Le milieu de l’horizon

Drie zonovergoten verhalen in één

Le milieu de l’horizon

Door de ogen van een tienerjongen zien we hoe een Franstalige boerenfamilie uit elkaar valt tijdens de kurkdroge zomer van 1976.

Le milieu de l’horizon bestaat eigenlijk uit drie films in één zonovergoten pakketje. Het is een klassiek boerendrama, waarin een koppige landbouwer (Thibaut Evrard) zijn bedrijfje naar de knoppen ziet gaan als gevolg van economische schaalvergroting en extreme weersomstandigheden. Daaroverheen is het verhaal gelegd van een boerin (Laetitia Casta) die door haar ontmoeting met een vrijzinnige dame (Clémence Poésy) inziet dat zij geen boer zoekt, maar een vrouw. We zien het allemaal gebeuren door de ogen van de dertienjarige Gus (Luc Bruchez), waardoor de tweede speelfilm van de Zwitsers-Belgische cineaste Delphine Lehe­ricey vooral een coming-of-age-drama is.

Ieder voor zich is geen van de drie genres erg vernieuwend of verrassend uitgewerkt: de wanhopige boer vlucht in geweld en drank, de vrouwenromance is begripvol verbeeld, en de groeipijnen worden precies zo naturel uitgespeeld als verwacht. Juist door de combinatie van genre-elementen krijgt de op het festival van San Sebastian bekroonde film zijn dramatische impact.

Le milieu de l’horizon opent op overbekend terrein, als Gus bij de lokale winkel een seksboekje steelt en zich vergaapt aan lesbisch getinte foto’s. Als hij later in het echt ziet hoe twee vrouwen – onder wie zijn eigen moeder – hartstochtelijk beginnen te vrijen kan hij daar niet mee uit de voeten. Overstuur rent hij naar zijn oudere zus. Die heeft geen tijd voor hem, want ook zij staat te vozen – met een Duitse uitwisselingsstudent. Naarmate de problemen zich opstapelen (kippen die moeten worden geruimd omdat ze stikken in de hitte, een weigerachtig paard dat niet terug op stal wil, de moeizaam ontluikende romance met een getroebleerd buurmeisje) wordt Gus steeds bozer. Die woede richt zich eerst naar binnen en daarna vooral op zijn moeder, met wie hij een hechte band heeft, en die het gezin nu dreigt te verlaten.

Terwijl de oorspronkelijke roman van Roland Buti zich afspeelt op de Zwitserse hoogvlakte hebben de filmmakers – haaks op het adagium dat het lokale universeel is – het verhaal gesitueerd in een generieke Franstalige omgeving. Als het gaat om periodedetails is de film specifieker. Kleren, voertuigen en vooral de klimatologische omstandigheden verankeren de vertelling in 1976, de droogste zomer van de vorige eeuw. Soms proberen de makers zelfs specifieker te zijn dan geloofwaardig is. Want hoe komt Gus’ zus in deze regionale uithoek aan een T-shirt van The Ramones, luttele maanden nadat de New-Yorkse oerpunkers hun debuutelpee uitbrachten?

De kniesoor moet toegeven dat de film het meest wezenlijke van deze omgeving wel fraai heeft getroffen: de verstikkende droogte en de verzengende hitte spatten van het (liefst zo groot mogelijke) scherm. Beeldschoon is vooral het halfnaakte zwempartijtje van Gus en zijn buurmeisje in een steengroeve met turquoise water.