Mãe só há uma/Don’t Call Me Son

Wie is die vrouw die het vlees snijdt?

Geen alledaags puberleed: Pierre heet helemaal geen Pierre, zijn moeder is niet zijn biologische moeder en hij heeft geen zus, maar een jongere broer.

Eigenlijk is Pierre’s fluïde seksualiteit de enige constante in het leven van de zeventienjarige. De mooie, langharige tiener zoent met jongens en meisjes en draagt soms lippenstift en vrouwenkleren. Op school ligt hij te suffen. Seks, wiet en de band waarin hij speelt interesseren hem veel meer. Wanneer de politie Doña Aracy komt arresteren en een DNA-test bewijst dat zij niet zijn echte moeder is, verandert alles. Hij is als kind gestolen. Hij heet eigenlijk Felipe, hij is de zoon van Glória en Matheus, en de broer van Joca. Zeventien jaar hebben ze gezocht. Nu moet hij z’n plek zien te vinden in een nieuw gezin. Dat valt iedereen zwaar.
De titel laat zich nog het best vertalen als ‘Er is maar één moeder'(Engelstalige titel Don’t Call me Son). Toch is overduidelijk dat de Braziliaanse regisseur Anna Muylaert die stelling op verschillende manieren kritisch tegen het licht wil houden. De geblondeerde Doña Aracy en biologische moeder Glória zijn totaal verschillende vrouwen, maar ze worden wel door dezelfde actrice gespeeld, Dani Nefusi. In interviews legt Muylaert uit dat ze met die castingkeuze iets wil zeggen over de verschillende rollen die een moeder speelt tijdens het opgroeien van haar kind. Dat idee van meerdere moeders en meerdere moederrollen stond uiteraard ook aan de basis van Muylaert grootste filmsucces tot nu toe, Que Horas Ela Volta? Regina Casé speelde daarin een prachtige rol als nanny en surrogaatmoeder van de puber Fabinho aan de ene kant, en als van haar dochter Jessica vervreemde biologische moeder aan de andere.
Mãe só há uma is in vergelijking daarmee minder gelaagd, minder aangrijpend en ook wat rommeliger. De film moet het stellen zonder een hypnotiserende centrale rol, zoals die van Casé destijds, en bevat nogal wat onafgemaakte ideeën. Zo hangt het feit dat ook Pierre’s ‘zus’ Jacqueline ontvoerd is er maar een beetje bij en blijven Aracy’s motieven, de evidente klassenverschillen en personages als de sociaal werkster die de overgang naar het nieuwe gezin begeleidt tame­lijk onuitgewerkt. Muylaert laat debuterend hoofdrolspeler Naomi Nero een keer uitbarsten tegen zijn biologische ouders (‘Ik ben twee keer gestolen! Jullie stelen mijn leven!’) maar laat hem nog veel vaker passief afwachten. Een puber eigen misschien, maar daardoor blijft veel onontgonnen. We zien Pierre nooit meer praten met de vrouw die hem ontvoerd heeft. Wat vindt hij van alle persaandacht? Waarom wordt er op school of tijdens de oefensessies van zijn band niet gepraat? Grootste vraag: wat ís nou eigenlijk het verband tussen afkomst en (seksuele) identiteit? Muylaert verbindt de twee expliciet, maar maakt niet erg duidelijk hoe zij het ziet. Zou Pierre anders reageren als hij geen cross dresser was geweest?
Al die losse eindjes maken Mãe só há uma een beetje frustrerend, maar Muylaert — die hier voor een veel lossere, rauwere cameravoering kiest dan in haar eerdere films — weet nog altijd prachtige, uniek menselijke momenten te vangen. Zoals het moment waarop Glória en Matheus fluisterend voor de paskamer besluiten dat de broek die hun zoon gekozen heeft niet geschikt is. Of de scène waar tante Yara de jongen uitnodigt een paar borden kapot te smijten. Of het prachtige eindshot dat met een klein gebaar bijna alle weeffoutjes en rafelrandjes gladstrijkt.

Barend de Voogd