One to One: John & Yoko
Even langs bij John en Yoko
One to One: John & Yoko. Foto: Ben Ross
Tussen paleizen in Londen en New York woonden John Lennon en Yoko Ono eventjes in een bovenwoninkje in Greenwich Village. De camera’s keken mee.
Regisseur Kevin Macdonald (Oscar-winnaar beste documentaire voor One Day in September, 1999) koos voor televisie als leidraad in zijn film One to One: John & Yoko. Niet gek, want als er één constante was in het leven van de kameleontische John Lennon, dan wel de tv – altijd aan, als behang, afleiding of inspiratie. In One to One levert dat een prachtige zap-chaos op van Amerikaanse tv-beelden uit 1971-72, fel en grofkorrelig, van commercials tot news footage van rauw politiegeweld.
Ook tijdens verstilde momenten staat de tv centraal in de documentaire – aan het voeteneinde van een groot bed in een nagebouwde versie van het bovenwoninkje in Greenwich Village dat Lennon en Ono in 1971 huurden na aankomst in New York. De camera bespioneert hier de tekenen van leven in een ruimte waar de hoofdpersonen ontbreken.
Die komen wel ruimschoots tot leven in beelden uit hun privéarchief en telefoongesprekken die, weergegeven in typografische split-screen, een andere rode draad door de film trekken. Uit inhoud, vorm en intonatie van die gespreksflarden kan de kijker eigen conclusies trekken.
One to One is een knap gemonteerde opfriscursus over een roerige tijd in de VS, met Vietnam, presidentsverkiezingen, studentenprotesten en gevangenisoproer. De focus ligt op de yippies, doorgeradicaliseerde hippies die Lennon en Ono aan hun zijde wisten te krijgen tot John geweld rook – out/in? toch maar out.
De concertfragmenten in One to One bewijzen weer eens dat John Lennon een van de beste rockzangers ooit is, zelfs kauwgom kauwend. Alle rehabilitatie ten spijt is zijn wederhelft een tenenkrommende podiumprésence.
One to One heeft geen voice-over en levert minimale uitleg, dus wie te laat is geboren om te weten wie George Wallace was, heeft nog wat te googlen. Historische context van Lennons levensloop ontbreekt eveneens.
Het woninkje in Greenwich Village was een tussenstop tussen twee paleizen (Tittenhurst Park in Engeland en The Dakota in Manhattan) en in 1980 zei Lennon over zijn activisme: “Dat radicalisme was eigenlijk nep, omdat het voortkwam uit schuldgevoel.”
Ook weet je nooit hoe compleet de John is die ons onder Yoko’s curatele wordt voorgeschoteld. Zo ontbreekt in de film en (erger) in de deze maand verschijnende cd-box met Lennons muziek uit die tijd de song ‘Woman Is the Nigger of the World’. Zonder toelichting is het openingsnummer van het album Some Time in New York City (1972) weggelaten. Het verscheen destijds ook op single en is met afstand het beste uit deze, Lennons muzikaal slapste periode. De tekst is hyperbolisch feministisch, maar hartstikke raak – nog steeds, helaas. Uit angst voor het n-woord is het nu uit de geschiedenis geschrapt als een uit de gratie gevallen Sovjet-apparatsjik van een foto van het Politburo.