UN DIMANCHE A KIGALI
IJdelheid, ijdelheid, niets dan ijdelheid
Met lijken als props en potsierlijke vergezichten vanaf het balkon vertelt un dimanche a kigali de avonturen van een Canadese journalist in Rwanda.
Het is moeilijk niet cynisch te worden, wanneer je een werk ziet als dit! Zo slap, zo dom, zo weerzinwekkend! Liefde ten tijde van genocide. Romantiek in Rwanda. Uiteraard een internationale bestseller op de luchthaven. De avonturen van het Canadese journalistje Gil Couremanche raken ieders hart! Zo mooi! Zo herkenbaar! Die worsteling met zijn gevoelens! Want vergeet niet: het was een nare tijd daar! Dat doet wat met een mens!
Gil leefde jarenlang als correspondent in Afrika, waaronder Rwanda, waar hij zes maanden zat voordat de massaslachting tussen Hutu’s en Tutsi’s begon. Daar zat-ie meestal in een hotel, aan het zwembad, zijn drankjes te drinken en zijn grote geliefde te bekijken, de veel jongere Tutsi-ogende-maar-eigenlijk-een-Hutu-zijnde Gentille. Verliefd kon Gil niet worden, want daar was geen plek voor in zijn leven. Hij was koud, zo koud. Zo zegt ie een paar keer tegen zijn oogappel: je wilt mij alleen maar vanwege mijn paspoort.
Hondenkop
Toch blijft-ie kijken. En warmt langzaam op. Ze is de schoonheid zelve. Die Gil toch. Het hotel waarin hij zit is hetzelfde als in hotel rwanda, het Mille de Collines, dat tijdens de plunderingen van de milities een bekend toevluchtsoord werd voor (veelal) blanke westerlingen. Was er bij die film nog de vraag of je zo’n menselijke beestenboel als genocide wel kon vatten in een gestroomlijnd plot, bij un dimanche a kigali van Robert Favreau is daar geen enkele sprake meer van: de genocide is een schaamteloze achtergrondprojectie, met negerlijken als props, die af en toe voor dramatisch leuke schokmomenten zorgen, want alles, ALLES in de film loopt via de belevingswereld van een blanke hondenkop (afgrijselijk goed gespeeld door Luc Picard), tot het potsierlijke moment dat hij op het balkon, terwijl het vuurwerk van de milities ver weg in de stad als romantisch decor dient, zijn ringen laat zien.
Wil je?
Hè, Oh, Wat, Burgeroorlog?
Sul. Maar ja: we moeten ons wel kunnen identificeren, hè? Daarom zien we uitsluitend die Westerse blik, het moet wel verkocht worden; geen Rwandees, Hutu of Tutsi, zal zich in deze film herkennen. Voor hen is het ook niet bedoeld. Voor westerlingen door westerlingen. Net een kolonie.
Het lot van enkelen verbeeldt het lot van velen. Een gouden scenarioregel, alleen niet in het geval van genocide. Zoals Stanley Kubrick al opmerkte over schindlers list: die film gaat niet over de moord op zes miljoen mensen, maar over het blijven leven van elfhonderd. Deze film gaat niet over een Rwandese ramp, maar over het blijven leven van Gil; en verwordt in de handen van regisseur Favreau slechts ijdele propaganda voor Gil, ook al heet hij hier Valcourt. Vanitas, vanitatum, omnia vanitas. IJdelheid, ijdelheid, niets dan ijdelheid. Niet voor niets al eeuwenlang een Westers specialisme.
Mike Naafs