Boeken – 6 januari 2017
Misleidende flap voor sterke 'sequel'

THE MATRIX
Een waarschuwing vooraf: de aandacht voor the matrix (1999) die de titel, kaftillustratie en flaptekst van The cinema of attractions reloaded suggereren, wordt binnen de pagina’s van het boek niet voortgezet. Van de 24 artikelen die de bundel bevat, gaat slechts één over de film van de gebroeders Wachowski, en dan nog slechts over een zeer specifiek aspect ervan. Toch dekt de titel van de collectie de lading (al is de voorplaat misschien wat misleidend): het boek levert een verse blik op het begrip ‘cinema of attractions’, dat zo’n twintig jaar geleden in de studie van de vroege film werd geïntroduceerd.
De Internationale Federatie van Filmarchieven (FIAF) organiseerde in 1978 een samenkomst rond de vroege cinema, bekend geworden als de Brighton-conferentie. Hier werden voor het eerst grote collecties vroege films uit de periode 1895-1915 voor filmtheoretici ontsloten. Door deze vertoningen bleek dat de heersende visie, die deze films afdeed als primitieve, onderontwikkelde films, gemaakt door filmmakers die nog niet wisten hoe ze een verhaal moesten vertellen, aan revisie toe was. Vroege cinema bleek meer dan het realisme van Lumière tegenover de magie van Méliès, complexer dan een rechte lijn van Porter naar Griffith.
Van de vele theoretische concepten die in de daaropvolgende jaren naar aanleiding van deze openbaringen werden uiteengezet, bleek Tom Gunnings ‘cinema of attractions’, ontwikkeld in samenwerking met André Gaudreault, het meest houdbaar. Gunning stelde dat de cinema in zijn beginperiode de toeschouwer op een radicaal andere manier benaderde dan wat we nu gewend zijn: niet het verhaal stond centraal, maar de attractie; niet wat werd verteld maar wat werd getoond. De attractie van wat in het beeld te zien was, maar ook de attractie van bewegend beeld op zichzelf.
Sequel
Gunnings artikel had een prominente plaats in Thomas Elsaessers bundel Early Cinema: Space, Frame, Narrative uit 1990. Dat gaf een overzicht van de belangrijkste publicaties van de tien jaar sinds de Brighton-conferentie, en is expliciet het uitgangspunt van The Cinema of Attractions Reloaded. De nieuwe bundel kan gezien worden als een vervolg op Elsaessers collectie en zoals dat gaat bij sequels heeft de originele regisseur zichzelf naar de achtergrond geschoven. Elsaesser schreef wel een artikel, en het boek wordt uitgegeven onder de paraplu van zijn serie Film Culture in Transition, maar de daadwerkelijke regie liet hij over aan Wanda Strauven. The Cinema of Attractions Reloaded is een waardige opvolger; op de sequel-schaal staat het aan de kant van the godfather ii, en niet die van jaws 3d.
De bundel toont duidelijk waarom Gunnings concept zo lang relevant bleef: de term is (of lijkt), zoals filmhistoricus Dick Tomasovic het uitdrukt, tegelijkertijd precies én vaag. Precies genoeg om representatief te zijn voor een bepaalde manier van filmmaken én een bepaalde periode in de filmgeschiedenis; vaag genoeg om door andere theoretici uitgerekt, vervormd en betwist te kunnen worden zonder daaraan ten onder te gaan.
Verschillende bijdragen in de bundel zoeken naar een oplossing voor die vaagheid, een exactere en daardoor bruikbaardere definiëring van de vroege film. Frank Kessler behandelt ‘cinema of attractions’ als dispositif, Gaudreault stelt de vervangende term kine-attractography voor, Elsaesser houdt het bij diegesis. Anderen benadrukken dat vroege film niet altijd ‘cinema of attractions’ was: Charles Musser voegt de ‘cinema of contemplation’ en ‘cinema of discernment’ toe, Charlie Keil de ’transitional cinema’. Al deze pogingen tot verscherping naast elkaar vervagen de term alleen maar meer, en juist die vervaging is wat ‘cinema of attractions’ zo aantrekkelijk maakt.
Onnodige drempel
De bundel is zeker niet voor iedereen; de teksten hebben duidelijk een academische doelgroep en vereisen enige voorkennis over de heersende debatten rond de vroege film. Erger is dat enkele teksten in zodanig slordig Engels zijn gesteld dat het de leesbaarheid ernstig belemmert, grammaticaal correct maar met een woordkeuze die een onervarenheid met de taal verraadt. Een extra drempel die artikelen van dit niveau prima kunnen missen.
Overigens wordt een deel van de vereiste voorkennis ook in de bundel aangeboden: het ‘dossier’ aan het eind van het boek omvat vier klassieke artikelen waarin de term ‘cinema of attractions’ geboren wordt. Waaronder voor het eerst in een Engelse vertaling het artikel van Gunning en Gaudreault waarin ze het woord ‘attraction’ voor het eerst in de context van de vroege film gebruiken. Een welkome toevoeging, die het boek een vrijwel onmisbare aanschaf maakt voor iedereen die geïnteresseerd is in de vroege film.
Joost Broeren
The cinema of attractions reloaded
Wanda Strauven (red.)
2006, Amsterdam University Press, 464 p, 39,50 euro
Ter gelegenheid van de presentatie van The Cinema of Attractions Reloaded vertoont het Filmmuseum op 15 februari een serie korte, stille films uit de eigen collectie, waaronder le locataire diabolique (George Méliès, 1908) en charlot présente le ballet mécanique (Fernand Léger en Dudley Murphy, 1924).
Iranian cinema and the Islamic revolution
Shala Mirbakhtyar
2006, McFarland & Company, 35,- euro
Het gouden tijdperk van de Iraanse film, dat volgens Mirbakhtyar aan de gang is, vond haar oorsprong al ver voor de revolutie van Khomeini in 1979 en is onder te verdelen in drie golfbewegingen, waarvan de laatste nog niet afgelopen is en die begon met het presidentschap van Khatami in 1997. Helaas, veel films hebben nooit gerouleerd in Nederland.
African filmmaking. North and south of the Sahara
Roy Armes
2006, Edinburgh University Press, 30,40 euro
Eveneens mondjesmaat beschikbaar zijn veel Afrikaanse films. Focus hier ligt op Magreb-landen (Algerije, Marokko, Tunesie) en de voormalige Franse koloniën aan de westkust. In kort bestek een historisch overzicht van politiek en film, plus besprekingen van vijf jonge regisseurs uit onder andere Burkina Faso, Tunesië en Tsjaad.
Scenes from the city. Filmmaking in New York
James Sanders (Red.)
2006, Rizzoli, 56,50 euro
Sanders schreef eerder Celluloid skyline: New York and the movies en maakte een documentaire over hetzelfde — dankbare — onderwerp. Eerste werkje ging over beeld van New York dat uit allerlei (Hollywood-)films oprijst, dit fotoboek gaat vooral over maken van films in de Big Apple. Na lezing neme men Richard Allemans reisgids New York: the movie lover’s guide (Broadway books), en boeke een ticket.
The films of Tod Browning
Bernd Herzogenrath (Red.)
2006, Black Dog Publishing, 49,50 euro
Als mensen de naam van Browning zelf niet kennen, gaat er altijd wel een belletje rinkelen bij de titel freaks, Brownings zogenaamde horrorfilm uit 1932. Naast deze inmiddels op DVD verkrijgbare film andere besprekingen, maar ook veel achtergronden bij ’s man’s leven en werk, o.a. zijn gebruik van illusionisme en — jawel — buikspreken in zijn oeuvre.
Classic questions and contemporary film. An introduction to philosophy
Dean A. Kowalski
2006, McGraw-Hill, 90,- euro
Niet eerder werden filosofie en film zo uitgebreid met elkaar verbonden, van God (bruce almighty) tot determinisme (lola rennt) en van ethiek (crimes and misdemeanors) tot moraal (la vita è bella). Echt studieboek is thematisch opgezet en stelt soms wat koddige vragen, bijvoorbeeld naar aanleiding van the matrix: ‘What does Smith mean when he says, ‘Without purpose, we would not exist?”.
Dark spaces of the world. The cinema of Roman Polanski
John Orr (Red.)
2006, Wallflower Press, 28,60 euro
Roman Polanski. Odd man out
Denis Meikle
2006, Reynolds & Hearn, 31,95 euro
‘Whenever I get happy, I get a terrible feeling’, luidt een na lezing van diens biografie (genoemd naar Carol Reeds film uit 1947, een favoriet van Polanski) zeer invoelbare uitspraak van deze regisseur. In het deel uit de serie Director’s cuts proberen de auteurs ’s man’s eigen beruchte vaagheid over de totstandkoming van zijn films in een aantal kritische essays teniet te doen.
Red velvet seat. Women’s writing on the first fifty years of cinema
Antonia Lant (Red.)
2006, Verso, 42,50 euro
Vuistdikke, zorgvuldig samengestelde bundeling van uiteenlopende geschriften van vrouwen over film uit eerste vijftig jaar van het medium werd geplukt uit uiteenlopende media, van dagbladen tot modeblaadjes en met vergelijkbare diversiteit in auteurs, van dichteres H.D. tot anonieme bioscoopbezoekers. ‘There was never a cinema without women’, en dat begon al in 1891, toen de vrouw van Thomas Edison de uitvinding van haar man toonde aan 147 leden van haar club.
Romy Schneider. Een leven vol triomfen en tragedies
Adrian Stahlecker
2006, Aspekt, 19,95 euro
Eind vorig jaar verscheen een golf biografieën van Hollywoodsterren, zoals hier besproken versie van het leven van Nicole Kidman, van haar ex Tom Cruise (Iain Johnstone, VIP, 18,95), van Liz Taylor (J. Randy Taraborrelli, Spectrum, 29,95) en Marlon Brando (Darwin Porter, Houtekiet, 34,50), waarvan de laatste de kroon spant in het strooien met sappige details. Romy’s biografie is geen vertaling, wel de meest serieuze van het stel.
Samenstelling Philip Hartzuiker (theatreandfilmbooks.com)