Boeken: Tussen de filmrollen
Een leven als een jongensboek
De filmliefde spat ervan af in de autobiografie van Henk van der Linden, de zeer succesvolle maar onterecht vergeten jeugdfilmmaker, die vandaag 95 jaar oud is geworden.
Ergens is het passend dat filmmaker Henk van der Linden uiteindelijk ook zijn biografie maar gewoon zelf geschreven heeft. In zijn meer dan veertig jaar omspannende filmcarrière, van 1943 tot 1984, deed hij namelijk ook al het merendeel van het werk zelf. Zoveel wordt wel duidelijk uit zijn innemende autobiografie Tussen de filmrollen.
Voor de tientallen jeugdfilms die zijn bedrijf Rex Films produceerde, verzorgde Van der Linden regie, scenario, camerawerk, montage, en speelde hij vaak ook een of meerdere rollen. Echtgenote Mary deed de casting, make-up en kostuums; vader Cor sr. bouwde de decors en deed de geluidseffecten; zoon Cor jr. en dochter Jos acteerden vanaf hun vroegste jeugd en werkten toen ze wat ouder waren ook achter de schermen mee.
In historische overzichten van de Nederlandse speelfilmproductie wordt Van der Linden veelal overgeslagen. Zijn kinderfilms tellen blijkbaar niet mee. Daarmee is een van de meest productieve én succesvolle filmmakers van Nederland opzijgeschoven.
Guinness Book of Records
Van der Linden was een pionier, benadrukken Lex Veerkamp en Hans Heesen, de bezorgers van de autobiografie, in hun introductie – hij bracht niet alleen eigenhandig de jeugdfilm naar Nederland, maar maakte ook de eerste (jeugd)western met De jongen uit het Wilde Westen (1963), de eerste (jeugd)sciencefictionfilm met De Robins en het robot komplot (1969), en de enige Nederlandse Robin Hood-film met Robin Hood en zijn schelmen (1962).
Bekender dan die titels zijn de reeksen films rond Nederlandse helden die Van der Linden maakte: Sjors en Sjimmie (zeven films), Dik Trom (vijf), Pietje Bell (één). Hoezeer de volwassen wereld ook schamperde over zijn “amateuristische” films, de jonge bezoekers kwamen er in drommen op af – in een in 1993 gepubliceerd overzicht van de bestbezochte Nederlandse films uit de periode 1954-1991 is Van der Linden met tien titels de onbetwiste koploper. De nieuwe avonturen van Dik Trom (1957), de eerste film uit die reeks, draaide maar liefst 28 jaar onafgebroken ergens in Nederland in een bioscoop, en staat daarmee nog altijd in het Guinness Book of Records als langst lopende Nederlandse speelfilm.
Het genoemde amateurisme, in de beste zin van het woord, kleeft ook aan deze biografie. Want laten we niet vergeten dat het woord amateur er ook op duidt dat iets ‘uit liefhebberij’ wordt gedaan, aldus Van Dale. En de liefde voor film spat er aan alle kanten van af bij Van der Linden, hoe knullig de uitvoering hier en daar ook mag zijn – zowel in zijn films (waarvan er vier te zien zijn op de bij het boek meegeleverde dvd’s) als in de autobiografie.
In 24 hoofdstukken schetst Van der Linden in Tussen de filmrollen zijn levenspad. Hij werd in 1925 letterlijk in de bioscoop geboren – zijn ouders waren de uitbaters van de Emma Bioscoop in het Zuid-Limburgs Hoensbroek, en de kleine Henk kwam ter wereld in de slaapkamer tegenover de projectiecabine. ‘Vermoedelijk is het eerste geluid dat ik gehoord heb dat van een ratelende filmprojector’, memoreert hij.
Achtertuin
Van der Lindens jeugdjaren lezen weg als een avontuurlijk jongensboek. Spannende avonturen zijn er genoeg, maar grote drama’s blijven uit – in ieder geval in hoe Van der Linden het nu opschrijft. Als tiener kwam hij zonder kleerscheuren de Tweede Wereldoorlog door – hij maakte in de oorlogsjaren zelfs zijn eerste eigen films. Tijdens zijn naoorlogse dienstplicht bleef uitzending naar Nederlands-Indië hem bespaard – hij belandde op de filmdienst in Den Haag, waar hij onder meer de kroning van koningin Juliana in 1948 filmde.
Maar het hart van het boek ligt in zijn jaren als producent van jeugdfilms, van Drie jongens en een hond (1951) tot aan het abrupte einde van zijn bedrijf na Wie ’t laatst lacht (1984). Op een kleine handvol uitzonderingen na – één dag draaien in Rotterdam voor de Pietje Bell-film, nu en dan een uitstapje naar België, één film in Spanje en één in Italië – vond die productie plaats in de ‘achtertuin’ van Van der Linden: de Brunssummerheide, op een steenworp van zijn woonhuis, productiekantoor en regelmatige filmlocatie in Thull, gemeente Schinnen, diep in Limburg. Iedere zomer maakte hij daar een film, soms twee of zelfs drie, almaar wachtend op de schaarse maar onmisbare straaltjes zon.
Het is een carrière als geen andere, ver van de gevestigde filmindustrie. Van der Linden bleef doelbewust onafhankelijk: één keer vroeg hij geld aan bij het Filmfonds, maar toen hem de eisen voor inzage en goedkeuring ter ogen kwamen zag hij er toch van af. Ook aanbiedingen van buitenlandse producenten sloeg hij af. Van der Linden hield alles zelf in de hand, wat erop neerkwam dat hij vaak ook alles zelf met de hand in elkaar knutselde. Liefdewerk alom, niet alleen van de familie Van der Linden maar ook van vrienden en dorpsgenoten die belangeloos meewerkten aan het filmavontuur. Ook enkele van hen komen aan het eind van het boek aan het woord over hun tijd bij Rex, even warm en nostalgisch als Van der Linden zelf. Dat enthousiasme is uitermate aanstekelijk in dit zelfgecreëerde eerbetoon aan een bijna vergeten filmer.
Tussen de filmrollen, Henk van der Linden | 2020, Uitgeverij IJzer, Utrecht i.s.m. Stichting Filmuitgaven | 306 pagina’s | €29,50