Boeken: Kind van de zon

Zelfportret van een eigenzinnig filmmaker

Kind van de zon

Rondzwervend door het leven en over de wereld ontpopte René van Nie zich in de jaren zeventig tot filmmaker met een eigen blik. Hij is iemand die we niet mogen vergeten. Zijn levendige autobiografie helpt daarbij.

Hoewel René van Nie zeven jaar geleden overleed, bekruipt me tijdens het lezen van zijn Kind van de zon toch soms het gevoel dat ik werkelijk naast de schrijver op zijn terras op Aruba zit. Dat hij even is teruggekeerd om, voorzien van koffie en genoeg ‘peuken’, mij met humor en relativeringsvermogen van alles over zijn leven en filmwerk te vertellen. Want zo schrijft hij.

Een leven vol omzwervingen – hij noemt zich vaak een ‘zigeunerjongen’ – voor wie rust niet was weggelegd. Een kwajongen die als tiener wist te ontsnappen aan een toekomst in de Limburgse mijnen en die pakweg twintig jaar later na een zeer praktische leerschool in de wereld van nieuws en documentaires (“Ik at film, droomde film en maakte film”) zich ontpopte tot een belangrijk nieuw Nederlands filmregisseur met een heel eigen insteek. Een filmmaker die in het veranderende Nederlandse filmlandschap op het goede moment kwam.

Het nog altijd indrukwekkende Kind van de zon uit 1975 (te zien op de Eye Film Player) is daar een uitgesproken voorbeeld van. Hij draaide de speelfilm bijna alsof hij, zoals hij gewend was, een documentaire maakte. Het verhaal leunt sterk op de realiteit van de toenmalige psychiatrische praktijk. Een jonge vrouw (glansrol van Josée Ruiter) worstelt om haar moeilijke jeugd achter zich te laten en belandt in een inrichting. Met een minimaal script en veel improvisatie vertrouwde Van Nie sterk op de kwaliteiten van de acteurs. “Dit was mijn kracht”, noteert hij, en hij meent dat hij bij zijn latere speelfilms ook zo te werk had moeten gaan.

Hij was 77 toen hij kort voor zijn onverwachte overlijden op 23 mei 2017 (hartstilstand) het manu­script voor zijn recentelijk gepubliceerde, naar Kind van de zon vernoemde autobiografie voltooide. “Mijn leven was een aaneenschakeling van beminnen en bemind worden”, schrijft hij. “Mijn werk was mijn leven”, en ook: “Mijn echte passie was het leven zelf.”

Wallen
Zijn verhaal ontvouwt zich als een met smaak vertelde en zeer onderhoudende collage van herinneringen. Beginnend bij zijn ongedurige jeugd als lastig ventje met een grotendeels afwezige vader, via zijn eerste lucratieve bezigheden als ‘runner’ op de Amsterdamse Wallen en vroege verliefdheden naar het toeval dat hem naar zijn eerste baantje in de filmwereld stuurde. Een wereld waarin hij al snel eigen baas werd, om na Sabine (1982) weer een punt te zetten achter het filmwerk en in de krantenwereld op Aruba zijn slag te slaan.

Hij heeft het opgeschreven alsof hij het vertelt aan zijn vroegere medewerkers en acteurs die hem in zijn verbeelding – menigeen is al overleden – op zijn terras komen opzoeken. Waarbij hij zijn bewondering voor hen niet onder stoelen of banken steekt. Het resultaat is een in anekdotes opgedist verhaal, dat na een eerste aanloop onbekommerd heen en weer springt tussen wetenswaardigheden over zijn filmwerk, de vrouwen (en kinderen) in zijn leven en talloze belevenissen. Uit drinken met Ramses en Rijk bijvoorbeeld. Gelukkig schreef Lex Veerkamp een inleiding die een prima houvast geeft.

Vrijbuiter
Van Nie is meer iemand van treffende inkijkjes dan de brede blik. Die spontane associaties en details over zijn avonturen roepen het gevoel op dat je het echt meebeleeft, al gaat hij soms ook te snel aan iets voorbij. Dan moet je tussen de regels door lezen; zoals in de wel heel beknopte passage over Doodzonde (1978), zijn wisselend ontvangen, maar ook moedig genoemde film vol elementen uit zijn katholieke achtergrond. Wat Van Nie hierover noteert is weinig meer dan een synopsis plus lof voor Renée Soutendijk en Willeke van Ammelrooy.

Dat neemt niet weg dat hij zichzelf aansprekend en met verve profileert als een impulsieve vrijbuiter die vooral vanuit zijn gevoel werkte. Niet altijd een gemakkelijk mens, maar ook iemand met veel liefde, spontane betrokkenheid en engagement.

De vijf van de vierdaagse (1974), Kind van de zon, Een stille liefde (1977), Doodzonde en Sabine zijn zijn vijf speelfilms. Overigens moeten we zijn documentaires, zoals Bronbeek bijvoorbeeld (1969), zeker niet over het hoofd zien. Van Nie besteedt er in het boek genoeg aandacht aan. Daarnaast draaide hij als cinematograaf meer dan vierduizend nieuwsitems en publiceerde hij een groot aantal boeken.

Mooie toevoeging aan deze royaal van fotopagina’s voorziene autobiografie zijn de QR-codes die toegang geven tot een aantal van Van Nie’s films, waaronder uiteraard Kind van de zon.


Kind van de zon René van Nie | 2024, uitgeverij IJzer i.s.m. Stichting Filmuitgaven | 191 pagina’s | € 27,50