Boeken: But God Made Him a Poet
Vol tegenstrijdigheden

Stagecoach
But God Made Him a Poet is een broodnodige herwaardering van het oeuvre van John Ford, die in zijn westerns het sublieme Monument Valley vereeuwigde. Auteur Scout Tafoya betoogt de relevantie van een van de belangrijkste filmmakers van de vorige eeuw.
Ergens halverwege zijn boek legt filmmaker, acteur en filmjournalist Scout Tafoya uit dat de meest ‘Fordiaanse’ films niet de welbekende westerns zijn, maar Fords bootfilms. Tafoya (lees ook zijn Cinemaphagy, 2021, een eigenzinnig portret van filmmaker Tobe Hooper) citeert de tekst van acteur Arthur Shields uit The Long Voyage Home (1940): “Wanneer een man afreist naar zee, kan hij maar beter stoppen met nadenken over de dingen aan wal. Het vasteland moet hem niet meer.”
Deze quote past uitstekend bij Ford, die decennialang ondanks de druk van filmstudio’s zijn eigen weg koos en regelmatig wegdreef van de geldende esthetische of narratieve normen. Soms leek het alsof het Ford niet uitmaakte wat zijn generatiegenoten van hem vonden. Hij stond in sommige kringen bekend als hardvochtig. De Amerikaan was ook een mens vol tegenstrijdigheden. Zo constateert Tafoya dat ‘Ford vreesde dat de mensen erachter zouden komen dat hij wel om hun mening gaf’.
De filmmaker wilde een cowboy zijn, net als John Wayne, de macho van wie hij de carrière lanceerde in Stagecoach (1939). Maar daarvoor was Ford misschien niet macho genoeg, postuleert Tafoya: ‘Zijn beste films draaien om de mannen die hij nooit had kunnen zijn.’
Dan kan je als schrijver natuurlijk inhaken op de turbulente relatie tussen Ford en Wayne. Wayne ontpopte zich in de jaren veertig al snel als een Republikein die vakgenoten met communistische idealen aan de schandpaal wilde nagelen; Ford werd onder meer betiteld als socialist na de première van The Grapes of Wrath (1940) – een film die een statement maakt over erbarmelijke arbeidsomstandigheden in de Amerikaanse agrarische sector. Maar Tafoya beperkt smeuïge details, waaronder ook de affaire die Ford had met Katherine Hepburn, tot een minimum.
In plaats daarvan focust hij zich nauwgezet op de materie, op álle films van Ford. Van de stille film Straight Shooting (1917) tot aan de oorlogsdocumentaire Chesty: A Tribute to a Legend (1976). Op elke pagina blijkt wat een beproeving en genot dat proces van (her)ontdekken moet zijn geweest. Het enthousiasme springt ervan af. Bijvoorbeeld in de wijze waarop hij, naar aanleiding van 3 Bad Men (1926), de werkwijze van Ford omschrijft: ‘Ford maakt composities voor de eeuwigheid, alles wat het kader betreedt is iconisch. Botticelli met zijn lijnwerk, Goya met zijn schaduwen, een vleugje Melville en met Amerika in zijn botten.’
Dat betekent niet dat But God Made Him a Poet uitsluitend een lofzang is op Ford. Tafoya is zich terdege bewust van het perverse frame van cowboys versus oorspronkelijke bewoners uit veel van Fords films. Filmmaker en programmeur Adam Piron (een Kiowa en Mohawk), die het voorwoord schreef, omschrijft de wijze waarop Ford de oorspronkelijke bewoners van de Verenigde Staten belichtte als ‘met pieken en dalen’ – aan de ene kant ontmenselijkte Ford hen, aan de andere kant voelde hij ‘het lot van de ondervertegenwoordigden’ en bekritiseerde hij racisme openlijk. De hamvraag is: hoe duid je die tegenstrijdigheid met de kennis van nu? Tafoya illustreert dat dilemma. Het draait allemaal om nuance: hij stipt de pijnpunten aan in Fords oeuvre, maar zet hem als het gaat om zijn engagement ook neer als pionier.
Tafoya mist die bevlogenheid en grilligheid in het Hollywood van nu: ‘Het zogenaamd liberale Hollywood produceert vandaag de dag niets dat de moeite waard is om kwaad over te worden.’ Tafoya doelt daarmee op filmmakers die zich profileren als apolitiek en bijvoorbeeld het opvallende gebrek aan films over de arbeidersklasse – films die Ford dus wél maakte. Maar Fords invloed op de filmgeschiedenis neemt Tafoya ver buiten Hollywood waar. Zo schrijft hij over Hell Bent (1918): ‘Hij gebruikt vignetten op de wijze waarop Arnaud Desplechin dat tachtig jaar later zou doen.’ Over Judge Priest (1934) merkt de schrijver op dat Ford in deze film ‘de komst van Godard voorspelt’. Aandoenlijk is daarnaast de wijze waarop Tafoya de bewondering beschrijft die Ford koesterde voor F.W. Murnau en hoe diens stijl – zie Sunrise (1927) – doorsijpelde in het werk van de Amerikaan.
In het laatste hoofdstuk komt Tafoya echt op dreef. Scorsese zou nooit Scorsese zijn geweest zonder Ford. James Cameron, Jane Campion, Terrence Davies, Kelly Reichardt en noem-maar-op zijn, al dan niet onbewust, schatplichtig aan de meester. Of zoals Tafoya wonderschoon stelt: ‘100 jaar later is cinema nog steeds een plas waarin het werk van Ford wordt weerspiegeld.’
But God made him a poet Scout Tafoya | 2023, With an X | 250 pagina’s | € 21,50