Boeken – 19 mei 2016

Zand, geen olie

THE SADDEST MUSIC IN THE WORLD van Guy Maddin

In de achterflap van het boek Independent Cinema zit een dvd verstopt met een documentair portret van Amos Vogel, auteur van het standaardwerk Film as a subversive art (1974). Het is een leuk pakketje, al vormt de dvd met de documentaire over de inmiddels 82-jarige New Yorkse filmpionier Amos Vogel (gemaakt door Paul Cronin) een iets grotere attractie dan het boekje zelf, geschreven door ene D.K. Holm, eerder verantwoordelijk voor Pocket Essentials over Quentin Tarantino en Robert Crumb.
Het boekje over onafhankelijke cinema met op de cover Vincent Gallo en Christina Ricci in buffalo ’66, is eigenlijk een iets uitgebreidere versie van zo’n Pocket Essential, zeg maar een miniatuurgids met een beschrijving van het fenomeen onafhankelijke cinema en korte interviewtjes met filmmakers Jill Sprecher, Guy Maddin, Lance Weiler en Bilge Ebiri. Waar en wanneer die interviewtjes zijn gemaakt, wordt niet vermeld, en ook niet of ze speciaal voor het boek zijn gemaakt, of elders vandaan zijn geplukt.
Guy Maddin — de Canadese regisseur die vijf jaar geleden Filmmaker in Focus was in Rotterdam en onder meer the saddest music in the world maakte — is duidelijk favoriet. Holm heeft een apart boek over Maddin in voorbereiding, en noemt hem ’truly independent’, ‘écht onafhankelijk’, en dat is duidelijk iets anders dan gewoon ‘onafhankelijk’. Er zijn — zo legt Holm uit — filmmakers als Richard Linklater, Steven Soderbergh, Robert Rodriguez en Abel Ferrara die onafhankelijke producties afwisselen met studioproducties, en al lang niet meer buiten het systeem van de commerciële cinema om functioneren. En dan zijn er nog steeds de ’truly independents’ zoals Jon Jost, Jim Jarmusch, Hal Hartley, Whit Stillman en Guy Maddin.
Uitdagend is ook Holms duiding van wat wel en niet tot de onafhankelijke cinema behoort. Nu grote Hollywoodstudio’s hun eigen ‘independent’ bedrijfjes hebben, en een firma als Miramax de term ‘independent’ eigenlijk gewoon heeft aangewend als verkooptruc, schaart Holm niet alleen het YouTube-videodagboek van ‘Lonelygirl15’ onder de échte ‘independents’ (achter het razend populaire tienermeisje dat in 2006 op YouTube verscheen bleek een experiment van twee filmmakers schuil te gaan), maar ook star wars episode i: the phantom menace. George Lucas, zo redeneert Holm, heeft de 115 miljoen dollar voor zijn ruimte-epos immers zelf vergaard.
Aantrekkelijk is ook hoe Holm de onafhankelijke cinema als genre neerzet. ‘Indies’ spelen meestal in het hier & nu, en worden meestal op locatie opgenomen, niet in een studio. Doorgaans vinden de opnamen plaats in een enkel groot huis, want dat is goedkoop, en in dat huis vindt dan meestal een familiereünie plaats, waaruit het drama of de komedie voortvloeit. Wat dat betreft heeft festen exact tien jaar geleden aardig de toon gezet, en wie Nicole Kidman en Juliette Binoche recentelijk op familiereünie in margot at the wedding en dan in real life zag, moet ook wel grinniken bij Holms analyse.

Vijanden
Amos Vogel is ondertussen degene die de onafhankelijke cinema in de VS ook een vertoningsplek gaf, en daarmee een belangrijke impuls. Vogel (eigenlijk Vogelbaum) is van oorsprong een Weense jood die in de jaren dertig op de vlucht ging voor Hitler, en in New York terecht kwam. Na de oorlog, in 1947, startte hij in New York ‘Cinema 16′ dat met 6000 leden uitgroeide tot de grootste filmclub van de VS. Vogel programmeerde films die niet in de gewone, commerciële bioscopen te zien waren. Hij maakte avondvullende programma’s met nazi-propagandafilms (Vogel: ‘You should know what your enemies are like’), medische voorlichtingsfilmpjes, animaties en documentaires. Hij noemde zijn filmclub ‘a non profit membership organisation devoted to the screening of documentaries and experimental films’.
Hitchcock kwam op een avond op bezoek, zo herinnert Vogel zich. Hij had geen voorproefje meegenomen van the man who knew too much, zoals beloofd, maar de hele, zojuist voltooide film. Vogel glundert bij de herinnering aan een van de mooiste avonden in zijn leven als filmprogrammeur. Als een van de eersten liet hij ook films van Ozu in Amerika zien, en van Buñuel, Rivette, Resnais, Varda, Bresson en Rossellini.
Het documentaire portret van de Engelse regisseur Paul Cronin is vooral een aardige eerste kennismaking met een bevlogen filmpionier die later ook mede-oprichter en eerste directeur werd van het New York Film Festival. Maar ergens is het ook een gemiste kans. Cronin laat relatief weinig zien van het (experimentele) werk dat de oude Vogel zo bewondert. Voor een uitgebreidere kennismaking met Vogels baanbrekende werk moeten we dus eigenlijk de herziene uitgave van zijn boek Film as a subversive art opsnorren.
Op het prikbord in Vogels huis in New York hangt een tekstje van een Duitse naoorlogse schrijver dat nog steeds als levensmotto fungeert:
Be uncomfortable
Be sand, not oil in
the machinery of the
world

Belinda van de Graaf

Independent cinema
D.K. Holm
Kamera Books 2008, 158 p, 19,95 euro, incl. de dvd van Paul Cronin.
Film as a subversive art: Amos Vogel and cinema.

Buñuel over Buñuel
Tomas Pérez Turrent
2008, Menken Kasander & Wigman Uitgevers, 34,50 euro
Uitvoerige reeks interviews met de Spaanse regisseur over diens leven en werk werd afgenomen in de periode 1975-1977 door twee Mexicaanse schrijvers — en fans. Extra toelichtingen door Nederlandse samensteller, een interview met Buñuels zoon, veel illustraties en inleiding door Willem-Jan Otten.

Films of fact. A history of science in documentary films and television
Timothy Boon
2008, Wallflower Press, 30,40 euro
Wat misleidende titel (boek gaat uitsluitend over Engelse wetenschapsfilms). Dit is vooral een culturele geschiedenis van (het ontstaan van) een genre in het Verenigd Koninkrijk, met als centrale figuur Paul Rotha, regisseur van onder meer het nog altijd actuele world of plenty uit 1945, die een belangrijke rol speelde op de documentaireafdeling van de BBC.

Nederlandse acteurs in de Weimarrepubliek en Nazi-Duitsland
Adrian Stahlecker
2008, Aspekt, 22,95 euro
Stahlecker publiceerde in de afgelopen jaren onder meer biografieën van Romy Schneider, Hildegard Knef en een boek over Goebbels’ droomfabrieken. Hier een overzicht van Nederlandse acteurs die carrière maakten in Duitsland in de jaren twintig en dertig, waaronder de veelbesproken Johannes Heesters.

Een halve hond heel kijken. Een boek over kijken
Joke van Leeuwen
2008, Querido, 16,95 euro
Als film over kijken gaat, is dit een boek over film. Vreemd eigenlijk dat er zo weinig filmboeken bestaan die vertellen wat dat is en hoe dat moet, kijken. Uitgangspunt is hier vooral beeldende kunst, maar de (geoefende) filmkijker kan misschien wel een nieuwe (kijk)invalshoek gebruiken.

Neil Jordan
Maria Prammagiore
2008, University of Illinois Press, 23,50 euro
Dark carnival. The cinema of Neil Jordan
Carole Zucker
2008, Wallflower Press, 30,40 euro
Ierse schrijver en regisseur Jordan brak door met the crying game en maakte daarna films in uiteenlopende genres (interview with the vampire, the end of the affair). Beide boeken analyseren het oeuvre aan de hand van een aantal thema’s. Pramagiorre voegt een interview toe uit 2005, Zucker besteedt ook aandacht aan Jordans literaire werk.

A short history of film
Wheeler Winston Dixon
2008, Rutgers University Press, 27,50 euro
In 2005 kwam er eindelijk weer een Nederlandstalige filmgeschiedenis op de markt (Close-up van Mark Cousins), maar die is alweer in prijs opgeheven. Voor een beknopt overzicht van de filmgeschiedenis, grijpe men dus de Engelse editie van Cousins’ boek (The story of film, Anova, 25,95 euro), of deze nieuwe uitgave, die per hoofdstuk een decennium bespreekt en uitdrukkelijk ook wereldcinema in ogenschouw neemt.

A Maysles scrapbook. Photographs/cinemagraphs/documents
Albert Maysles
2008, Steidl, 65,- euro
Boek over het werk van de Maysles is trouw aan hun opvattingen: laat de beelden voor zichzelf spreken. Geen uitvoerige analyses en terugblikken in dit boek dus, maar een oeuvre-overzicht tot en met the beales of grey gardens uit 2006 in heel veel plaatjes.

John Landis
Guilia D’Agnolo Vallan
2008, M Press, 32,95 euro
Foto- en fanboek over maker van the blues brothers en de clip bij Michael Jacksons thriller is opgebouwd rond lang interview met Landis en een aantal artikelen van zijn eigen hand, maar ook interviews met en artikelen van (oud-)medewerkers.

L’oeuvre de Georges Méliès
Jacques Malthête
2008, Éditions de la Martinière, 57,50 euro
In de Cinémathèque Française loopt momenteel een grote tentoonstelling over Méliès. Dit is de — omvangrijke — catalogus, met natuurlijk veel afbeeldingen (tekeningen, foto’s, stills, voorwerpen), essays, biografie en filmografie.

Film on paper. The inner life of movies
Richard Schickel
2008, Ivan R. Dee, 21,95 euro
Geknipt voor deze rubriek: boek over filmboeken door criticus van Time met als uitgangspunt ‘geen grootse theorieën, geen gigantische algemeenheden en geen morele oordelen’. Vooral hagiografieën en onverteerbare theoretische kost worden genadeloos onderuit gehaald. In het voorbijgaan stelt Schickel ook dat de filmkritiek ‘een zaak van vooral antiquarisch belang’ is geworden.

De man achter het scherm. De televisie van Erik de Vries
Sonja de Leeuw
2008, Uitgeverij Boom, 24,50 euro
Boek over technicus, cameraman, regisseur, initiator van onder meer Teleac en visionair De Vries (1912-2004) is met nadruk ook een portret van het televisietijdperk waarin hij opereerde en wordt geïllustreerd aan de hand van bijgeleverde dvd.

Samenstelling Philip Hartzuiker (theatreandfilmbooks.com).

Geschreven door de Filmkrant