Redactioneel – november 2012

Nanook of the North

Met documentaires is het zo’n beetje als met appeltaart. Iedereen weet wat het is, maar je hebt ze in soorten en maten. Met appels erin, of erop, je hebt zelfs omgekeerde appeltaarten die heerlijk smaken en soorten waarvan het deeg van cake is gemaakt. Als er maar appels in zitten.

De appels in de documentaire groeien in de werkelijkheid. Net zoals bij appeltaart is er geen eenduidig antwoord op de vraag wat een documentaire precies is, maar weet iedereen het wel zo’n beetje. Films waarbij de werkelijkheid voor de helft heeft meegeregisseerd, hoorde ik laatst, en dat vond ik een heel adequate. Maar ook voor docu’s geldt: je hebt ze met meer en minder werkelijkheid. De eerste grote documentaire, Nanook of the North (1922), bevatte geënsce­neer­de beelden. En het International Documentary Film Festival Amsterdam dat deze maand zijn 25ste verjaardag viert, heeft een lange traditie in het vertonen van fake-documentaires.

Ik heb documentaires leren kijken op IDFA en was altijd bijzonder gecharmeerd van de nadruk die directeur Ally Derks en haar team legden op de ‘creatieve documentaire’ in hun mission statement. En lange tijd dacht ik dat IDFA en ik wel zo’n beetje hetzelfde bedoelden als we het over dat ‘creatieve’ in creatieve documentaire hadden. Toen de fake-docu eind jaren negentig de grens tussen fictie en werkelijkheid slechtte, en het puritanisme in het genre plaatsmaakte voor de opvatting dat je ook de werkelijkheid heel goed bij elkaar kon ‘liegen’, zag je tegelijkertijd dat steeds meer fictiefilmers gebruik begonnen te maken van documentaire middelen. Denk aan de gebroeders Dardenne die als documentairemakers begonnen zijn, en de Dogma-beweging van Lars von Trier. Ze deden dat om iets te vertellen wat waar is en werkelijk en daar tegelijkertijd bovenuit stijgt.

En nu zie je overal ter wereld filmmakers die in lange takes en zorgvuldige observaties en in minimalistische verhalen met amateuracteurs of mensen die min of meer zichzelf gestalte geven, weer ‘creatieve’ impulsen geven aan het denken over werkelijkheid in de film.

Veel mensen gaan naar IDFA om te zien wat er in de wereld aan de hand is: burgeroorlogen, milieurampen, familiegeschiedenissen, corruptieverhalen. Verdieping bij de krantenkoppen. Het jarige festival wens ik bezoekers toe die ook geïnteresseerd zijn in die andere soorten films. Creatieve. Films die niets hoeven te beweren of te bewijzen. Misschien een beetje de boel door elkaar schudden. Dat is altijd goed. In een tijd dat de documentaire is gekaapt door de vrijzinnigheid van de fictiefilm, en de werkelijkheid is gekaapt door de kortademigheid van de televisie, geven ze ons weer de tijd om (ernaar) te kijken. En ons af te vragen: hé, is dat echt? Het lijkt wel waar.

Geschreven door Dana Linssen