The Color of Money

Vader beleeft z'n jeugd opnieuw

The Color of Money

The Color of Money, de nieuwe film van Martin Scorsese is een beetje rommelig. Het is nooit Scorsese’s sterkste kant geweest om stijlvolle, strakke films te maken. Altijd zitten er weer een aantal scènes in die wringen en storend werken binnen het totaal van de film. Maar hij heeft een aantal fantastische karakterstudies op zijn naam staan, Taxi Driver en Raging Bull, films waarbij overigens de credit van Paul Schrader niet mag ontbreken. Maar zonder Schrader kan het ook blijkt uit The Color of Money. Paul Newman speelt opnieuw de rol van Fat Eddie Nelson na dit personage uit de boeken van Walter Tevis onvergetelijk hebben gemaakt in The Hustler (1961, Robert Rossen).

Vader-zoon verhoudingen en alle varianten daarop vormen een van de vruchtbaarste voedingsbodems van filmverhalen. In alle denkbare situaties is dit thema al uitgewerkt: van de benauwde gezinsatmosfeer in East of Eden tot aan verhalen waarin de vader feitelijk afwezig is, maar de herinnering aan hem alomtegenwoordig zoals in Top Gun. Vaak betreft het films waar de zoon op weg naar volwassenheid centraal staat. De vader en zijn ideeën over hoe de wereld in elkaar zit vormen het laatste obstakel dat genomen moet worden.

Een van de aardige dingen in The Color of Money is dat dit maal de vaderfiguur centraal staat. Het is een man die door het ‘adopteren’ van een zoon nog een keer het deel van het leven dat aan zijn neus voorbij is gegaan wil meemaken. En hiervoor ben je in de sportwereld natuurlijk op het goede adres.

Eddie Felsen is een gewezen pool player (Amerikaans biljart) die 25 jaar geleden gedwongen werd op te houden (verkeerde vrienden), maar die als geldschieter en gokker bij het spel betrokken is gebleven. Terwijl hij in een culinair gesprek verwikkeld is met zijn vriendin ziet hij hoe de lokale ster wordt afgedroogd door een onstuimig biljartende jongeman (Tom Cruise). Hij biedt de jongen aan als coach en geldschieter op te treden bij een groot toernooi in Atlantic City.

Eerst zal hij Vincent leren hoe het spelletje gespeeld moet worden en Felsens methodes zijn sophisticated maar meedogenloos. Hij ziet er geen probleem in om Vincent een blauw oog te laten slaan om hem de kneepjes van het vak te laten leren. Eerst en vooral moet hij leren dat verliezen ook winnen kan betekenen. Als je iedereen moeiteloos verslaat ben je de beste maar verdien je geen cent. Vincent heeft het daar moeilijk mee. “Winning isn’t everything, winning is the only thing” (welke film ook alweer?) lijkt zijn levensmotto. Felsen is slim en doortrapt genoeg om hem klein te krijgen, desnoods met behulp van Vincents vriendin. “If you win one more game, you can forget sex for a couple of weeks“, bijt ze Vincent toe als hij met een befaamd pooler de vloer dreigt aan te vegen. (Van de vrouwenrollen moet deze film het niet hebben.)

Zo wordt The Color of Money meer dan louter een film over een coach-pupil relatie. De Amerikaanse obsessie voor succes, voor winnen en verliezen wordt ook op de korrel genomen. Felsen en Vincent vertegenwoordigen verschillende ideeën, verlangens, verschillende werelden. Her en der in de film wordt ook aangestipt dat hun zintuigen verschillend functioneren. “Ik ruik iets”, zegt Felsen. “Rook?”, antwoord Vincent. “Nee, geld”, zegt Felsen. In dit verband is de titel van de film ook veelzeggend.

Gelijk spel
Voor Eddie Felsen is het leven een tricky game, Vincent wil succes. Jonglerend met een keu voert hij een show op aan de rand van het biljart. Maar gaandeweg beginnen de karakters scheurtjes te vertonen. Vincent begint interesse voor geld te krijgen. En Eddie blijkt niet alleen de hardhandige zakenman, die hij graag wil zijn, de jaloezie breekt door. Op een prachtige manier wordt dit duidelijk in een scène waarin hij zonder noemenswaardige aanleiding Vincents vriendin zegt dat ze hem niet moet proberen te versieren.

De film komt misschien wat traag op gang, mede omdat het nogal wat zorg vereist het personage van Eddie op te bouwen. Hij is sluw, maar geen bloedzuiger en is er aanvankelijk echt van overtuigd de jongen een dienst te bewijzen. Maar deze investering betaalt zich in het vervolg van de film ruim terug. Je begrijpt als Felsen door een onbekende met zijn eigen wapens onderuit wordt gehaald, dat dit voor hem de aanleiding is om zelf weer te gaan spelen. Vincent neemt de fakkel van de oude Eddie Felsen over.

Je zou The Color of Money een film over de bevrijding van de vader kunnen noemen als dat niet wat al te plechtig klonk. Fast Eddie maakt zich los van de wens om zijn jeugddromen in een pupil te projecteren. Hij gaat doen wat hij het liefste doet en hij is inmiddels een ‘slecht’ genoeg pooler om echt te kunnen ‘spelen’. Vincent denkt nog altijd dat winnen hetzelfde is als verslaan, en hij is inmiddels goed ingevoerd in de kunst van het geld verdienen. Scorsese maakt er een gelijk spel van, door niet in een of andere finale een winnaar aan te wijzen.

Misschien wel het meest aantrekkelijke van The Color of Money is dat de verschillen tussen Eddie en Vincent zo’n mooie vertaling hebben gekregen in het spel van beide acteurs. Newman lijkt ingetogener en slimmer te spelen dan ooit, Tom Cruise (Top Gun) speelt hoofdschuddend, dansend, jonglerend. Newman van de generatie Brando en Dean (allemaal Actors-studio in de jaren vijftig) tegenover Cruise, die soms net een leerling van Richard Gere lijkt, met een veel beweeglijker, fysieker, maar niet noodzakelijk expressiever, optreden.

Het is alleen jammer dat biljarten een weinig fotogenieke sport is. Scorsese probeert van alles, snelle montages, vertraagde opnames, onnoemelijk veel camera standpunten, maar echt aardig wil het maar niet worden. Eenmaal, als Vincent tegen Eddie speelt krijgt de montage een fel en minder willekeurig ritme. Jammer ook dat de muziek van Robbie Robertson, die zich met niet al te veel succes op film heeft gestort, wat al te bruusk is. Hij maakt nog muziek zoals The Band die maakte. Prachtig maar in deze film misplaatst, hoewel de kerkmuziek bij het eerste shot van het grote pool house natuurlijk wel geestig is. Er is inderdaad het nodige waar je je aan kunt storen, maar meer waarvan je kunt genieten.