IL DECAMERON
Napolitaanse pikanterieën
Na Pasolini’s Medea en Il fiore de mille e une notte wordt nu Il decameron (1971) opnieuw uitgebracht, een schalkse film die overloopt van de zinnelijkheid en de kerkelijke moraal uit die tijd bespot.
Een paar jaar voordat Pier Paolo Pasolini in 1975 dood en verminkt in Ostia werd aangetroffen, maakte hij de zogenaamde trilogie van het leven: drie raamvertellingen die bruisden van de vitaliteit. Elk van de films bevatte een verzameling van zinnelijke en soms geweldadige verhalen, die hij ontleende aan respectievelijk Boccaccio’s Decamerone, de sprookjes van Duizend en één nacht en The Canterbury tales van Geoffrey Chaucer. In deze volksvertellingen las Pasolini odes aan de geestelijke en seksuele vrijheid, twee zaken waar hij zijn hele leven voor heeft gestreden. Ditmaal koos hij echter niet voor de politieke parabel of de satire, maar voor burleske liefdesperikelen en uitgelaten schelmenstreken.
Neem bijvoorbeeld een van de verhalen uit Il decameron (1971), die nu opnieuw is uitgebracht. Hierin belooft een priester om de vrouw van een naïeve boer in een paard te veranderen. Ze moet hiervoor al haar kleren uittrekken, en als de priester haar van achteren berijdt, maakt hij zo ‘een staart’ aan haar achterwerk. Il decameron zit vol met zulk soort pikanterieën. Pasolini koos acht verhalen uit het gelijknamige boek van Boccaccio, en verplaatste ze van Florence naar de meer volkse omgeving van Napels. Stuk voor stuk lopen ze over van de zinnelijkheid en bespotten vaak ook de kerkelijke moraal. Zo valt er een heel nonnenklooster voor de charmes van hun tuinman; in een ander verhaal keert een losbandige man terug uit de dood om zijn broer te vertellen dat vrije seks in het hiernamaals niet wordt bestraft.
Slecht gebit
Destijds schopte Pasolini met zulke schalkse verhalen ongetwijfeld tegen de schenen van de (kerkelijke) autoriteiten; dertig jaar na dato is die provocatieve kracht echter geheel verdwenen. Nu komt Il decameron over als een kluchtige en pretentieloze verzameling verhalen, die slecht beklijven. Slechts bij vlagen is de middeleeuwse uitbundigheid aanstekelijk, meestal wordt de boertigheid nogal zwaar aangezet. Het amateuristische spel is daar zeker debet aan. Veel van de acteurs heeft Pasolini waarschijnlijk gecast vanwege hun slechte gebit, niet vanwege hun spelprestaties. Bijkans onuitstaanbaar is het spel van Pasolini’s grote liefde Ninetto Davoli, de zwarte krullenbol die in haast al zijn films door het beeld huppelt en ook nu weer iedere vreugde en elk verdriet met grootse gebaren uitbeeldt.
Pasolini zelf heeft zich in de film de nogal ijdele rol toebedacht van een schilder, ‘de beste leerling van Giotto’. Vol vuur werkt hij aan een groot fresco op een kerkmuur; terwijl hij van zijn vingers een kader maakt, bespiedt hij de boeren, burgers en buitenlui om inspiratie op te doen voor zijn kunstwerk. Aan het slot van Il decameron, als zijn schildering voltooid is, verzucht hij: "Waarom zou je iets maken als de droom zo mooi is." Wie zijn wij om hem tegen te spreken?
Pieter Bots