Boeken: Fantasia of Color in Early Cinema
Een visuele overdosis

La poule aux oeufs d’or
De filmstills uit het boek Fantasia of Color in Early Cinema zijn echte kijkplaatjes waaraan je je, zoals Martin Scorsese in zijn voorwoord terecht opmerkt, uren kunt vergapen. Het blijkt maar weer eens dat de vroege cinema helemaal niet primitief was, maar juist uitblonk in experimenteerdrift en fantasievol kleurgebruik.
Door André Waardenburg
Het prachtige plaatjesboek Fantasia of Color in Early Cinema doet met de bijna tweehonderd filmstills die op groot formaat zijn afgedrukt hetzelfde als de vroege films waaruit ze afkomstig zijn: de kijker overrompelen met een ongeëvenaarde kleurenpracht. Ze komen grotendeels uit de vele feeërieke films die filmmuseum EYE in zijn collectie heeft. Een ander deel is afkomstig uit destijds zeer populaire dansfilms, waarbij de gewaden van de danseressen prachtig ingekleurd werden.
EYE en voorganger Filmmuseum hameren al decennia op het belang van het in kleur conserveren en restaureren van het vroege filmische erfgoed dat veelal in kleur gemaakt is. Dat was en is weliswaar kostbaarder dan het maken van een zwart-witkopie, wat de meeste filmarchieven indertijd deden, maar weerspiegelt daarmee wel beter de gangbare praktijk van die tijd. Kleur was tussen 1895 en 1915 (en later ook nog) een toegevoegde waarde, een ‘special effect’ waarvoor toeschouwers graag naar de bioscoop kwamen. Er werden verschillende technieken gebruikt, die uiteenlopen van het met de hand inkleuren van 35mm-filmbeeldjes tot het semi-mechanische stencilling.
Attractie
Het idee voor het boek komt van filmhistoricus Tom Gunning die in een van de vier begeleidende essays in Fantasia of Color vertelt hoe hij als kind nachtmerries kreeg door het kijken naar een plaatje uit de Duitse expressionistische klassieker Das Cabinet des Dr. Caligari (1920). Dus waarom niet een boek maken met illustraties uit de allervroegste filmperiode? Al was het maar om aan leken te laten zien dat deze vroege cinema niet primitief was, maar juist uitblonk in experimenteerdrift en fantasievol kleurgebruik. Het feit dat de meeste films uit de eerste drie decennia van de filmgeschiedenis überhaupt in kleur zijn, is bovendien niet zo heel bekend.
EYE-conservator Giovanna Fossati organiseerde een weekend binge-kijken in EYE, met naast Gunning en Fossati zelf nog twee experts: kunstenaar Jonathon Rosen en kleurspecialist Joshua Yumibe, schrijver van het boek Moving Color: Early Film, Mass Culture, Modernism (2012). Het viertal keek in vier dagen ongeveer honderd (korte) films, waarbij zo’n vijfentwintighonderd snapshots werden gemaakt. Hieruit werden vervolgens de 197 stills geselecteerd die in het boek afgedrukt staan. Deze scans zijn opnieuw gemaakt, in een hoge resolutie, van de oorspronkelijke nitraatfilms uit de kluizen van EYE. Het resultaat is adembenemend, Rosen noemt het dan ook treffend ‘een visuele overdosis’.
Gunning wijst erop dat het boek heel bewust de enorme rijkdom van de vroege kleurenfilm wil laten zien. Een periode die niet in het teken staat van realisme maar van het ‘evoceren van een levendige, sensuele fantasiewereld’. Hun kunstmatigheid was het hele punt. Kleur was een visuele attractie, en hoe meer kleur omwille van de kleur zelf, des te beter. Pas rond 1910 worden de kleuren meer pastelachtig, precies samenvallend met de periode waarin de langere, narratieve film in opkomst was. Het is een omslagpunt: de verzadigde kleuren worden zachter omdat ze niet mogen afleiden van het verhaal — kleur is niet meer dominant maar dienend. Yumibe: ‘Het fantastieke werd aangepast aan narratieve doeleinden.’
Vulgair
Zowel Gunning als Yumibe gaan in op de verschillende kleurprocessen waarmee geëxperimenteerd werd (zie beneden). In haar bijdrage beschrijft Fossati hoe de digitale revolutie de archiefwereld blijvend heeft veranderd. Het levert een mooie paradox op: door digitale restauratietechnieken kunnen analoge kleurenfilms nu makkelijker en beter in hun oorspronkelijke kleuren worden hersteld, waarbij het idee van oorspronkelijkheid altijd problematisch is. Want wat is het origineel? Een film is per definitie altijd een kopie, en die kan ingekort, gecensureerd of (onherstelbaar) beschadigd zijn. Voor kleuren geldt bovendien dat niet goed is vast te stellen of en hoeveel ze in de loop der jaren vervaagd zijn.
Een ander voordeel van de digitalisering is het eenvoudiger worden van andere presentatievormen dan vertoning in een bioscoopzaal. Denk aan online access of meerschermenprojecties bij tentoonstellingen. Fossati wijst er fijntjes op dat een eerdere generatie filmhistorici, zoals Jean Mitry, vroege kleurenprocedés vulgair en weinig verfijnd vond, een zienswijze die de afgelopen decennia ingrijpend veranderd is. Dertig jaar geleden hield het Nederlands Filmmuseum een workshop over kleurgebruik in de vroege film, waarna de belangstelling van filmhistorici voor deze periode langzaam toenam. Er volgde veel onderzoek, zie het boek van Yumibe, maar het simpelweg laten zien van waar het echt over gaat bleef beperkt tot een enkel kleurenkatern. Nu kan iedereen wegdromen bij maar liefst 197 kleurrijke en zeer tot de verbeelding sprekende filmstills. Misschien leiden ze bij iemand zelfs wel weer tot nachtmerries.
Fantasia of Color in Early Cinema | Giovanna Fossati, Tom Gunning, Jonathon Rosen & Joshua Yumibe (red) | EYE/Amsterdam University Press, 2015 | 288 pagina’s | €34,95
Van penseeltje tot sjabloon: de kleurenprocedés
Inkleuren
Tot ongeveer 1900 werden films met de hand ingekleurd. In ateliers waar soms wel 220 vrouwen werkten, werd beeldje voor beeldje met een dun penseeltje verf rechtstreeks aangebracht op van tevoren geselecteerde delen van de filmstrook. Soms wel vijf verschillende kleuren, een arbeidsintensief proces.
Inkleuren: Les six soeurs dainef
Tinting & toning
Om het kleuren van films eenvoudiger te maken, doopte men filmstroken in een kleurverfbad, waardoor de witgedeeltes een uniforme kleur kregen en het zwart behouden bleef. Dat gebeurde meestal niet willekeurig: een blauw getinte scène betekende dat het nacht was, groen stond voor bos en rood voor vlammen.
Toning is hier een variant op, door een chemische bewerking krijgen juist de donkere gedeeltes een kleurwaas. Beide kleurprocessen konden gecombineerd worden, met vaak expressief resultaat, zoals te zien in De molens die juichen en weenen. Het drama spat eraf.
Tinting & toning: De molens die juichen en weenen
Stencils/sjablonen
Omdat films rond 1900 langer werden, werd met de hand inkleuren te duur. Stencilling was de oplossing. Met kleine handgemaakte sjablonen (stencils) kon kleur efficiënter aangebracht worden. Het is mogelijk alle genoemde technieken te combineren, met vaak verbluffend resultaat: zie Les tulipes, een combinatie van sjablonen en handinkleuring.
Stencils/sjablonen: La peine du talion
AW
Filmmuseum EYE verzorgt in samenwerking met de Filmkrant een middag rond de vroege kleurenfilm | EYE-conservator Giovanna Fossati (een van de samenstellers van Fantasia of Color in Early Cinema) en Filmkrantmedewerker André Waardenburg verzorgen een inleiding bij een speciaal samengesteld programma van 60 minuten en na afloop is er een Q&A | Kaartjes kosten €5,-, waarmee de bezoeker bovendien €5,- korting krijgt op het boek, dat na afloop te koop is | EYE Amsterdam, 31 mei 13.15 uur
Lekker gluren en afluisteren
Therapie als onderwerp en setting doet het goed in speelfilms en series, van Hitchcocks Spellbound tot de geladen spanning en overdracht tussen Tony Soprano en Dr. Melfi. Eavesdropping zoomt in op de rol van de therapeut in film en op tv.
Door Janna Reinsma
Spellbound
Film en psychoanalyse zijn precies even oud. In 1895 hielden de Lumières hun eerste filmvertoningen en verscheen Studien über Hysterie van Sigmund Freud en Josef Breuer, dat geldt als de eerste verhandeling over psychoanalyse.
Het lijkt daarmee misschien alsof ze meteen al voor elkaar gemaakt waren, maar Freud had aanvankelijk niet zo’n hoge pet op van film: ‘Filming seems to be as unavoidable as page-boy haircuts, but I won’t have myself trimmed that way,’ schreef hij. En het was hem ernst. Toen filmproducent Samuel Goldwyn (de G van de Metro-Goldwyn-Mayerstudio’s) hem voor een verfilming om psychoanalytisch advies vroeg en hem daarvoor een slordige honderdduizend dollar bood, sloeg Freud het aanbod af met een eenregelig telegram. The New York Times kopte op 24 januari 1925 verbaasd: ‘Freud rebuffs Goldwyn: Viennese psychoanalyst is not interested in motion picture offer’.
De soep werd gelukkig ook weer niet zo heel heet gegeten. Freud was vooral sceptisch over de mogelijkheden van film om psychoanalytische ideeën te verbeelden of te onderzoeken. Toen hij (ruim voor de boude uitspraak hierboven) in 1907 zijn eerste film zag, op een dakterras in Rome, schreef hij zijn familie dat hij ‘betoverd’ was geweest.
Het is verbazingwekkend van dit alles kennis te nemen, in een tijd waarin op het snijvlak tussen film en klinische psychologie een vruchtbaar, alsmaar uitdijend interdisciplinair vakgebied is ontstaan. Een tijd ook waarin we mede dankzij film en tv gewend zijn geraakt aan termen als ‘het on(der)bewuste’, ‘projectie’ en ‘vervreemding’, en therapeuten in film en op tv net zulke alledaagse en veel geziene personages zijn geworden als politici of cowboys.
De bundel Eavesdropping richt zich op het personage van de therapeut in film en op tv. Het telt elf bijdragen van mensen met verschillende expertises, van psychoanalytici, psychiaters en psychotherapeuten van allerlei scholen en gezindtes tot filmwetenschappers en de psychologische filmconsultant van Lars von Trier.
Therapeuten komen doorgaans heftig vertekend en verknipt in beeld: als bovenmenselijk alwetend enigma, als geperverteerde mislukkeling en als geld aftroggelende zielenknijper, zo barst Andrea Sabbadini los. En schandalig vaak als iemand die graag erotisch misbruik maakt van de asymmetrische relatie tussen therapeut en patiënt. Fictieve therapeuten verpesten het aanzien van de professie! Echte therapie is immers langdurig en geeft een heel andere tijdsbeleving, is talig in plaats van beeldend, en vaak dramaloos en vol stiltes. De erop volgende bijdrage van Lucy Huskinson relativeert dat gelukkig vrolijk door te laten zien hoe die erotische dynamiek tussen therapeut en cliënt ons juist aan de stoel weet te kluisteren, en hoe daarbij als het ware aan de kijker de rol van therapeut of psychologisch detective wordt overhandigd, aan ons die wél het psychologische inzicht en het geweten hebben dat op het scherm afwezig is.
Voor wie belangstelling heeft voor film en psychotherapie/psychoanalyse is dit boek een rijk gevulde koekjestrommel. Wat te denken van het ‘Indiase Oedipuscomplex’, waarin de vader zijn zoon als rivaal ziet, de vader met zijn dochter wil ’trouwen’ en de moeder met haar zoon? Hoewel echte therapie zich ongetwijfeld nog altijd slecht laat verbeelden, zoals Freud al donkerbruin vermoedde, valt er veel te smullen én te leren van het gluren en afluisteren in de behandelkamers.
Eavesdropping The Psychotherapist in Film and Television | Lucy Huskinson & Terrie Waddell (red.) | 2015, Hove/New York | 190 pagina’s
Boeken kort
De geheimen van de cinema Over de Structuur en Betekenis van Narratieve Films | Chris Craps | 2014, Acco | €24,50
Chris Craps, Vlaams filmjournalist en scenarist, stelt vol bravoure en overtuiging dat de filmjournalistiek dood is en dat dit boek door de liefhebber en professional gebruikt kan worden om de complexere narratieven in films te doorgronden. Filmgrootheden als Mamet, Gilroy, Nolan en Lynch worden behandeld. Een goed verhaal verzinnen kan iedereen, volgens Craps, maar het de juiste structuur meegeven, dát is de kunst.
Cinematography | Patrick Keating (red.) | 2014, Rutgers University Press | €29,99
Dit boek geeft een interessant historisch overzicht van de cinematografie. Dat is weer eens een keer wat anders dan een praktische handleiding of een boek met interviews over het onderwerp. Patrick Keating neemt zelf de inleiding en het eerste tijdsvak voor zijn rekening: The Silent Screen. Vervolgens worden we door steeds andere auteurs van het klassieke Hollywood, via het naoorlogse naar het nieuwe Hollywood gegidst.
Akira Kurosawa Critical Lives | Peter Wild | 2014, Reaktion Books | €19,95
Voor wie meer wil weten over leven en werk van een filmmaker is er de uitstekende reeks Critical Lives Serie van Reaktion waarin helder en beknopt hele oeuvres worden besproken. De meest recente aanvulling is dit deel over Akira Kurosawa.
Moving Images Psychoanalytic Reflections on Film | Andrea Sabbadini | 2014, Routledge | €42,99
In de serie Beyond the Couch is dit een nieuwe aanwinst. Sabbadini probeert om nieuwe invalshoeken te vinden vanuit de film om naar de sleutelonderwerpen te kijken in de psychoanalyse. Zo zijn er hoofdstukken over adolescenten, kinderen, liefde en voyeurisme. Het eerste hoofdstuk over de representatie van de psychoanalist is een aanrader als u na Eavesdropping (zie boven) nog meer wilt weten over de behandeling van psychoanalyse in films.
Samenstelling Anne de Loos | International Theatre & Film Books | Leidseplein 26 | 1017 PT Amsterdam | t 020-622 6489 | theatreandfilmbooks.com