FilmSlot: Cruijfcourts
Cruijfcourts voor de artfilm

Amour
Het gaat zo goed met de filmtheaters in Nederland. Maar ze programmeren wel steeds meer dezelfde commerciële films en raken zo hun voorhoedepositie kwijt, meent oud-filmtheaterdirecteur Ted Chiaradia.
Ogenschijnlijk draaien de filmtheaters in ons land de laatste jaren voortreffelijk. Stijgende bezoekcijfers met af en toe een zomerdipje. Het EK voetbal zal ongetwijfeld een negatieve invloed hebben op het bezoek, maar er is geen reden tot klagen. Integendeel. De economische crisis lijkt geheel voorbij te gaan aan deze bedrijfstak. Zelfs geplande nieuwbouwplannen blijken in deze tijd niet te sneuvelen door gemeentelijke bezuinigingen. Zo krijgen Utrecht, Groningen, Leeuwarden, Maastricht, Eindhoven, Dordrecht en Deventer binnen een aantal jaren extra doeken voor arthouse programmering.
En ondertussen floreren de Bossche Verkadefabriek, Lux in Nijmegen en LantarenVenster in Rotterdam als vlaggenschip voor de artistieke film en gelden als lichtend voorbeeld voor de rest van Nederland. Geen reden tot klagen, zou je zeggen.
Maar is de situatie echt zo positief en zonder bedreigingen?
Makkelijke weg
Al enkele jaren bestaat er groeiende kritiek op de programmering van de filmtheaters. Er zou geen aandacht meer zijn voor de kleine filmpareltjes en de echte filmkunst. Recentelijk neemt deze kritiek alleen maar toe en niet alleen maar van een stel oude filmmastodonten. Ook van diverse filmverhuurders, festivalprogrammeurs, filmcritici en erger nog, zelfs van het publiek. Er spreekt serieuze zorg uit over de verschraling van het filmaanbod en afnemende aandacht voor de echt artistieke film; per slot van rekening de oorsprong van de filmhuizencultuur.
De filmtheaters anno 2012 zouden veel meer dan voorheen de gemakkelijke weg kiezen van het vertonen van meer populaire titels. De reactie van menig filmtheaterdirecteur op deze kritiek is veelal defensief en wat aangebrand in de zin van: ‘De schoorsteen moet toch blijven roken en door de professionalisering en hoge investeringen zijn de kosten nu eenmaal hoger.’ Of de andere bekende dooddoener: ‘Er is helemaal geen belangstelling voor de echte artistieke film. Ik moet wel programmeren wat het publiek vraagt ook al doe ik dat niet van harte.’
Twitteren
Met als gevolg dat de tientallen filmhuisprogrammeurs alle filmfestivals van Europa afreizen, alle artistieke films zien en beoordelen, heen en weer twitteren als een stel middelbare scholieren die op cultuurreis zijn, maar uiteindelijk een film louter beoordelen op bezoekerspotentie. ‘Amour van Michael Haneke oké een mooie film maar wel zware kost voor mijn publiek.’ ‘Beyond the Hills van de Roemeen Mungiu: mooi gefilmd maar wie gaat daar nu naar kijken?’ ‘In The Fog van Loznitsa en de nieuwe Reygadas: wat moeten we daar in hemelsnaam nu mee?’
Het lijken dezelfde opmerkingen die twintig tot dertig jaar geleden geventileerd werden door de programmeurs van de commerciële bioscopen en grote filmconcerns. Mensen die toen allang vervreemd waren van hun doelgroep en niet wisten wat ze met al die films aan moesten die ze in Cannes zagen. We weten inmiddels wat met deze bedrijfstak gebeurd is: drastisch gereorganiseerd, geprofessionaliseerd en afgeslankt.
Passie en missie
Eigenlijk is er op dit moment iets vreemds aan de hand. Terwijl het Nederlandse filmhuisklimaat opgeschoven is richting mainstream, proberen de diverse Nederlandse filmverhuurders nog steeds met veel passie een breed palet aan kleine artistieke films aan de theaters te slijten en lijken zij hun oorspronkelijke missie trouw te zijn gebleven. Het lijkt er zelfs op dat met de toename van het aantal filmverhuurders ook het aanbod aan artistieke films in Nederland onuitputtelijk is geworden. Maar waar zijn ze nog op een fatsoenlijke manier te zien?
Mede ondersteund door het Nederlands Filmfonds heeft ook een aantal Nederlandse filmproducenten meer aandacht voor de internationale artistieke film. Recentelijk waren Lemming Film, Topkapi Film en Trent middels coproductie aanwezig in het hoofdprogramma van Cannes.
En ook op de internationale grote filmfestivals en zelfs bij de Oscaruitreiking is de laatste jaren de focus steeds meer op de auteurscinema komen te liggen.
Defensief
En wat heeft dit voor een effect op het filmtheaterbeleid en de programmering? Geen enkel, lijkt het. Integendeel, de programmeurs maken de indruk de brede doelgroep tevreden te willen stellen en kiezen voor de gemakkelijke weg.
Deze defensieve opstelling van de filmtheaters lijkt inmiddels ook doorgedrongen te zijn tot de burelen van de Raad voor Cultuur. Ook hier bestaat blijkbaar geen geloof meer in het zoveel mogelijk bezoekers halen bij artistieke films. In het recentelijk gepubliceerde advies aan de minister is men enerzijds positief over het bereik van ‘The Best of IDFA Tour’. Dit met een handvol bezoekers. En anderzijds heeft men grote twijfels over de bezoekersprognoses voor het nieuwe Eye Instituut in Amsterdam. Als we daar al niet mogen rekenen op meer dan 200.000 bezoekers voor de artistieke film dan zijn we in Nederland erg van ons geloof gevallen.
Cruijfcourts
Nederland was en is nog steeds een lichtend voorbeeld voor de rest van Europa als het gaat om het filmvertoningsklimaat. Nergens is er zo’n goede infrastructuur van professionele en door de overheid ondersteunde filmtheaters. Analoog aan het voetbalklimaat: veel voetbalaccommodaties, veel trapveldjes en Cruijfcourts hebben geleid tot aanvallend en creatief voetbal. Dan verwacht je bij de filmtheaters ook meer dan alleen defensief catenaccio-denken en korte-termijnbeleid.
De oorsprong van ons filmklimaat is geformuleerd en ontstaan in de jaren zeventig en tot bloei gekomen in begin jaren tachtig. Er was toen een evenwichtige balans tussen filmfestivals (toen Filmfestival Rotterdam), distributie en filmtheaters. Het festival was er voor de research en development, de distributie voor de aankoop en de filmtheaters voor de vertoning. Juist deze samenhang is inmiddels helemaal zoekgeraakt. Laat staan dat men oog heeft voor elkaars belangen. Het lijkt er op dat iedereen zijn eigen visie heeft en vaart op zijn eigen kompas. Terwijl IDFA en Filmfestival Rotterdam zich steeds meer profileren als prominente festivals in Europa, is hier niet of nauwelijks betrokkenheid bij filmtheaters te bespeuren. Het grote aantal filmverhuurders, vaak ook nog filialen van Belgische moedermaatschappijen, overspoelen de markt en beconcurreren mekaar hevig met uitbrengdata. En de filmtheaters neigen steeds meer naar een gesubsidieerde mainstream-bioscoop door primair de focus te leggen op de aangeboden publiekstrekkers.
Het Poolse model
Kan het ook anders? Ja. Is er een nieuw lichtend voorbeeld? Ja. Talrijke natuurlijk. In Duitsland, Frankrijk en Engeland met zijn hausse aan pop-up cinema’s en art en media centers als Fact in Liverpool, Cornerhouse in Manchester en Watershed in Bristol. Juist hier worden met allerlei nieuwe concepten ook jongeren en allochtonen bereikt. Men realiseert zich terdege dat succes niet vanzelf komt.
Toch is er ook nog een land dat als voorbeeld kan dienen, waarvan je het op het eerste gezicht niet zou verwachten. Het land waar nu het EK voetbal is: Polen. Hier heeft men inmiddels het oorspronkelijke Nederlandse model als voorbeeld genomen en naar eigen hedendaagse inzichten aangepast. De stad Wroclaw heeft met het New Horizons Filmfestival een opkomend nieuw interessant artistiek filmfestival. Men heeft tegelijkertijd twee filmverhuurkantoren. Organiseert nog meer festivals, exploiteert meerdere arthouses in Warschau en heeft recentelijk de programmering overgenomen van een multiplex met 9 zalen. Dit louter en alleen voor artistieke film. En alles wordt bestuurd vanuit één centrale visie en regie.
Deltaplan
Moet het ook anders? Ja. Tal van bedreigingen doemen komende jaren op. De vergrijzing van de doelgroep, de concurrentie van de thuisconsumptie VOD, de krimpende dvd-markt en de daarmee samenhangende verkleining van de distributie-inkomsten. En dan zijn er nog economische crisis en de terugtredende overheid. Dit alles zal ons uiteindelijk dwingen tot een andere manier van denken en andere business-modellen. Laat ons niet overkomen wat bij de boeken- en cd-branche is gebeurd. Kortom: tijd voor een nieuw Deltaplan! Dit keer niet voor de Nederlandse artistieke film, want dat lijkt wel goed te komen, maar juist voor het artistieke filmvertoningsklimaat. Zo niet dan zijn we binnenkort onze positie van gidsland in Europa kwijt.
Ted Chiaradia is oud-consulent filmvertoning van het Nederlands Filmfonds en oud-directeur van Plaza Futura Eindhoven en Lux Nijmegen.
Het voorjaarsoverleg
Een no-nonsense debat over de hot issues in de filmwereld.
De programmering van de filmtheater en de opkomst van Video on Demand zijn twee van de onderwerpen die centraal staan op het jaarlijkse Voorjaarsoverleg, dat het Amsterdamse Ketelhuis dit jaar aan de vooravond van de zomer samen met de Filmkrant organiseert.
Woensdag 23 juni om 20.30 uur in Het Ketelhuis.
Presentatie: Alex de Ronde (directeur Het Ketelhuis) en Karin Wolfs (filmjournalist).
De toegang is vrij, maar het verdient aanbeveling om kaarten te reserveren bij Het Ketelhuis, Pazzanistraat 4, Cultuurpark Westergasfabriek, Amsterdam, 020-6840090. Voor meer informatie ketelhuis.nl.