Scherpstellen – 20 mei 2016

Festivals 2.0

  • Datum 20-05-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

What Farocki Taught

De markt heeft geen behoefte meer aan filmfestivals. Eindelijk een kans om betere films te vertonen, vindt Lars Henrik Gass, de uitgesproken directeur van de Internationale Kurzfilmtage Oberhausen.

Oberhausen-prijswinnaars: die tragöden aus der stadt, supersensibel

Er zijn signalen dat filmfestivals zich naast internet tot het belangrijkste publieke podium voor films ontwikkelen. Vroeger waren het marktplaatsen waar plannen voor nieuwe films werden verhandeld. Zo konden die films uiteindelijk in de bioscopen belanden. Maar nu zijn het de festivals zelf die een publiek voor nieuwe films creëren. En worden ze dus steeds meer zelf exploitant, en vaak de enige.
Niemand hoeft zich enige illusie te maken: ook op de belangrijkste filmmarkten ter wereld zijn er nog maar weinig films die aftrek vinden. Hoe dramatisch de situatie al is, illustreert Marco Müller, directeur van het festival in Venetië: hij stelt voor om een stichting op te richten om de verkoop van distributierechten op de festivals in Cannes, Berlijn en Venetië te bevorderen. Want zelfs via deze festivals weet namelijk het grootste deel van de films geen plek meer in de bioscopen te veroveren.
Dat betekent niets meer en niets minder dan dat het beeld van de markt hier zelf in een crisis is geraakt. Want de zaken worden inmiddels elders gedaan: film komt in roulatie via dvd en natuurlijk steeds meer ook via digitale kanalen. De film als koopwaar, als massaproduct, heeft geen behoefte meer aan festivals. Eindelijk! Een historische kans om eindelijk betere films te vertonen.
Maar juist op het moment dat de filmfestivals deze kans kunnen grijpen en een nieuw publiek aan zich kunnen binden, verdwijnt het publiek zoals we dat kenden. De strijd achter de schermen is hard. Filmdistributeurs proberen hun product juist ten koste van de bioscoop en de bioscoopexploitanten te redden want de bioscoop is te duur. Films zullen steeds korter in de bioscoop te zien zijn, als ze daar al worden vertoond, en distributeurs zullen hun producten in de toekomst min of meer tegelijkertijd via digitale kanalen uitbrengen. Op de middellange termijn zullen films alleen nog in de privésfeer worden gezien. De digitale bioscoopprojectie, waarop de hoop van de bioscoopbranche momenteel is gevestigd en die enorme investeringen vergt, zal dit proces alleen maar vertragen.

Underground
De collectieve ervaring van de bioscoop verdwijnt of zal althans een ondergeschikte rol gaan spelen. Met de fora op het Web 2.0 ontstaat er een enorme concurrentie voor festivals en een nieuw, verspreid publiek — een publiek dat meedoet met ‘inside information’, stemgedrag, mening op sms-niveau. Wie zich de moeite getroost om een blik te werpen op de honderdduizenden zelf in elkaar geknutselde en gestolen beelden op YouTube, Myspace, Myvideo enzovoort, zal constateren dat het publiek zich hier, grammaticaal in een paar trefwoorden samengebald, aanbiedt voor nieuwe marketingstrategieën en exact registreerbare ‘consumer targeting’. Het verlies aan maatschappelijke betrokkenheid, dat momenteel nog als afkeer van de politiek wordt afgedaan, zal zich geleidelijk voltrekken, net als het verdwijnen van de bioscoop: in het Web 2.0 gedragen de mensen zich zoals ze dat op politiek gebied hebben geleerd: ze stemmen. Kennis is daarbij niet nodig, een mening is voldoende. Dit scenario laat zich lastig tot een soort nieuwe underground romantiseren, want het publiek wordt anoniem, niet méér betrokken.

Drempel
De film op zijn beurt zal er in de toekomst anders uitzien en zal ook anders worden waargenomen. Er zullen nog steeds goede en minder goede verhalen worden verteld maar film was altijd meer dan dat. Film in de bioscoop bood het collectief een alternatieve waarneming. Op het moment dat ik hem in mijn privésfeer kan manipuleren en onderbreken en ik niet zoals in de bioscoop, in die donkere ruimte, tot een andere, vreemde waarneming wordt gedwongen, dan is film iets anders geworden.
Home entertainment kent geen buiten, geen drempelervaring. De individualist is een ander sociaal wezen dan de massamens. Hij is niet langer onderworpen aan een vreemde waarneming, een andere blik, een collectief, waarmee hij een alternatief beeld van de werkelijkheid deelt zolang de film duurt. Hij voelt en denkt anders gedurende deze experimentele tijd.
Dit andere, alternatieve leven is alleen mogelijk in de bioscoop. De bioscoop bood andere levens aan waarin ik kon verdwijnen. In de bioscoop kan en wil ik me niet ontwikkelen (in tegenstelling tot het theater of het museum). Integendeel juist, ik wil een ander leven zijn, ik plaats me buiten de maatschappij. En dat zullen wetenschap en kunst nooit begrijpen van de bioscoop: bioscoop was iets anders dan een fictie, iets anders dan een afbeelding van de werkelijkheid.

Erfenis
Wanneer de commerciële exploitatie van de film zich terugtrekt uit de bioscoop — en niets duidt erop dat deze ontwikkeling te stuiten is — waar kan men de arthousefilm dan nog zien? Worden ze dan nog wel gemaakt?
De filmfestivals belanden daardoor in de onvoorziene rol dat zij de culturele exploitant worden van films zonder of met zeer beperkte commerciële perspectieven.
Natuurlijk fungeren ze nog steeds als podium voor de geconcentreerde overdracht van verhalen, als filter van goede en slechte verhalen. Maar die oorspronkelijke taak van markt en doorgeefluik wordt steeds kleiner in omvang. Vooral door de snelle toename van het aantal filmfestivals en het gelijktijdige betekenisverlies van doelmarkten als televisie en bioscoop.
Ze zijn de erfgenamen van de bioscoop, een erfenis die echter te veel van hen dreigt te vergen, een erfenis waarvoor de publieke omroep de verantwoordelijkheid leek te dragen. Deze rol leidt echter tot talloze, tot dusver onbeantwoorde vragen.

Toplocatie
Wanneer filmfestivals geen markt meer zijn maar forum, geen plaats voor handel maar voor uitwisseling, geen intermediair maar exploitant, wat is dan de bestaansgrond van filmmakers en producenten? Moeten filmfestivals voortaan betalen voor de exploitatie van films? Filmfestivals zijn in hun huidige financiële positie niet toegerust op een dergelijke situatie. Wie neemt de financiële lasten dan voor zijn rekening? Zal op middellange termijn de gehele traditionele exploitatieketen van de film ineenstorten en staat ons wellicht een sluitingsgolf van bioscopen te wachten? Zullen subsidies voor het bioscoopwezen in de toekomst dan eigenlijk nog wel te rechtvaardigen zijn? En wanneer met de bioscopen ook de infrastructuur van de filmfestivals ineen dreigt te storten — en enkele filmfestivals hebben al grote problemen op dit vlak — waar en tegen welke voorwaarden kunnen ze dan nog plaatsvinden?

Ik denk:
1 dat filmfestivals in de toekomst moeten betalen voor de exploitatie van films.
2 dat het doel van de filmsubsidiëring moet worden bijgesteld. Filmsubsidiëring uit publieke middelen zou in de toekomst uitsluitend bedoeld moeten zijn voor de vervaardiging van artistiek relevante werken en hun presentatie.
3 dat de bioscoopcultuur cultureel slechts kan overleven wanneer bepaalde bioscopen worden uitgebouwd tot bijzondere, misschien zelfs multifunctionele ruimtes voor filmfestivals, tot toplocaties.
Ik bedoel niet dat we bioscopen moeten ombouwen tot amusementscentra om zo een achterhaald bedrijfsmodel te redden. Ik bedoel dat de historisch en maatschappelijk gezien unieke ervaring van de bioscoop slechts kan overleven wanneer de bioscoop voor de film wordt wat het museum is voor de hedendaagse kunst. Niet een bewaarplaats voor dingen uit het verleden maar een tijdelijk museum: een museum van bewegende beelden, een museum van de kunstfilm. Wie de bioscopen wil behouden, moet ze afbreken om hun sociale functie nieuw leven in te blazen. De bioscoop zal slechts als museum kunnen overleven, maar wel als een museum zoals we dat nog niet kennen.

Party!
Zijn filmfestivals dus op weg om een tijdelijk filmmuseum te worden? Zullen filmfestivals in de toekomst net zo functioneren als een museum voor hedendaagse kunst en behoefte hebben aan een soortgelijke infrastructuur? Welke rol zullen zij dan spelen in het stedelijk leven? In welk opzicht zal hun taak veranderen? Of is het omgekeerd zo dat de musea voor hedendaagse kunst de signalen al hebben opgevangen en met de filmfestivals strijden om deze nieuwe rol?

Ik denk:
1 dat tijdelijke filmmusea die het traditionele onderscheid tussen museum en festival weten op te heffen, een goed idee zijn. Voorwaarde is echter wel dat cultuursponsors zich ervan bewust worden dat de bioscoop een plaats is met bijzondere technische, sociale en esthetische aspecten.
2 dat de musea voor hedendaagse kunst filmfestivals overbodig zullen maken. En dat is goed. De tegenstelling tussen kunst en film is achterhaald. Er is behoefte aan plaatsen waar we de films kunnen zien die op televisie, op het internet, in de bioscopen niet meer te zien zijn. De culturele sector moet zich een idee vormen over hoe en waar het enorme artistieke erfgoed van de film openbaar toegankelijk kan worden gehouden.
3 filmfestivals moeten leren om de beperking van plaats en tijd te overwinnen. Ze moeten boeken en dvd’s maken, party’s en conferenties organiseren, ze moeten de betere televisie zijn en de betere universiteit. Hierin faalt de door kijkcijfers gecorrumpeerde publieke omroep in hoge mate, evenals de huidige troosteloze bioscopen en de schoolse mediawetenschappen.

Z Channel
Kunnen we zoiets in alle grotere steden van de grond tillen? Kunnen we die bioscopen ontwikkelen tot plaatsen waar men weer graag films bekijkt, waar men andere films bekijkt en films anders bekijkt? In Amsterdam ontstaat op dit moment een dergelijke nieuwe multifunctionele ruimte: het SMART Project Space. Dit is tegelijkertijd een tentoonstellingsruimte, concertzaal, bibliotheek, bioscoop, café, kunstenaarsatelier en nog veel meer: een transitorische ruimte, een ruimte die zich aanpast aan de mensen die haar gebruiken.
Zou het denkbaar zijn om een filmmuseum op televisie of als video on demand te creëren? Een filmmuseum dus niet alleen als een verafgelegen, gedateerde plek voor enkelen, maar als een kijkschool voor velen? Het grootste deel van de filmgeschiedenis is ontoegankelijk of is verloren gegaan. Zou het dus denkbaar zijn dat filmmusea en archieven voor openbare en uitdrukkelijk niet-commerciële doeleinden toegankelijk worden gemaakt voor een breder publiek? Er zijn voorbeelden van dergelijke experimenten, zoals de betaaltelevisiezender Z Channel in Los Angeles, die tien jaar lang de filmschool van een hele generatie was.
En hoe moet dat alles gefinancierd worden? Door bijvoorbeeld een vast bedrag per internetaansluiting en een fundamentele herziening van de filmsubsidiëring.
De vraag is echter wat we belangrijker vinden: de belangen van de filmindustrie of die van de filmcultuur?

Toevluchtsoord
Ik denk:
1 dat filmfestivals kunnen uitgroeien tot een toevluchtsoord voor de vernieuwing van de film. Helaas hebben ook filmfestivals grotendeels nagelaten om iets anders te zijn dan een plek waar nieuwe films worden gedraaid, nagelaten om een toevluchtsoord voor het andere te zijn.
2 dat waarschijnlijk behoefte blijft bestaan aan het belangrijkste wat filmfestivals te bieden hebben, namelijk een goed geprojecteerd beeld, collectieve waarneming, een kwalitatief hoogwaardige selectie, thematische ordening, uitwisseling.
3 wanneer de filmfestivals er niet in slagen om zich te ontwikkelen en de sociale meerwaarde van een filmfestival blijvend en overtuigend vorm te geven, ze overbodig worden. Filmfestivals moeten zich van markt tot merk ontwikkelen en ook de verantwoordelijkheid voor de bekostiging van hun producten op zich nemen. Het is zeker niet voldoende om uitsluitend films te tonen. Men zal ze nog slimmer en mooier moeten laten zien dan nu het geval is.

Lars Henrik Gass
Directeur van de Internationale Kurzfilmtage Oberhausen.
Dit artikel is gebaseerd op de openingsspeech van het festival.

De zegen van de illegale download

De filmindustrie roept al jaren duizend bommen en granaten omdat het schuim der aarde illegaal films van het net plukt. Maar waarschijnlijk is dat downloaden helemaal niet zo slecht voor de ziel als die industrie beweert.

der golem, wie er in die welt kam

Illegaal downloaden is het beste dat de film de laatste twintig jaar is overkomen. Dat is een beetje kort door de bocht en daarom verdient het enige uitleg.
Je kunt het downloaden van films romantiseren en beweren dat het een subversief doel dient: het delen van informatie in een tijd dat informatie voor steeds minder mensen toegankelijk is omdat ervoor betaald moet worden of omdat die informatie alleen via geregistreerde logins te zien is. Maar dat is een onzinnige bewering. Want waarschijnlijk is informatie meer dan ooit toegankelijk en bovendien, alleen de goede God weet hoeveel informatie er ooit was, is en zal zijn. Toch zien sommige het downloaden van films als een vorm van verzet. Er tekent zich in de discussiegedeelten op downloadsites een soort ethiek af waarin wel een respect voor (sommige) makers doorschijnt maar waar vaak het enige ‘morele’ argument is dat men vindt dat de industrie de weerloze consument met 10 dollar voor een kaartje een poot uitdraait. Daartegen moet in opstand moet worden gekomen, klinkt het. Die opstand bestaat dan uit het laten ratelen van de breedbandrouter op zolder en een verdieping lager in de slaapkamer onderuitgezakt films bekijken. Andere filmliefhebbers geven als argument enige zekerheid te willen hebben over de kwaliteit van het te bekijken product. Want wie gaat er nou geld betalen voor iets waarvan hij nog niet weet hoe goed het is?! En dus bekijken ze de film alvast thuis. Dat bedoel ik allemaal niet met de zegeningen van de illegale download.

Kick
Wat ik met de schoonheid van illegaal downloaden ook niet bedoel, is dat het een goede zaak is dat twee dagen na de première van indiana jones and the crystal skull of Woody Allens vicky christina barcelona daarvan illegale cam-opnamen online te vinden zijn. Het is voor mij trouwens onbegrijpelijk hoe iemand die beweert van film te houden genoegen neemt met waardeloze schoudercamera-opnamen met blikkerig geluid, fletse kleuren en een schokkend beeld. Het zal de kick van de primeur zijn.
Maar wat bedoel ik wel? Illegaal downloaden is het beste dat cinema de laatste twintig jaar is overkomen omdat het nieuwe generaties confronteert met films en filmmakers waarvan ze anders nooit zouden hebben gehoord.
Die stelling, zeg ik er maar meteen bij, is niet te bewijzen. Maar het verschijnsel is af te leiden uit de gesprekken op online discussiefora en de commentaarsecties van downloadsites. Ongetwijfeld zullen veel jongeren stoppen met downloaden nadat ze de lijst met blockbusters hebben afgewerkt en ook soldaat van oranje en de die hard-trilogie voor de vierde keer hebben bekeken. Maar er is ook een groep die elkaar aansteekt in de honger naar meer. Want die honger is er. Zodra ze hun hand in de schijnbaar onbegrensde berg (verboden!) snoepgoed hebben gestoken zullen veel mensen dat steeds opnieuw willen doen.

Obscuur
En dan verschijnt Alexandro Jodorowsky in beeld. Of Jean Eustache, of Jean Cocteau. Hoeveel jongeren lopen een dvd-winkel in en kopen le sang d’un poète van Cocteau? Of Richard Lesters postapocalytische zwarte komedie the bed sitting room? Ze zijn waarschijnlijk niet eens te koop, moeten besteld worden of zijn überhaupt niet meer beschikbaar. Maar online hebben ze een nieuw leven gekregen.
Het is allemaal te vinden voor wie weet waar hij moet zoeken. Ik noem maar wat obscure en minder obscure dingen: The Mike Kuchar-collectie, alle films van Chris Marker, Herzog, Parajanov, Melville, Fassbinder, de films van David Lynch uit de jaren zeventig of der golem, wie er in die welt kam van Boese en Wegener uit 1920. Behalve misschien op de websites van Senses of Cinema of Rouge en in een incidenteel artikel in een filmblad bestaan sommige van deze films niet eens meer. Omdat ze niet gezien worden. En zo verdwijnen ze langzaam naar wat je optimistisch het onderbewustzijn van de cultuur kunt noemen. De vergetelheid kun je het ook noemen.
Maar voor wie één keer via het downloaden de filmgeschiedenis induikt, is er geen weg meer terug. Gelukkig niet. Dat is het begin van een filmhistorisch bewustzijn dat eerder niet bestond en dat zonder breedbandverbinding nooit zou hebben bestaan.
En dat leidt tot — vaak niet al te lange maar soms behoorlijk uitgebreide — discussies over film. Over een vergelijking tussen Dreyers joan d’arc en Bressons versie of over de artistieke visie achter Godards king lear of over het vroegere werk van Haneke.

Sanatorium
Zelfs voor mensen die denken alles al te hebben gezien zijn er nieuwe dingen te vinden. Zoals the hourglass sanatorium van Wojciech Has waarin een jongen zijn vader bezoekt in een sanatorium waar de tijd is verbogen. Of the place without limits van Arturo Ripstein die ooit nog de assistent van Buñuel was bij het maken van el ángel exterminador en simón del desierto. Of de zeldzame Spaanse korte horrorfilm la cabina uit 1972 waarin een man vast komt te zitten in een telefooncel.
Jazeker, er zitten rechten op vrijwel alle films die online te vinden zijn en ik pleit ook niet voor schending van intellectueel eigendom. Maar voor wie het verschijnsel waarneemt, zal duidelijk zijn dat deze cultuur ook zijn mooie kanten heeft. Ik stel voor dat iemand online distributierechten verzamelt voor films van voor 1975 en voor elke download een minimaal bedrag vraagt, het model dat Apple voor zijn iTunes-store gebruikt.
Of een stap verder nog: waarom zou er geen internationaal online archief voor films kunnen komen? Waar iedereen voor datzelfde minimale bedrag kan downloaden wat hij wil? Een archief dat films beschermt tegen het grote vergeten. Hoe gebrekkig en illegaal ook, dat is wat het illegaal uitwisselen en downloaden van films in zekere zin is.

Ronald Rovers

Geschreven door