LAISSEZ-PASSER
Schop tegen heilige Franse huisjes
Wat deden Franse filmmakers tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog? Sommigen filmden door, anderen verlieten het vak. Is het een beter dan het ander? In Laissez-passer brengt Bertrand Tavernier een hommage aan degenen die doorgingen.
Sommige films willen net niet uitgroeien tot een meesterwerk. Het bijna drie uur durende Laissez-passer is zo’n film. Hij had het magnus opus moeten worden van de 63-jarige Tavernier, die met de film een polemische knuppel in het Franse hoenderhok van denken over oorlog en verzet gooit. Die daad bleeft in intellectueel Frankrijk niet zonder gevolgen, zodat de film werd gekraakt. Volgens de meeste recensenten herschrijft Laissez-passer de oorlogsgeschiedenis en dat bedoelen ze niet als compliment. De ‘oerconservatieve’ Tavernier beschuldigden ze van revisionisme, want de film zou collaboratie met de nazi’s vergoeilijken. Een minder grote zonde, maar in cinefiel Frankrijk ook goed voor de schandpaal, is Taverniers hommage aan de Franse cinéma de papa. De film lijkt te betogen dat Truffaut en consorten in de jaren vijftig dankbaar gebruik maakten van de door de oorlog verzwakte positie van hun voorgangers. Sommigen, waaronder Maurice Tourneur, werden na de oorlog op beschuldiging van collaboratie al dan niet tijdelijk uitgesloten, anderen waren niet in staat om de draad weer op te pakken. De voormannen van de nouvelle vague hoefden maar te blazen om het terrein voor zichzelf te hebben. Tavernier, die nooit veel op had met de nouvelle vague, rekent met Laissez-passer af met het karikaturale beeld dat Godard en anderen met veel polemisch vertoon van de ‘oude’ Franse cinema uitdroegen.
Goed en fout
Belangrijker dan Taverniers afrekening met de nouvelle vague is zijn behandeling van collaboratie en verzet. Laissez-passer, dat op ware personages en feiten is gebaseerd, reconstrueert de situatie in de door de Duitsers gecontroleerde Parijse filmstudio Continental in 1942 en 1943. Tavernier schetst een hectisch beeld van het leven in de studio. Het is een komen en gaan van actrices, scenaristen, sjouwers en filmmakers, zodat de kijker het in het begin niet makkelijk heeft. De volhouder wordt beloond, want de film spitst zich na een tijdje toe op twee fascinerende personages: scenarist Jean Aurenche en regieassistent Jean Devaivre. Aurenche stapt op bij Continental uit protest tegen de Duitse bezetting en het wegvoeren van de joden; Devaivre blijft doorwerken, maar is ook actief in het verzet. Hoewel Devaivre Taverniers held is, gaat het de maker niet om heldendom, maar om het inzicht dat goed en fout in oorlogstijd geen simpele begrippen zijn. Waren filmmakers die in de oorlog doorwerkten fout? Ook als zij hun films een verborgen anti-Duitse boodschap meegaven? Zijn degenen die aan de zijlijn staan per definitie goed? Eeuwige vragen, waarop geen eenduidig antwoord mogelijk is. Franse critici die Laissez-passer als een foute geschiedenisles afdoen, bewijzen dat zij een gebrekkig psychologisch inzicht hebben. Menselijk gedrag is complex en vaak tegenstrijdig, zodat de etiketten goed en fout slecht passen. Het is Taverniers verdienste dat hij dit met Laissez-passer, dat iets te afstandelijk is om briljant te kunnen worden genoemd, tot een onontkoombare conclusie maakt.
Jos van der Burg