Buiten beeld #14: Foley

Soms klinkt echt geluid niet 'echt' genoeg

Foto’s: Maricke Nieuwdorp

Wie werken er achter de schermen naast regisseurs en acteurs? Wie schrijft het script, wie zorgt voor aankleding, het geluid, de dieren en de cast op de set? De Filmkrant belicht in deze ‘achter de schermen’-serie steeds een ander vakgebied. Deze maand: foley van de natuurdocumentaire Wild Port of Europe.

Dieren in het wild laten zich niet makkelijk filmen. Dat proces vergt engelengeduld, grote afstand en een puike telelens. Dat betekent dat je de dieren wel haarscherp zíet, maar niet hoort. In plaats daarvan klinken in de opnames van Wild Port of Europe wind en industriegeluiden.

Filmmaker Willem Berents richt zich in deze natuurdocumentaire op flora en fauna rondom de havens van Rotterdam en Moerdijk. Van veraf opgenomen scènes van rondrennende konijnen, opvliegende roofvogels, egels in de modder en het gekrioel in een nestje bunzings, zijn qua geluid dus voor interpretatie vatbaar. Foley artist Huibert Boon, vakman van dienst, vult alle geluidseffecten kunstig in – pootjes in het gras, vachtjes tegen bladeren, klapwiekende vleugels.

Boon, die naast foley artist ook sound designer is, verzorgde eerder foley van films als Het leven is vurrukkulluk (2018) en Casa Coco (die verschijnt in december). Hij legt uit hoe een geluidsontwerp van een filmproductie wordt opgebouwd. Dat bestaat, in het geval van deze documentaire, uit vijf lagen. Om te beginnen is er het algehele geluidsbeeld, ofwel de ‘atmosfeer’. Scènes zijn soms op verschillende momenten of zelfs dagen van elkaar opgenomen. Door daar het geluidsbeeld eroverheen te leggen, in dit geval havenindustrie, wind en een snelweg op de achtergrond, worden deze shots met elkaar verbonden.

Vervolgens worden geluidseffecten, ofwel ‘spot-effecten’ toegevoegd: zaken die je letterlijk in beeld ziet, zoals een toeterende auto of een bewegende hijskraan. Dan worden er een laag muziek en een voice-over toegevoegd én die bewegingsgeluiden van dieren op de ondergrond. Eigen dierengeluiden – gepiep, gekrijs of gezang – zijn eerder al los op locatie opgenomen, worden uit een geluidsbibliotheek gehaald of komen met special effects tot stand. Bij een speelfilm, legt Boon uit, werkt hij als foley artist ook aan geluid van kleding, voetstappen en geluiden van objecten en rekwisieten. Denk aan een lade die opent, een piepende deur, een klop op het raam of een krakend bed.

Soms wordt Boons functie klassiek gerauschmacher genoemd, of – minder gebruikelijk – geluidenman, of bruiteur in ‘t Frans. De Engelstalige industrie gebruikt foley, vernoemd naar Jack Foley (1891-1967). Foley was werkzaam in de periode toen stomme film overging in geluidsfilm en er opeens geluidseffecten nodig waren, zoals die beroemde klappen op een biefstuk voor een vuistgevecht.

Hoe Boon te werk gaat hangt af van zijn bronmateriaal. Soms ontwikkelt hij alle omgevingsgeluiden per scène. In dit geval produceert hij eerst alle watergeluiden door de hele film heen. Daarna gevolgd door die van bewegingen in de modder, enzovoorts. Ondertussen maakt hij notities van wat hij voor volgende opnames nodig denkt te hebben; een keukenmixer of een slaapzak met een lange rits bijvoorbeeld. Vaak is het een kwestie van uitproberen en rommelen. “De microfoon luistert anders dan wij”, legt hij uit. Een hap uit een appel kan door de microfoon hetzelfde klinken als een stuk plakband dat wordt losgerukt. “Je hersenen leggen de puzzelstukjes vanzelf op z’n plek – mits het geluid klopt.”

Net als sound design valt foley onder het post-productieproces. Binnen het steeds digitaler wordende proces vindt Boon foley aangenaam analoog. “Foley is geoorloofd rotzooi maken en met je handen in de modder zitten – letterlijk.”

Sinds een dag of zes werkt Boon samen met Filmacademie-stagiair Lesley van Brummelen aan deze natuurdocumentaire. Ze vormen nu al een geoliede machine. Met een streven van vijftien minuten per dag schat Boon dat het foleywerk voor deze film na een week of drie gedaan is.

In Boons geluidsstudio in Amsterdam-Noord liggen talloze materialen en voorwerpen waarmee geluid kan worden gemaakt. Er zijn schoenen met alle soorten zolen, tapijten, kunstgras, bakstenen, staal, schuim, aluminium, plastic, hout en bubbeltjesfolie. Ook bewaart hij stoelen, waarvan één met een specifiek, piepend buizenframe dat het prima doet als krakend bed in actie. Vanzelfsprekend bezit Boon een arsenaal aan microfoons. Die hangen momenteel in en rondom een zogenaamde ‘grondbak’, een bak van ongeveer 1 vierkante meter met daarin een mix van takjes, gedroogd gras en grint. Boon heeft ook een zandbak, een modderbak en een waterbak paraat – compleet met hydrofoon, een onderwatermicrofoon.

Vandaag werkt het duo aan een sequentie waarin konijnen worden opgejaagd door een bunzing en een valk. Een van de konijnen valt ten prooi aan de roofvogel. Treurig voor het slachtoffer, maar voor Boon een puur technische beeldenserie: lichte vingertapjes in de grondbak voor de konijnen en de bunzing, wapperen met bamboe en veren voor de valk. Soms gaat dat in meerdere takes, omdat een stapje ‘drassiger’ moet klinken, aarzelender of intenser. Volgens Boon maakt de toevalsfactor het resultaat levendig; er liggen allerlei materialen in de bak en elke keer grijp je net iets anders. “Dat is de perfectie van imperfectie.” Deze zorgvuldige geluidschoreografie gaat Boon soepel af. Ondertussen slaat Van Brummelen takes in een indrukwekkend tempo op als kleine geluidsfiles. Hij is tevens Boons tweede oor.

Voor geluiden met een groot soortelijk gewicht gebruikt Boon een soort geofoon, die met z’n neus op de bodem van de grondbak ligt. Getap met vingertoppen zijn geen huppende konijnenpootjes meer, maar dreunende hoeven van Schotse hooglanders, die eveneens in deze film voorbij komen.

Soms blijkt dat een echt geluid niet ‘echt’ genoeg is. In een scène doet een egel zich tegoed aan fazanteneieren. Boon pakt er een kippenei bij om dat beeld van zo’n typisch krakend en ‘nattig’ geluid te voorzien. Dan ontdekt hij even later per toeval dat een ander geluidseffect veel échter klinkt: hij scheurt een stuk bast van een droge boomstam af en – verdomd! – dit is exact het geluid dat je verwacht bij het getoonde beeld. Boon: “Soms is het een kwestie van kijken wat er gebeurt en hoe dat in je hoofd vertaald wordt. Dit is zo’n cadeautje dat je onderweg ontdekt.”

Een opleiding tot foley artist is er niet in Nederland. Veel sound designers die van de Filmacademie komen nemen, zo weet Boon, regelmatig op kleine schaal zelf omgevingsgeluid op. Boon specialiseerde zich in de loop der jaren jaren steeds meer in dit creatieve monnikenwerk. Omdat hij het leuk vindt en omdat hij vond dat hij bepaalde geluiden beter kon leveren dan een geluidsbibliotheek. Zo creëerde hij onlangs het geluid van een grote stalbrand in de familiefilm Silverstar (2021) door drie zelf geproduceerde geluiden op elkaar te leggen: zacht geblaas in een microfoon, het stuk knijpen van bubbeltjesfolie en door stukken hout in een plastic net rond te knijpen. Het effect is groots. En om bij de paarden te blijven: Boon kocht op Marktplaats oude hoefijzers en lijmde die onder halve, lege kokosnoten. Die werken perfect als klankkast en het geluid van die kokosnoot op een baksteen, in een bak zand of op een stoeptegel, klinkt levensecht.

Door ervaring weet Boon van de meeste geluiden prima hoe hij die geloofwaardig kan opwekken. Soms is het even zoeken. “Dan maken we het na zoals we dénken dat het klinkt”. Het krioelen van een nestje pasgeboren bunzings in een ondergronds nest bijvoorbeeld. Hoe klinkt zoiets? Wrijven over een stukje trui bleek te werken, in combinatie met vingers die zand omwoelen. Hoe klinkt een meeuw die zijn kleintje van vis voorziet? Dat kan zijn door wrijving van natte handen. Werkt dat niet? Dan kan Boon altijd nog een haring bij de visboer oppikken.

Boon bedenkt bij elk shot wat je als kijker wel en niet hoort – en op welk volume. Een rennend dier in de verte klinkt logischerwijs zachter. Als een hele groep meeuwen gefilmd is, voorziet Boon slechts een aantal van hen van geluid, waarmee hij automatisch de kijkrichting van het publiek bepaalt. “Soms is het een kwestie van één, twee, veel.”


Wild Port of Europe draait vanaf 20 oktober in de bioscoop.