Mening – 4 januari 2017

Het was nog even wennen. Want ging-ie nou onderwijs doen? Of media? Of cultuur? Maar de nieuwe minister Ronald Plasterk van OC&W draait er zijn hand niet voor om, die houdt cultuur en media er gewoon bij in zijn portefeuille. In het verleden was daar nog een aparte staatssecretaris voor. Maar aangezien zijn beide staatssecretarissen zich getuige de site van OC&W vooral met onderwijs gaan bezighouden, hebben we nu eindelijk een echte Minister van Cultuur (en media, en wetenschappen). In zijn spaarzame columns die Plasterk aan het onderwerp kunst- en cultuur wijdde, stelde hij dat inhoud boven kijk- en bezoekcijfers zou moeten gaan. Van een wetenschapper hadden wij ook niet anders verwacht. Kunst en wetenschap zijn nu eenmaal waardenvrij en hebben geen ander nut dan dat a posteriori misschien afgeleid kan worden. Lastig daarom dat er in het regeerakkoord toch weer staat dat "cultuurbeleid bijdraagt aan sociale samenhang en een vitale economie" (veel nadruk op cultuurparticipatie en cultuureducatie dus). En dat het invoeren van het profijtbeginsel in de culturele sector in 2011 een bezuiniging van 50 miljoen euro moet hebben opgeleverd is ook een veeg teken aan de wand. Want stiekem gaat het dan natuurlijk toch weer om een instrumenteel-economische cultuuropvatting. De metafoor die de vorige echte bewindspersoon voor cultuur gebruikte moet ook geneticus Plasterk aanspreken. Staatssecretaris Medy van der Laan zei: "Cultuur is het DNA van de samenleving." In november 2005 schreven wij daarom op deze plaats: "Als u zegt dat cultuur het DNA van de samenleving is, dan mag het niet zo zijn dat cultuurbeleid de vorm aanneemt van genetische manipulatie. Kunst en cultuur ontstaan als gevolg van mutaties, toevallige mislukkingen en weloverwogen, soms tegennatuurlijke inspiraties van individuele kunstenaars. […] Door de kunst krijgt Darwin ongelijk." Het zijn woorden die nog onverminderd van kracht zijn. Kunst komt soms tot stand door onderdrukking. Ondanks. Niet dankzij. In vrije, verlichte samenlevingen zoals Verlichtings-vriend Plasterk die voorstaat, zou je ervan uit mogen gaan dat kunstenaars hun eigen grenzen weten te slechten, hun eigen barrières kunnen opwerpen en bestormen, hun eigen zekerheden ondergraven en precies de vinger op de zere plekken van maatschappelijke taboes en vooroordelen weten te leggen. Verlicht cultuurbeleid stimuleert dus geen zekerheden, maar onzekerheden. Dat kan nooit op voorhand bijdragen aan sociale samenhang of een vitale economie. Dat levert in de vorm van verrijkende esthetische ervaringen een ander soort kapitaal op.
Dana Linssen