Boeken: À propos

Woody Allen volgens Woody Allen

Foto: Fabrizio Maltese

Woody Allen wilde toneelschrijver worden maar werd een filmauteur met ruim vijftig werken op zijn naam. In zijn autobiografie À propos portretteert hij zich als een zonnige neuroticus die nooit ergens moeite voor hoefde te doen. De lach verdwijnt als hij afrekent met de beschuldiging van aanranding van Mia Farrows adoptiedochter Dylan.

De in 1935 in Brooklyn geboren Allen Stewart Koningsberg, alias Woody Allen, is de meester van de ironische overdrijving. Dat levert in zijn autobiografie À propos (in het Engels oorspronkelijk Apropos of Nothing) een geestige terugblik op zijn jeugd op. In een luchtig opa-vertelt-sfeertje schetst hij vol overdrijving zijn opgroeien in een Joods kibbelgezin. Zijn moeder is een ‘ernstige vrouw met een hart van vloeibaar stikstof’, zijn vader een gokkende schlemiel van twaalf ambachten en dertien ongelukken. Zijn ouders waren het over alles oneens, ‘behalve over Hitler en mijn rapportcijfers’, grapt Allen. Zijn moeder was ‘een veel betere ouder, veel verantwoordelijker, eerlijker en volwassener dan mijn niet zo deugdzame, rokkenjagende vader’, maar Allen hield meer van zijn vader ‘omdat hij een lieve man was, warmer en duidelijk veel hartelijker, terwijl zij compromisloos was’.

Tussen alle overdrijving door doemt een beeld op van liefhebbende ouders die alles voor Allen en zijn zus over hadden. Cultuur kreeg hij niet mee, want zijn ouders bezochten nooit een theater of een museum. Ook betrapte Allen hen nooit op het lezen van een boek. Zelf hield hij ook niet van lezen, want radio en films eisten minder inspanning en waren spannender.

Liefhebbende ouders, maar toch geen gelukkige tiener, want ‘om de een of andere reden werd ik een zenuwpees, een angstig, emotioneel wrak’, schrijf Allen over zijn tienerjaren. Hij had ‘een wankele zelfbeheersing, was misantropisch, claustrofobisch, eenzaam, verbitterd, ongelooflijk pessimistisch’. Ook had hij ‘niet één intellectueel neutron’ in zijn hoofd. ‘Als analfabeet en ongeïnteresseerd in wetenschappelijke zaken groeide ik op tot het prototype van de lamzak die op de bank zit, biertje in de hand, tv keihard op American football, met een centerfold uit de Playboy aan de muur geprikt, een barbaar in het tweedjasje met elleboogstukken van de Oxford don.’

Sukkel
Het is het misantropische beeld dat Allen ook in interviews en documentaires altijd van zichzelf schetst. Dat hij in zijn latere jeugd alsnog literatuur ging lezen deed hij niet ‘uit nobele ambitie, maar om geen sukkel te lijken voor de vrouwen die ik aardig vond, hoewel ik in de meeste opzichten een sukkel bleef’.

Allen weet het leuk te brengen, maar het beeld van hem als lulletje rozenwater is volslagen onzin. In werkelijkheid was en is hij een zondagskind. Op zijn vijftiende schreef hij al succesvolle grappen voor komieken. Op zijn achttiende verdiende hij drie keer zoveel als zijn ouders samen, laat hij quasi-terloops weten. Maar zijn ambities reikten verder en al snel stond hij zelf als komiek op het toneel. Ook dat was succesvol, waarna hij als acteur en korte tijd later ook als regisseur de overstap naar film maakte. Voor het eerst in zijn leven had hij niet meteen succes. Als acteur speelde hij in een paar flops van anderen en ook zijn regiedebuut What’s Up Tiger Lily (1965) was geen succes. Allen weet het aan een gebrek aan artistieke controle en besloot alleen nog films te maken als hij volledige zeggenschap had. En dat is zijn hele carrière gelukt, stelt hij tevreden vast.

Open brief
Wat Allen ook goed lukte was het versieren van vrouwen. Liefdevol schrijft hij over zijn eerste twee huwelijken. Ernaast en tussendoor had hij talrijke affaires met andere vrouwen, onder wie Diane Keaton, met wie hij nog steeds bevriend is. Nadat het uit was met haar had hij achtereenvolgende liefdesaffaires met haar twee zussen. Het pleit voor Allen dat hij deze rare sprongen in de liefde niet verzwijgt. Dat doet hij ook niet met zijn liefdesaffaire met actrice Stacey Nelkin eind jaren zeventig, toen hij 41 en zij 17 was. Het bezorgde hem het in zijn ogen onterechte imago van jongevrouwenverleider. ‘Ik had een obsessie voor gangsters, basketballers, jazzmusici en films van Bob Hope, maar tussen de vrouwen met wie ik in de loop van de decennia iets heb gehad zijn maar heel weinig jonge vrouwen.’

De gezellige opa-vertelt-sfeer verdwijnt als Allen ingaat op de beschuldiging dat hij in 1992 Mia Farrows toen zevenjarige adoptiedochter Dylan zou hebben aangerand. Twee psychologische onderzoeken van het meisje leidden niet tot bewijs en de affaire raakte in de loop der jaren in de vergetelheid. Totdat drie jaar geleden Dylan, inmiddels een begin-dertiger, Allen in een open brief opnieuw beschuldigde van seksueel misbruik. Er was geen nieuw bewijs, maar op de golven van de net begonnen #MeToo-beweging werd Allen in de Amerikaanse filmwereld plotseling als melaats gezien. Acteurs zeiden spijt te hebben dat ze met hem hadden gewerkt, Amazon zegde een contract voor drie films op en geen Amerikaanse distributeur wilde Allens A Rainy Day in New York uitbrengen. ‘Guilty by accusation’ noemt Allen het uitspuwen van hem zonder bewijs dat hij iets misdaan heeft.

Vilein
Voor de weerlegging van de beschuldiging trekt hij in À propos 90 van de 350 pagina’s uit. Dat is veel, maar het is begrijpelijk, want Allen wil gedetailleerd duidelijk maken hoe de vork volgens hem in de steel zit. Volgens hem is alles terug te voeren op een wraakactie van Mia Farrow, zijn toenmalige vriendin, die in 1992 naaktfoto’s van de 56-jarige Allen met haar 21-jarige adoptiedochter Soon-Yi Previn vond. ‘Uiteraard begrijp ik haar schok, haar ontzetting, haar woede, alles. Het was een logische reactie’, schrijft Allen, die meent dat Farrow zich vervolgens vastbeet in eeuwigdurende wraak en Dylan influisterde dat Allen haar had aangerand.

Wie er gelijk heeft in dit familiedrama zullen we waarschijnlijk nooit zeker weten. Allens betoog klinkt geloofwaardig, maar Vox.co, benadrukt dat het boek niet is gefactchecked en voor een completer verhaal zou je Dylan en Ronan Farrows’ publicaties erbij moeten pakken. Vóór Allen pleit dat er nooit méér beschuldigingen zijn gekomen. Geen actrice is na het losbarsten van de #MeToo-beweging naar buiten gekomen met misbruikverhalen over de inmiddels bijna vijfentwintig jaar met Soon-Yi Previn getrouwde Allen. Allen had dan ook meer steun uit de filmwereld verwacht. Grappend: ‘Niets groots, misschien een paar protestacties, een mars van een groep boze collega’s met de armen in elkaar gehaakt, wat relletjes, een paar uitgebrande auto’s misschien.’

Allens afrekening met Farrow en de beschuldiging van seksueel misbruik is geen fijnzinnige literatuur, maar een messcherpe, woedende, vaak vileine, verdediging van een man die zijn recht wil halen. Hij trekt alles uit de kast, ook oneigenlijke argumenten. Zo sleept hij zonder aarzelen Farrows familie erbij, waarin ‘het een en al zéér onheilspellend gedrag’ was. Na een opsomming van ‘drugsproblemen, strafbladen, zelfmoord, geestelijke problemen’ en een gevangenisstraf, eindigt Allen met de punchline: ‘De Farrows waren stuk voor stuk behept met gebreken in heel het gamma vanaf het Atheense toneel tot en met The Lost Weekend – behalve dan Mia, zo leek het.’ Over Farrows adoptiemotieven – ze adopteerde zeven kinderen – heeft hij ook zo zijn gedachten, want ze adopteerde kinderen ‘alsof je nieuw speelgoed koopt’. ‘De reputatie van heilige, de bewonderende publiciteit vond ze schitterend, maar het grootbrengen van de kinderen vond ze niet leuk en ze zorgde niet echt voor hen.’

Gekoketteer
Na de in al zijn gedetailleerdheid overtuigende afrekening met Farrow stellen de tweehonderd pagina’s die erna nog komen teleur. Daarin bespreekt Allen ongeveer al zijn films, maar daarbij komt hij niet veel verder dan dat het eten in Barcelona of Parijs heerlijk was, acteurs en actrices geweldig waren en dat hij na bijna dertig jaar nog steeds gelukkig is met Soon-Yi en hun twee geadopteerde kinderen. Niets over de thematiek in zijn oeuvre en nauwelijks iets over zijn filmopvattingen. Allen schrijft meer over zijn klarinetspel (‘Mijn probleem was niet alleen dat ik zonder gevoel speelde, of ritme, het was dat ik geen schaamte kende en uit volle borst speelde alsof ik daadwerkelijk iets te zeggen had’) dan over zijn filmwerkwijze, die hij, uiteraard, afdoet als geklungel: ‘Mijn manier van filmen is lui, ongedisciplineerd, de techniek van een geflopte, gesjeesde student.’

Dat doorzichtige beeld van een schlemiel die maar wat doet houdt Allen het hele boek vol. Hij doet het knap en geestig, maar tegen het einde van À propos hebben we het wel gehad met het gekoketteer. Al weet Allen ons altijd weer aan het lachen te krijgen, want hij zit nooit om een sarcastisch-ironische observatie verlegen: ‘Ondanks alle laster en afschuwelijke publiciteit zitten er een paar voordelen aan het stempel van paria. Je wordt bijvoorbeeld niet constant gevraagd om in panels te zitten, een boek aan te prijzen, walvissen te redden of afstudeerspeeches te houden.’


Á propos, Woody Allen | 2020, Prometheus | 352 pagina’s | €21,99