Boeken – 14 juli 2016
Nul komma nul
Iedereen die wel eens blijft zitten bij de aftiteling, of iemand die wel eens een tijdje op een filmset heeft gestaan, weet wat een ongelooflijk gedoe het eigenlijk is: Een film maken. Zoveel medewerkers, zoveel belangen, zoveel gezeik. Gezeik om geld, welteverstaan, want daar komt het uiteindelijk allemaal op neer. Belangen, bezoekers, prestige, ambities, geld, geld, geld. De persoon die daar bij film voor moet zorgen is de producer. Vandaar dat dit vaak megalomane mannen zijn die denken de baas te zijn over een wereld die zij produceren schuine streep creëren. Zij vinden ergens een script, zij huren een regisseur in, zij bepalen de acteurs en zij zorgen voor het geld. Zij zijn feitelijk de filmmakers. De geschiedenis van Hollywood staat bol van dit soort gekken. Christine Vachon is ook zo’n gek. Goed, geen naam als David O. Selznick of Jerry Bruckheimer en daarin ligt nu juist haar onderscheid: Vachon is een nederige producent. Echt waar, ze bestaan. En nee, daar wordt je niet rijk van. Dit moeten mensen zijn die een oprecht geloof hebben in de talenten van een filmmaker en er vervolgens alles aan doen om dat plan te verwezenlijken. Je moet er maar zin in hebben: eindeloos kantoor houden, de gekste kanten in Noord Amerika opvliegen, je volledig laten uitzuigen in dat hoerige Cannes en vergaderen, eindeloos vergaderen. Lullen, lullen, lullen. Deals, deals, deals.
Christine Vachon doet het al dertig films lang. In haar boek verzamelde ze fragmenten uit haar leven als ietwat onafhankelijke producer (want echt onafhankelijk ben je in de filmwereld nooit, omdat films zoveel geld kosten om te maken). Typografisch gezien is dit leven een zooitje. Dagboekfragmenten, brieven uit Los Angeles, setnotities en ingezonden stukken van bevriende regisseurs lopen in het boek dwars door elkaar, in steeds verschillende lettertypen, schreeuwerig als een New Yorkse verkeersader. Net als de titel. Maar dat schijnt erbij te horen daar aan de andere kant van de oceaan. Hé, kijk naar mij! Hé, hoor je me?
Brandmerken
Ja hoor, ik hoor je. Het door haar opgerichte Killer Films — vernoemd naar Cindy Shermans Office Killer — heeft al meer dan dertig films achter haar naam staan. Vanuit hun kleine, door zeven man geleide bureautje in New York begonnen ze eind jaren tachtig met gewaagde — want veelal homoseksuele — films, zoals het buitengewoon intrigerend klinkende parting glances van Bill Sherwood. Killer heeft altijd naam gemaakt met, zoals dat daar heet, ‘donkere, persoonlijke films.’ Films als kids, happiness, boys don’t cry en one hour photo, hoewel die laatste vijftien jaar geleden nooit geproduceerd had kunnen worden. Het verhaal dat Vachon erover vertelt laat wel mooi de positie van Killer zien. Zorgen dat alles op tijd klaar staat, met het geld dankzij de hoofdrol van Robin Williams, in Amerika bepaalt de hoofdrolspeler de flow of cash, niet de naam van de filmmaker, en een ambitieuze nieuweling als regisseur (Mark Romanek) om vervolgens aan het einde van de rit aan een zeer commercieel succesvolle film NUL, NUL over te houden. Foutje in de papieren. Hebben ze een keer een ster, houden ze er niets aan over. De ambitie moet groter zijn dan de geldstroom, dat is het motto van Killer. Want naast de investeringsmaatschappijen die als Masters of the Universe geld laten ontstaan, heb je ook nog te maken met de machtige tak van de distributie. Uit het boek blijkt zelfs dat die distributiemensen — als ware het hedgefondsen — de productie en totstandkoming van een film kunnen overnemen, letterlijk, op de set. ‘Sorry, guys, but we’ll take it from here.’ En alsof dat nog niet genoeg is, zijn er ook nog de keuringen van de MPAA, waar je op bezoek moet bij een of ander ziekelijk echtpaar in de Midwest, om een gesprek te voeren over het gehalte van seks, drugs en geweld in je film, voordat ze zich terugtrekken in de achterkamer om je definitief te brandmerken.
Maar dat geeft niet. Want als ze in je gelooft dan doet Christine dat voor je. Zoals voor Todd Haynes, met wie ze al zijn zes films maakte, waaronder zijn nieuwste i’m not there. In het boek staat het begin van de film. Na de mislukking van velvet goldmine besloot Haynes zich terug te trekken uit het lawaaiige New York om een tijd bij zijn zus in Portland te wonen. Het reed met zijn auto tien uur lang en had net een hele verzameling Bob Dylan bandjes gemaakt. Hij zat er helemaal in. Bij aankomst schreef Haynes in tien dagen far from heaven, met de muziek van Dylan als benzine. En tijdens die autorit bedacht hij ook een film die een mix was van alle uitingen van Dylan, al zijn karakters, al zijn ideeën, zijn teksten, zijn leven. Om de complexiteit van het onderwerp te omarmen in plaats van glad te strijken. En die film is er gekomen. Met dank aan Killer Films.
Mike Naafs
A Killer Life: How an Independent Film Producer Survives Deals and Disasters in Hollywood and Beyond
Christine Vachon
Simon & Schuster, 2006, 279 p, 29,95 euro
Conversations with Woody Allen. His films, the movies, and moviemaking
Eric Lax
2007, Random House, 34,- euro
Otto Preminger. The man who would be king
Foster Hirsch
2007, Alfred A. Knopf, 38,50 euro
Journalist Lax schreef eerder een biografie over Allen (1991) en publiceert nu een zorgvuldige selectie gesprekken uit dertig jaar. Hoogleraar Hirsch deed vermoedelijk korter over zijn biografie van als dictatoriaal bekend staande Preminger (the cardinal) — die volgens Hirsch altijd keurig zijn deadlines haalde en binnen zijn budgetten bleef — maar voerde wel meer dan honderd vraaggesprekken met medewerkers en nabestaanden.
Casting a shadow. Creating the Alfred Hitchcock film
Will Schmenner
2007, Northwestern University Press, 35,- euro
Tentoonstellingscatalogus laat de samenwerkingsverbanden van ‘Hitch’ zien met componisten, ontwerpers en scenaristen aan de hand van tekeningen, storyboards, documenten en essays van onder meer Tom Gunning.
Dziga Vertov. The Vertov collection at the Austrian film museum
Thomas Tode
2007, Synema, 28,60 euro
Het Oostenrijks filmmuseum bezit de grootste Vertovcollectie buiten Rusland en presenteert deze verzameling (brieven, foto’s, films, tekeningen, teksten) in mooi uitgegeven overzichtsboek, gecompleteerd met essays en verwijzingen.
Building bridges. The cinema of Jean Rouch
Yoram ten Brink
2007, Wallflower Press, 33,50 euro
Vertov was een van de helden van Jean Rouch, van wiens hand in 2003 een bundeling artikelen in Engelse vertaling verscheen in de serie Visible Evidence (University of Minnesota Press, 36,50 euro); dit is een bundel over de uitvinder van de cinéma verité met biografische schetsen, interviews met oud-medewerkers en beschouwingen.
Mining the home movie. Excavations in histories and memories
Karen L. Ishizuka
2008, University of California Press, 27,- euro
Sinds een aantal jaren is er groeiende aandacht voor de amateurfilm, door velen nog steeds weggezet als ‘noncommercial, nonprofessional, unnecessary’. Zo niet in deze bundel, die zich beweegt op de scheidslijn van cultuurgeschiedenis en filmwetenschap, met algemeen beschouwende stukken, maar ook geografisch specifieke als die over privéfilms uit voormalig Nederlands-Indië.
London in cinema. The cinematic city since 1945
Charlotte Brunsdon
2007, British Film Institute, 30,40 euro
Na aantal boeken over New York in de film, waarvan de laatste van Murray Pomerance (city that never sleeps) is nu Londen aan de beurt. Geen veredelde reisgids of overzichtswerk, maar een studie naar het beeld van Londen dat opdoemt uit heel veel heel verschillende films. Het uitgangspunt hier is film en niet zozeer de stad.
Poetics of cinema
David Bordwell
2007, Routledge, 47,50 euro
Na Bordwell’s boek uit 2005 over ‘cinematic staging’ ditmaal de poëtica van de film, gecomponeerd uit dertig jaar artikelen over dit onderwerp, net als voornoemd boek goed geïllustreerd (zoals elk boek over film dat zou moeten zijn). Zoals ook gebruikelijk bij Bordwell dwars door alle genres: Japanse film, actie en Kung-Fu, Mildred Pierce en magnolia. Zie ook davidbordwell.net.
Japanese cinema
Alastair Phillips
2007, Routledge, 37,50 euro
Veel verwijzingen naar Bordwell’s boek over Ozu in deze bundel artikelen over vierentwintig chronologisch gerangschikte Japanse films, beginnend met Ozu’s zwijgende i was born… but uit 1932 tot ringu (1998) en spirited away (2001).
Morricone
Gabriele Lucci
2007, Mondadori, 129,95 euro
Kolossaal boek over ’s werelds beroemdste filmcomponist van de uitgever die ook drie delen van en over Vittorio Storaro publiceerde, met prachtige illustraties (stills, noten), essays en interviews, maar gelukkig ook een cd.
Is er nog iets leuks vanavond? Het groot Nederlands televisieboek
Bert van der Veer
2007, United Media Company, 24,90 euro
Geactualiseerde versie van in 1991 verschenen overzichtsboek over televisie in Nederland, gerangschikt per jaar vanaf 1951.
Your movie sucks
Roger Ebert
2007, Andrews McMeel, 19,95 euro
Verzameling vernietigende recensies van — vooral Amerikaanse — films vanaf 2000 is opvolger van I hated, hated, hated this movie van de hand van deze paus van Amerikaanse filmcritici. Verfrissend uitgangspunt, hoewel nadelig aan zo’n tijdgebonden verzameling is dat al die rampzalig slechte films nu alweer totaal vergeten zijn.
Samenstelling Philip Hartzuiker (theatreandfilmbooks.com).