Boeken – 26 juni 2017

  • Datum 26-06-2017
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Wie zich anno 2006 afvraagt wat er met de Europese cinema is gebeurd, en waar de Fellini’s en Dolce vita’s van deze wereld zijn gebleven, heeft niet erg opgelet. Er zijn in Europa tal van interessante filmmakers actief. Lars von Trier, Lukas Moodysson, Michael Winterbottom, Fatih Akin, François Ozon, Gaspar Noé, Michael Haneke, Nanni Moretti, Aki Kaurismäki, Emir Kusturica, Ken Loach, Roman Polanski en de gebroeders Dardenne, om maar een paar vooraanstaande figuren te noemen. Franse dinosauriërs als Godard, Rivette, Chabrol en Rohmer zijn samen met ons de 21ste eeuw ingerold, niet terugblikkend op hun prestaties in de jaren zestig, of rustend op hun lauweren, maar in het geval van Godard (Éloge de l’amour en Notre musique) en Rohmer (L’Anglaise et le duc) volop experimenterend met digitale technieken en nieuwe manieren van vertellen.
Fellini’s meesterwerk La dolce vita (1960) nog eens uit de kast halen en een traantje wegpinken, is net zoiets als een kaartje kopen voor Rembrandt-Caravaggio en dan betreuren dat de schilderkunst niet meer is wat het geweest is. Te veilig, te makkelijk.
En wat is dat eigenlijk, Europese cinema? Een bolwerk? Is het kenmerk van film niet juist dat het internationaal is? Grensoverschrijdend? Onderhevig aan wisselwerkingen, stroomversnellingen, vloedgolven? Zoals de hele geschiedenis — dus ook de filmgeschiedenis — in elkaar zit? Moeten we minder blij zijn met Wong Kar-wai en Tsai Ming-liang omdat ze hun films in Hongkong en Taiwan maken? Moeten we minder verrukt zijn over hedendaagse new-wavers, omdat ze uit Zuid-Amerika en Zuid-Korea komen? Ontleent het Filmfestival Rotterdam haar status in het internationale circuit niet aan haar jarenlange bemoeienis met andere filmculturen? Is Fatih Akin niet even goed een Turk als een Duitser, of allebei of geen van beide? Heeft de Duitse Oostenrijker Michael Haneke zijn meesterwerken La pianiste en Caché niet in Frankrijk gemaakt? Is de muur niet gevallen, en hoort Oost-Europa niet ook bij Europa?

Big business
Thomas Elsaesser, docent film- en televisiewetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam, publiceerde vorig jaar een dik boek waarin hij zich om de Europese cinema bekommert. European cinema, face to face with Hollywood (2005) verscheen onder een veelbetekende vlag: Film Culture In Transition. Het is de aanduiding voor een reeks boeken die door de Universiteit van Amsterdam werd en wordt uitgegeven, en die in ieder geval ’transitie’ in haar vaandel draagt. Zeg maar verandering, beweging, vitaliteit.
Het mooiste stuk uit de verzamelbundel heet If you want a life (2003) waarin Elsaesser vier decennia aan ‘renners’ belicht, en onder meer stil staat bij doelloos en doelmatig rennen. Aan de orde komen The loneliness of the long distance runner (1962), The marathon man (1976), Chariots of fire (1981), Forrest Gump (1994) en Lola rennt (1999). De laatste renner — Lola — blijkt gevangen in een ‘loop’, nota bene op het breukvlak van 20ste en 21ste eeuw.

Ren-metafoor
Elsaesser brengt hier niet alleen een schitterende ren-metafoor, hij heeft — door het boek heen — zelf ook wel iets van The Marathon Man. Voor de bundel verzamelde hij stukken die hij de afgelopen 37 jaar schreef en die dus een overzicht vormen van zijn gedachten over de Europese cinema sinds 1967. Het is niet allemaal even interessant. Om in aparte hoofdstukken over Europese auteurs weer aan te komen met Ingmar Bergman, Joseph Losey, Jacques Rivette, Peter Greenaway en Johan van der Keuken is op z’n minst belegen. Een regisseur als Bruno Dumont komt in het hele boek niet voor, laat staan Nieuwe Russen als Andrei Zvjagintsev (The return, 2003) en Ilja Khrzhanovski (4, 2004). Stokpaardjes als de Duitse en de Britse cinema worden wel flink bereden.
Wie zich een beetje over het academische taaltje heen zet (behalve dor en droog, is het ook vaak hypercorrect), stuit bij Elsaesser wel op interessante bespiegelingen over de wereldcinema (in tegenstelling tot verouderde noties als nationale of Europese cinema) en de belangrijke rol van internationale filmfestivals die een industrie op zich zijn gaan vormen, vergelijkbaar met de Hollywoodindustrie, en die ook keurmerken aan films verlenen, zoals de Hollywoodstudio’s dat met hun logo’s ook doen.
Het idee van het internationale festivalcircuit als industrie, en het idee dat de artfilm daar profijt van heeft, wordt inmiddels ook erkend door filmmakers. ‘De artfilm is big business’, zo liet de Nieuwe Rus Ilja Khrzhanovski al weten. Met zijn speelfilmdebuut 4 vloog hij vorig jaar de hele wereld over, van Noord- naar Zuid-Amerika, van Portugal naar Japan, en overal zaten de zalen tot de nok toe gevuld. Met publiek. Een beetje medelijden met zijn vrienden thuis in Rusland die gewoon een bioscoopfilm proberen te maken, heeft hij inmiddels ook.

Belinda van de Graaf

European Cinema
Face to face with Hollywood
Thomas Elsaesser
2005, Amsterdam University Press, 566 p, 29,50 euro

Klassieke filmboeken uit de afgelopen 25 jaar

Hitchcock/Truffaut
François Truffaut
1985, Simon & Schuster, 28,50 euro
In de categorie boeken over regisseurs torent dit boek uit boven heel, heel veel andere. Dit door de status van beide heren, die mede door dit boek tot grote hoogte is gestegen, maar vooral door de diepgravende inhoud, die niet alleen veel zegt over de auteur en zijn onderwerp, maar over film in het algemeen. De interviewreeks van uitgeverij Faber & Faber, waarvan Lynch on Lynch een van de bekendste is (ongeveer 27 euro per deel) borduurt voort op de formule die Truffaut met zijn boek inzette. Van de weinige filmauteurs die zelf gepubliceerd hebben, blijft Tarkovksi met Sculpting in time (Texas University Press, 39,90) de indrukwekkendste.

Time out film guide
John Pym
2006, Time Out, 34,95 euro
Is met de komst van internet de noodzaak van een filmencyclopedie afgenomen? Ja, dacht uitgeverij Penguin, die de Time Out niet meer distribueert, de allerbeste in z’n soort — bevat niet de meeste filmbeschrijvingen (16.000 tegen 23.000 voor bijvoorbeeld Halliwell’s film guide), maar is praktischer en de tekstjes zijn veel beter. Nederlandse equivalenten zijn sinds lang uitgestorven. Een algemene filmgeschiedenis is sinds kort wel in het Nederlands verkrijgbaar: Marc Cousins’ Close-up, wereldgeschiedenis van de film (Unieboek, 39,95).

Easy riders, raging bulls
Peter Biskind
1999, Simon & Schuster, 19,90 euro
Hoewel de reputatie van het boek omstreden is (roddel of geschiedschrijving?), vond Biskind met Easy riders zowat in zijn eentje de filmjournalistiek uit, en deed zijn kunstje met de opvolger Down and dirty pictures nog eens dunnetjes over. De Hunter S. Thompson van de filmschrijvers, waarvan inmiddels vele klonen zijn opgestaan.

Cinema 1: the movement-image
Gilles Deleuze
2004, Continuum Books, 22,30 euro
Het aantal boeken over film en filosofie is geëxplodeerd, met Cinema 1 en 2 (The time-image, Continuum, 22,30) als gangmakers. Minder filosofisch, maar niet minder invloedrijk, is André Bazins tweedelige What is cinema? (California University Press, 23,25 per deel). Met de opkomst van nieuwe technieken verschijnen ook nieuwe (theoretische) boeken over nieuwe media. Lev Manovich’ The language of new media (MIT Press, 32,90) is — op dit moment — nog altijd de beste inleiding in het onderwerp, met een ex aequo voor Remediation van John Bolter (MIT Press, 29,90).

Introduction to documentary
Bill Nichols
2001, Indiana University Press, 28,95 euro
Uitstekende inleiding op de vraag ‘Wat is documentaire?’ aan de hand van acht deelvragen. Naast de boeken van Nichols is ook Alan Rosenthals Writing, directing and producing documentary films and videos (Southern Illinois University Press, 35,-) een steeds opnieuw herdrukt (praktisch) standaardboek. Making Forest of bliss (Harvard Film Archive, 47,50) van Robert Gardner is een minutieuze reconstructie van het maken van zijn documentaire over de Indiase stad Varanasi. De film zelf is bijgevoegd op dvd — zo zouden meer boeken over film uitgegeven mogen worden.

The tools of screenwriting
David Howard, Edward Mabley
1995, St. Martin’s Press, 19,95 euro
De afdeling scenarioschrijven telt massa’s dertien-in-een-dozijn titels met een paar uitzonderingen. Howard schreef intussen een prima opvolger (‘How to build a great screenplay’, St. Martin’s Press, 19,95) en daarnaast is er het boek uit de film Adaptation: Robert McKee’s ‘Story’ (Methuen, 36,50). In het Nederlands is Ger Beukenkamps ‘De verborgen schrijver’ (ITFB, 24,50) verreweg de meest stimulerende. De godfather van al deze boeken is dan weer ‘The art of dramatic writing’ van de Hongaar Lajos-Egri uit 1948 – nog steeds in druk (Simon & Schuster, 17,50).

One night stand: Verdwaald & Zwijnen
Anke Boerstra, Karen van Holst Pellekaan
2006, Het Nederlands Scenario, 10,90 euro
Filmscenario’s in druk: een totale jungle. Waarom wel de Coens en Harmony Korine, maar niet John Cassavetes? Het hierboven vernoemde allerlaatste deel (47) van de serie Het Nederlands Scenario staat symbool voor de hele ter ziele gegane serie. Het is een schandaal dat dit geweldige initiatief de kop is ingedrukt. Er zijn toch al véél te weinig Nederlandse filmboeken (zie hierboven).

Samenstelling Philip Hartzuiker (theatreandfilmbooks.com).

Geschreven door