Boeken – 22 december 2016
Appels en peren

Michael Haneke
Michael Haneke debuteerde 18 jaar geleden met zijn speelfilm der siebente kontinent en maakte sindsdien nog 8 bioscoopfilms, die hoewel vaak omstreden, hem scheepsladingen aan prijzen brachten en tot een van de belangrijkste Europese filmregisseurs maakten. Tot nu toe bestond er maar één boek dat zijn werk beschreef.
Eindelijk is er nu een tweede boek over Haneke’s werk, ruim 15 jaar na dat uit 1991 van Alexander Horwarth, die tegenwoordig directeur is van het Oostenrijkse Filmmuseum. Waar het werk van Horwarth Der siebente Kontinent. Michael Haneke und seine Filme heette, lijkt het nu verschenen werk daar op voort te borduren met de titel Michael Haneke und seine Filme, Eine Pathologie der Kunsumgesellschaft. Ook de achterflap getuigt van de wil de draad op te pakken waar die is blijven hangen, met een opmerking over Haneke’s scherpe maatschappijkritiek sinds zijn trilogie der siebente kontinent (1989), benny’s video (1992) en 71 fragmente einer chronologie des zufalls (1994). Op beide zijden van het omslag van het lijvige werkje (376 pagina’s) kijkt de grote Oostenrijkse auteurfilmer de kijker indringend aan. Inpakken en wegwezen: dat wordt smullen.
Vraagtekens komen pas bij het opslaan van de inhoudsopgave, waar het eerste hoofdstuk "Theologie en esthetiek" heet. Pardon? "De naam van de Erfzonde is verdringing" luidt hoofdstuk twee van de essaybundel. Ojee. Maar het betreft een quote uit een interview met Haneke: wie weet. De rest van de koppen wekt geen verdere reden tot zorg. Horwarth heeft ook weer bijgedragen, met een essay en een tweede interview met de regisseur.
Maar dan komt het Voorwoord. "Aan het Instituut voor Fundamentele Theologie aan de universiteit van Graz, dat het tot zijn opdrachten rekent bruggen te bouwen en aan de dialoog tussen universiteit en maatschappij bij te dragen, bestaat inmiddels 15 jaar de onderzoeksopdracht ‘esthetiek en theologie’, waarin het project ‘film en theologie’ een centrale plaats inneemt." De drie redacteuren van het boek betogen vervolgens dat de wijze waarop Haneke’s werk volgens goede oudtestamentische traditie een beroep doet op het morele besef van de kijker, gerust profetisch genoemd mag worden. De verbeelde realiteit in Haneke’s filmkunst wordt door de dames en heren theologen aangegrepen als bruikbaar instrument om de tanende interesse voor een christelijk debat over zingeving vlot te trekken. Kwestie van het weten herkennen van in film aanwezige ‘inkognito’ theologische aanknopingspunten. Jaja. Maar wie weet roept het nog onvermoede inzichten op.
Machtsdaad
Eerst maar eens kijken hoe Haneke, in hoofdstuk 2, zijn theologische interviewer van repliek dient. Nee, hij is niet verbaasd dat theologen met zijn werk aan de slag gaan. Op het oeroude verwijt cynisch te zijn, verdedigt Haneke zich met de opmerking dat niet hij, maar Hollywood cynisch is met zijn consequentieloze verbeelding van geweld. Een opmerking die vragen oproept nu Haneke werkt aan de Hollywood-remake van funny games, maar de theoloog gaat er niet op door. Die wil liever weten of Haneke geen andere kwaliteiten in de mensheid ziet behalve het geweld en de gevoelsarmoede uit zijn films. "Je moet een appel niet verwijten dat-ie geen peer is," antwoordt de regisseur. Om de prediker vervolgens op filosofische wijze met zijn eigen oproep tot ‘dialoog’ in dienst van die ene heilige waarheid om de oren te slaan: "een dialoog die zijn naam verdient, is niet manipulatief, niet didactisch, niet ideologisch en niet monomaan."
Daar heeft hij de kern te pakken: dit boek is niet op zoek naar nieuwe inzichten, maar naar de bevestiging van het bekende. Het mooiste en misschien wel meest tragische misverstand is wat dat betreft wel de consequente misinterpretatie van een scène uit benny’s video. Daarin geeft puber Benny zijn ouders aan bij de politie, nadat zij de moord die hij heeft begaan, hebben verdoezeld om zijn toekomst veilig te stellen. In die ijzingwekkende, van elke empathie gespeende machtsdaad van Benny zien de christen-schrijvers een ‘aanvaarding van schuld’ en ’teken van hoop’ dat ze omdopen tot ‘Benny’s loutering.’
De korte biografieën van de auteurs aan het slot van het boek (waaronder een verpleger en een agrarisch ingenieur die zich tot de theologie hebben bekeerd), wijzen uit dat er van de 19 hoofdstukken toch ook nog vijf door filmjournalisten zijn geschreven. Maar ook die analyses en verhalen mogen slechts gaan over de thema’s die passen in de opzet van het boek, dus over het geweld, de maatschappijkritiek en de verbeelding van de realiteit in Haneke’s werk. Benjamin Schacht schreef niettemin een prachtig stuk over de rol van gezelschapsspelletjes als Backgammon, Tangram en tafeltennis in Haneke’s films in relatie tot Johan Huizinga’s standaardwerk ‘de spelende mens’. Jörg Metelmann legt het Oostenrijkse werk van Haneke naast zijn Franse periode en constateert dat de dramaturgie ervan niet langer anti-mainstream is. Horwarth sprak met Haneke over de totstandkoming van code inconnu. Dus ze zijn er wel: de appels tussen de peren, maar je moet er verdomd goed naar zoeken.
Karin Wolfs
Michael Haneke und seine Filme. Eine Pathologie der Konsumgesellschaft.
Christian Wessely, Gerhard Larcher, Franz Grabner (red.)
2005, Schüren Verlag Gmbh, 376 p., 29,95 euro
Journeys of desire. European actors in Hollywood
Alastair Phillips (red.)
2006, British Film Institute, 33,50 euro
Forse bundel essays over én individuele acteurs (Rutger Hauer: ‘… one of the few originally non-English speaking European actors also to play American characters’) én overzichten per land (Rusland, Duitsland) beschrijven veel stereotyperingen (de Engelse slechterik — Steven Berkoff — ‘Nordic queens’ — Garbo en Dietrich) maar analyseren ook de creatieve rol van de Europese acteur in Hollywood.
Ciné-files: French film guides
Ginette Vincendeau (red.)
2007, I.B. Tauris, 21,50 euro per deel
Reeks uitgebreide studies van afzonderlijke Franse films breidt uit met delen over amélie, le corbeau, casque d’or en Varda’s cléo de 5 à 7.
Tex Avery: A unique legacy (1942-1955)
Floriane Place-Verghnes
2006, John Libbey Publishing, 31,50 euro
The film work of Norman McLaren
Terence Dobson
2006, John Libbey Publishing, 47,50 euro
Twee studies over grootheden van de animatie zijn mengeling van biografie, theorie en, in het geval van McLaren, ook studie van ’s mans techniek. Goede verwijzingen, essentieel voor boeken over animatie, maar helaas bevat ‘Tex Avery’ geen illustraties.
Dziga Vertov. Defining documentary film
Jeremy Hicks
2007, I.B. Tauris, 26,80 euro
Ethnographic film
Karl G. Heider
2006, University of Texas Press, 22,50 euro
Documentary in practice
Jane Chapman
2007, Polity Press, 28,60 euro
Regisseur van man with a movie camera maakte meer werk dan deze ene film en dat oeuvre wordt hier ontleed. Studie van Heider was ooit de eerste over visuele antropologie en lange tijd niet verkrijgbaar; nu geheel herzien met extra aandacht voor onder meer Jean Rouch en Robert Gardner. Vertov en Rouch keren terug in het boek van Chapman, bedoeld als praktische handleiding voor regisseurs, maar met analyses van bestaande documentaires als ondersteunend materiaal.
The impossible David Lynch
Todd McGowan
2007, Columbia University Press, 29,95 euro
Of this place and elsewhere. The films and photography of Peter Mettler
Jerry White
2006, Toronto International Film Festival, 30,40 euro
Lynch’ nieuweling komt niet aan bod in deze studie, die uitgaat van ‘onmogelijkheid’ als centraal thema en veel gebruik maakt van (psychoanalytische) filosofie. Net als bij Lynch wordt ook van de films van Mettler, de Canadese maker van onder meer gambling, gods and lsd, gezegd dat je ze moet ondergaan. Veel ruimte voor diens fotografie — Mettler is net als Lynch ook beeldend kunstenaar.
The evolution of film. Rethinking film studies
Janet Harbord
2007, Polity Press, 26,80 euro
Film histories. An introduction and reader
Paul Grainge, Mark Jancovich
2007, Edinburgh University Press, 33,50 euro
Bestaat film nog zoals het begrip in de filmtheorie ooit is gedefinieerd? En als dat niet zo is, hoe moet film dan bestudeerd worden? De gangbare kaders (nationale film, representatie) lijken volgens de auteur hun beste tijd gehad te hebben. Om te zien hoe het wás kunnen we grijpen naar Film Histories, dat sleutelartikelen over filmgeschiedenis gebruikt als kapstok voor een niet zozeer narratief overzicht van de film, als wel inzicht probeert te creëren in het vak van filmgeschiedenis en haar instrumenten.
Masterpieces of modernist cinema
Ted Perry (red.)
2006, Indiana University Press, 26,80 euro
‘Meesterwerken’ is natuurlijk een volstrekt willekeurige term, maar deze bundel overtuigt doordat er duidelijke verbanden tussen de diverse stukken en films worden gelegd en er zo logica ontstaat voor het samenbrengen van das cabinet des dr. caligari met Stan Brakhage.
Cinephilia and history, or the wind in the trees
Christian Keathley
Indiana University Press, 23,50 euro
‘What’s missing from movies nowadays is the beauty of the moving wind in the trees’ schijnt D.W. Griffith gezegd te hebben in 1944 — vandaar de wat raadselachtige titel van dit boek, waarin cinefilie het uitgangspunt vormt voor een manier van film kijken, maar vooral van denken over film aan de hand van André Bazin, Walter Benjamin en Siegfried Kracauer.
Samenstelling Philip Hartzuiker (theatreandfilmbooks.com)