Scherpstellen – 23 november 2016
Makers versus kritiek

DE LIFT van Dick Maas
Deze maand in de opiniepagina Scherpstellen: de discussie rond de Nederlandse filmcanon. Min of meer gelijktijdig verschijnen twee overzichtswerken van de Nederlandse filmgeschiedenis: AVRO’s televisieserie ‘Allemaal film’ en de ‘Canon van de Nederlandse Film.’
Het mag schijnbaar weer: Grote Verhalen in de geschiedenis. Jarenlang waren die ‘not done’: fragmentarisme en microgeschiedenis waren de toverwoorden. Maar de laatste jaren is een omslag zichtbaar, ook in de beschrijving van de Nederlandse filmgeschiedenis, waarover een veelomvattend standaardwerk nog altijd ontbreekt. Nu worden min of meer gelijktijdig twee pogingen gepresenteerd om die lacune te dichten: de ‘Canon van de Nederlandse Film’ en de 9-delige televisieserie ‘Allemaal film’, een vervolg op ‘Allemaal theater’ uit 2004.
Beiden komen voort uit strikt gescheiden milieus. ‘Allemaal film’ put uit de filmwereld zelf; de kant van de beschouwing (zowel in zijn wetenschappelijke als zijn journalistieke gedaante) krijgt geen stem. Presentator Jeroen Krabbé gaat voorop in een parade van regisseurs, acteurs, cameramannen, editors en producenten. De enige twee Nederlandse critici die aan het woord komen zijn Jan Blokker en Jos de Putter — beiden zelf ook filmmakers. De ‘Canon van de Nederlandse Film’ daarentegen, geïnitieerd door het Nederlands Film Festival, werd samengesteld door een ‘commissie van wijzen’. Mensen die nadrukkelijk aan de receptiekant van de film staan: een journalist, vier wetenschappers, een festivalprogrammeur en een bioscoopdirecteur, voorgezeten door beleidsmaker Jeltje van Nieuwenhoven. Geen regisseur, acteur of scenarist te bekennen, dus. De tweedeling is tekenend voor de zich almaar verwijdende kloof tussen filmpraktijk en filmkritiek.
Afgehakt hoofd
Allereerst valt op dat beiden, hoewel er een Groot Verhaal verteld wil worden, restanten van het fragmentarisme in zich hebben. De Canon nadrukkelijker en onvermijdelijker, aangezien het ‘slechts’ een opsomming is van zestien films, in de publicatie aangevuld met evenzoveel bepalende ‘momenten en gebeurtenissen’: de oprichting van het Filmmuseum en de Nederlandse Bioscoopbond, maar ook ‘onze’ Audrey Hepburn. ‘Allemaal film’ vertelt nadrukkelijker een verhaal, zowel per afzonderlijke aflevering als over de gehele serie heen: de eerste en laatste afleveringen zijn expliciet het openings- en slotakkoord. Maar dat Grote Verhaal wordt voornamelijk verteld door anekdotes. Mooie anekdotes vaak, goed verteld ook: Willeke van Ammelrooy die de haar beloofde hoofdrol in turks fruit aan zich voorbij zag gaan; regisseur Mike van Diem die al 100 films afwees in Hollywood; Dick Maas met het afgehakte hoofd van Gerard Thoolen uit de lift.
Een eigen anekdote dan. Eind 2004 zat ik als aankomend Filmwetenschapper in de bibliotheek van het Filmmuseum. ‘Allemaal theater’ was onlangs uitgezonden. Bij de balie meldde zich een meisje dat zich voorstelde als researcher voor een voorgesteld vervolg op die serie, over film. Haar vraag: of ze hier ook materiaal hadden over de geschiedenis van de Nederlandse film?
Dit onbenullige startschot laat zich, drie jaar later, niet aan de serie afzien: ‘Allemaal film’ is uitstekend uitgevoerd, uitvoeriger en diepgaander bijvoorbeeld dan de Engelse tegenhanger ‘British film forever’. Toch wringt er wat, en dat heeft met name te maken met het gebrek aan historisch besef dat bovenstaande anekdote weerspiegelt. Voor ‘Allemaal film’ begint de Nederlandse filmgeschiedenis pas na de Tweede Wereldoorlog. Aflevering twee opent letterlijk met de voice-over: "Aan het begin van de jaren zestig heeft Nederland alleen een documentairetraditie." Hoewel dit in strikte zin wellicht klopt — van een traditie was inderdaad geen sprake — gaat de serie hiermee geheel voorbij aan twee belangrijke hoogtijperiodes van speelfilmproductie in Nederland, tijdens de Eerste Wereldoorlog en in de jaren dertig. In de Canon ontbreekt juist het meest recente: de nieuwste (animatie-)film in de lijst (father and daughter) stamt uit 2000, de nieuwste speelfilms (de noorderlingen en het zakmes) zelfs uit 1992.
Brood verdienen
Toch kennen de twee geschiedenissen vooral overeenkomsten. Van de zestien canon-films zijn er slechts vier niét in ‘Allemaal film’ te zien, de meeste worden juist uitgebreid behandeld. Van de ‘momenten’ komen er overigens beduidend minder terug. Maar de grootste overeenkomst is dat beiden zich, ondanks min of meer geslaagde pogingen tot diversiteit, voornamelijk richten op de lange speelfilm. Weliswaar komen de animatiefilm en de documentaire in beiden prominent voor, maar ook daar wordt steeds weer teruggekoppeld naar de speelfilm. De reclamefilm, toch het enige middel waar je als filmer in Nederland écht je brood mee kunt verdienen, ontbreekt geheel, en ook de innige band tussen film en televisie blijft onderbelicht. Daarmee is geen van beide geschiedenissen werkelijk een volledige weerslag van De Nederlandse Film — er is dus nog ruimte genoeg voor het standaardwerk, dat dankzij de publiciteit rond de Canon en ‘Allemaal film’ in ieder geval wel een grotere kans maakt om geschreven te gaan worden.
Joost Broeren
‘Allemaal film’ wordt nog tot 28 oktober uitgezonden door de AVRO op Nederland 2 en wordt vertoond op het Nederlands Film Festival. Ook de 16 films uit de Nederlandse Filmcanon zijn te zien op het NFF en gaan vervolgens op tournee.