Redactioneel – 1 juni 2016

Jury Cannes 2016
Als je zelf je zin niet krijgt, hebben de anderen altijd ongelijk.
Neem de jury van het afgelopen Filmfestival Cannes. De rode loper was nog niet opgerold of de L.A. Times kopte: "Hoe George Millers jury er helemaal naast zat." En waar de jury helemaal naast zat was dit: ze hadden de films niet bekroond die tijdens het festival door de grootste gemene deler van "de" pers enthousiast ontvangen waren. Volgens journalist Justin Chang omdat de Gouden Palm voor Ken Loach’ I, Daniel Blake teveel was ingegeven door het sociale karakter van de film. Anderen schreven dat je met een jury met zoveel acteurs ook niets anders kon verwachten dan dat een film als Xavier Dolans Juste la fin du monde een (ex-aequo) Grand Prix kreeg: want iedere ster wil graag zoveel close-ups. Chang verwees ook nog naar vorig jaar, toen Dheepan de hoofdprijs kreeg en co-juryvoorzitter Joel Coen desgevraagd had gezegd dat "dit geen jury van filmcritici [is]."
De achterliggende gedachte: critici kijken (en belonen) anders dan regisseurs en acteurs hebben al helemaal niets over de kwaliteit van een film te zeggen. Sois belle et tais-toi.
Nou weet iedereen die wel eens in een jury heeft gezeten dat hoe polariserender de films in competitie hoe groter het risico dat de jury ergens in het midden uitkomt. Mensen gaan strategisch stemmen, of gunnen de ander "hun" winnaar niet. Ik weet nog dat in het jaar dat Yella van Christian Petzold de gedoodverfde winnaar was, de persjury van de Berlinale zo verdeeld was dat na een ingewikkeld spel van veto’s en tegenstemmen opeens een heel andere film er met de prijs vandoor ging. In een andere jury had bijvoorbeeld de actrice in kwestie alle films wel twee keer gezien en was tot in de puntjes voorbereid, terwijl de schrijver-voorzitter met grote ogen toezag hoe de rest van zijn juryleden een heel andere competitie had beleefd dan hij. Kortom juryleden zijn ook maar mensen en ze zijn dus niet zo heel erg anders dan critici.
Tot zover de groeps- en gedragspsychologie.
Blijft de vraag, die hardnekkiger is, of critici en de rest van de wereld echt zo anders kijken? Het is zo’n favoriete ad hominem om critici te diskwalificeren dat het a. waarschijnlijk wel waar is maar b. niet op de manier die men denkt, namelijk: wereldvreemd, verzuurd, emotieloos, beroepsgedeformeerd.
Journalisten kijken vooral systematischer. Omdat het hun vak is. Laten we zeggen dat ze als een arts zijn voor wie niet direct elk hoofdpijntje het einde van de wereld is, hoe overtuigend en dramatisch de patiënt dat zo ook voelt.
Dan nog het dedain tegen films die "alleen maar iets te vertellen hebben" en minder te laten zien. Persoonlijk ben ik heel blij dat Ken Loach de prijs gewonnen heeft. Met de standvastige manier waarop hij bij de uitreiking herinnerde aan de traditie van de "cinema of dissent", oppositionele cinema. En die blijft maken. Misschien is dat wel het enige criterium. Dat films niet de bekwaamheid en de aangenaamheid volgen, maar de onderstroom. Of dat nu in inhoud of vorm is. Weerstand bieden tegen de mainstream. Tegen de gedachte dat er zoiets als een communis opinio is.
Dana Linssen | @danalinssen