waarschijnlijk omdat ik veel naar hiphop luister. Onder andere rappers T.I. en The Game, die zelf aangesloten is bij de gang ’the bloods’, verwijzen naar deze film in hun nummers. In Don’t be a Menace worden de hoofdrolspelers uit Menace II Society geparodieerd. Zodoende had ik al een beeld van de hoofdfiguren Caine en O-dog, met die op zijn hoofd geplakte vlechtjes met een middenscheiding en zo’n goudkleurig fout bloesje. O-dog is een beetje losbandig. Door hem gaan de jongens steeds grenzen over. Hij schiet een Koreaanse man achter de kassa neer, waarna ze worden gezocht door de politie. Ik heb gelezen dat het van alle Amerikaanse films de film is waarin het vaakst ‘fuck’ is gezegd: zo’n drie keer per minuut, ongeveer 300 keer in totaal. Dat was in de VS toen spraakmakend. Ik schat dat ‘kut’ vergelijkbaar vaak in New Kids Nitro zit. Uit Menace zijn destijds scènes gehaald voor de bioscooprelease die wel in de directors cut zitten. Ik heb dus de niet-officiële klassieker gezien.
Wat me opviel, was dat er geen enkel inkakmoment in zat: waarschijnlijk omdat het tempo voor een film uit die tijd relatief hoog ligt. Hij is geregisseerd door tweelingbroers die eerder videoclips maakten voor Tupac voordat ze de filmwereld inrolden; die waren dus sowieso al een wat sneller tempo gewend.
Aan het slot zit een te gekke scene waarin een drive by shooting heel erg wordt uitvergroot: slow motion gedraaid, veel bloed en veel ‘hits’. Met een klein kindje op een driewieler die dat aan het bekijken is. Die hoofdpersoon wordt meerdere malen geraakt, maar springt op dat kindje om het te beschermen. Je hoort zijn hartslag gaan, hij ziet zijn leven voorbijflitsen. Alles komt uiteindelijk neer op één vraag die zijn opa hem al eerder had gesteld: ‘Geef je om je leven?’ Hij weet nu: ‘Ja, ik geef erom, maar het is te laat’, hij sterft.
Gek genoeg inspireren dit soort scènes uit serieuze films ons vaak tijdens het bedenken van grappen. Ik ben onbewust beïnvloed door die cultuur."
Karin Wolfs | foto Geert Snoeijer