Boeken: Film Programming
Curatoren van de cinema
Wie zijn toch die mensen die altijd onze films uitkiezen? Het zijn de filmprogrammeurs! Hun inzicht en smaak zijn bepalend voor wat het publiek in de zaal te zien krijgt.
Door Janna Reinsma
Filmprogrammeurs zijn voor bioscopen en filmfestivals wat curatoren zijn voor musea en kunstfestivals: ze fungeren als aan het zicht onttrokken poortwachters. Door te bepalen wat er vertoond wordt, en wanneer, hebben ze echter een enorme invloed. Zo vertoont IDFA dit jaar ruim driehonderd films — een duizelingwekkend aantal, maar niets vergeleken bij de 3250 films waar de programmacommissie haar selectie uit moest maken. Behalve selecteren doen programmeurs, of het nu op festivals of in de filmtheaters is, nog meer: ze plaatsen de gekozen films als het goed is in context of een betekenisvol verband, waardoor de films op elkaar gaan inwerken. Door middel van inleidingen of nagesprekken kunnen de films bovendien verder worden toegelicht.
Inleiding op het vak
Wie is de mysterieuze filmprogrammeur, en wat doet hij? Het onlangs verschenen Film Programming — Curating for Films, Festivals and Archives (Peter Bosma, 2015) biedt een inleiding op het vak. In de eerste drie hoofdstukken verkent Bosma de werkpraktijk, doet hij suggesties voor wetenschappelijk onderzoek naar historische en hedendaagse filmprogrammering en bespreekt hij cinefilie en de eigen smaak als drijfveer of inspiratiebron voor de programmeur. Verder schetst hij het netwerk waarin de programmeur moet opereren, waarin distributeurs, rechthebbenden en concurrenten een veel grotere (belemmerende) rol blijken te spelen dan vaak wordt aangenomen. Daarna volgen drie hoofdstukken over het programmeren voor filmtheaters en festivals en het cureren voor filmarchieven, en wordt er afgerond met casestudy’s over het programmeren van de stille film Menschen am Sonntag (1930) — laat je die begeleiden door muziek van toen of door een nieuwe score? — en het cureren van vernieuwende filmtentoonstellingen zoals de openingstentoonstelling van EYE, die noch in een black box (filmzaal) noch in een white cube (een klassieke expositieruimte) plaatshad. In zijn conclusie blikt Bosma vooruit naar de toekomst van film en filmprogrammering, en betoogt hij vurig waarom het zien van films in bioscopen nog altijd belangrijk en relevant is, ook in tijden waarin we nieuwe ervaringen binnen ons eigen smaakpalet op een presenteerblaadje krijgen aangereikt, en schermen ons overal omringen, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat.
Collegereeks
Bosma heeft duidelijk veel verstand van filmprogrammering, maar hij heeft een nogal academisch, bij vlagen zelfs schools, werk geschreven. Het boek is merkbaar een omgewerkte collegereeks, en de samenhang tussen de hoofdstukken is niet altijd even duidelijk. Zo wordt eerst uitgelegd hoe je filmprogrammering wetenschappelijk kan onderzoeken, voordat er grondig is ingegaan op wat filmprogrammering eigenlijk precies inhoudt.
Hoewel Bosma concludeert dat de filmkunst beschermd moet worden tegen commerciële belangen, heeft hij zelf ook nogal de mond vol van termen als corporate identity, unique selling points, return on investment, key performance indicators en critical success factors. Prima om ook de zakelijke en commerciële kanten van het programmeren te belichten, maar deze marketingtoon krijgt iets te vaak de overhand ten koste van de creatieve kanten van het programmeren.
Die blijven dan ook onderbelicht. Het zou geweldig zijn als dit boek werd aangevuld met een casestudy van een groot en complex filmfestival, om te laten zien dankzij en ondanks welke inzichten, obstakels en rommelige werkelijkheid zo’n indrukwekkend blokkenschema, waaruit de toeschouwer dan weer zijn eigen keuzes maakt, heeft kunnen ontstaan. Helaas is daar nog maar weinig onderzoek naar gedaan. Bosma suggereert zelf al een reeks goede vragen voor onderzoek naar de ambities, idealen en keuzes van festivalprogrammeurs. Hopelijk pakt hij of een van zijn collega’s of studenten de handschoen op.
Film Programming — Curating for Cinemas, Festivals, Archives | Peter Bosma | 2015, Columbia University Press, New York/Londen | 142 pagina’s | €22,99
Boeken kort
Film Rhythm After Sound | Lea Jacobs | 2015, University of California Press | €35,99
De introductie van geluid in film eind jaren twintig bracht een hoop ellende met zich mee. Carrières werden verwoest, zoals geestig verbeeld wordt in Singin’ in the Rain, en critici voorspelden het einde van de cinema. In de praktijk bleken de mogelijkheden van geluid vooral technische obstakels op de set op te leveren. Want hoe incorporeer je het geluid zo dat je een vloeiend, geloofwaardig audiovisueel verhaal vertelt? Filmmakers moesten leren hoe de vertelstructuur met muziek, tekst, dialogen en overig geluid kon worden versterkt. Jacobs beschrijft aan de hand van vier casestudy’s (over Eisenstein, Disney, Lubitsch en Hitchcock) hoe het ritme en het tempo van films veranderden door de introductie van het geluid. Een boek voor de connaisseur.
Dreaming of Cinema Spectatorship, Surrealism, and the Age of Digital Media | Adam Lowenstein | 2015, Columbia University Press | €29,99
Hoe zullen film en nieuwe media zich in de toekomst tot elkaar verhouden? Ze zijn volgens Adam Lowenstein onlosmakelijk met elkaar verbonden; bovendien was film zelf ooit een nieuw medium. In de fascinatie die wij nu hebben voor digitale media herkent hij de opgewonden interesse van de Surrealisten voor cinema. Lowenstein is in dit verband vooral geïnteresseerd in het toeschouwerschap dat digitale media voortbrengt. In elk hoofdstuk komt een ander model toeschouwer tevoorschijn, van posthuman en interactief tot geglobaliseerd.
Midi-Minuit Fantastique Volume 2 | Michael Caen en Nicolas Stanzick | 2015, Rouge Profond | 752 pagina’s | €60
Het Franse Midi-Minuit Fantastique was het eerste Europese tijdschrift dat zich exclusief richtte op genrecinema. Van 1962 tot 1971 verschenen 24 dikke nummers, die nu in vier volumes integraal worden heruitgegeven. Niet als facsimilé: het materiaal is met behoud van de sfeer van de originele uitgaves opnieuw gereproduceerd, wat met name het overvloedige beeldmateriaal ten goede komt. Een eigenzinnig blad was het, met sterke voelsprieten voor de erotische aspecten van de fantastische film. In dit tweede deel onder andere aandacht voor Italianen Riccardo Freda en Mario Bava, Fransman Georges Franju en de Engelse Hammer Studios. Met een inleiding van scream queen Barbara Steele.
Samenstelling Anne de Loos | International Theatre & Film Books | Leidseplein 26 | 1017 PT Amsterdam | t 020-622 6489 | theatreandfilmbooks.com