If I Had Legs I’d Kick You

De angsten van een moeder

If I Had Legs I’d Kick You

Haar huis overstroomt, haar kind wil niet eten en haar man is op zee. In het gelaagde If I Had Legs I’d Kick You is het leven van moeder Linda een nachtmerrie – misschien wel letterlijk.

“Ik ben een van die mensen die geen moeder had moeten worden”, bekent therapeut Linda (een fantastische Rose Byrne) aan haar eigen therapeut (Conan O’Brien). Maar ze is wel moeder. In tegenstelling tot haar man (Christian Slater), die lange periodes op zee doorbrengt, kan ze niet aan die ouderrol ontsnappen. Filmmaker Mary Bronstein vangt dit gevoel van gevangenschap door Linda in ongemakkelijke close-ups te filmen.

Dit is Bronsteins eerste film sinds haar indie-debuut Yeast (2008; online te zien op Internet Archive), ook zo’n oncomfortabele kijkervaring. Daarin vergrootte ze de karaktereigenschappen uit die er, naar eigen zeggen, voor zorgden dat ze toentertijd geen vrienden had.

In beide films staan de eigen behoeften op gespannen voet met die van de ander. In Yeast zijn drie vrienden elkaar ontgroeid, maar kunnen ze elkaar niet loslaten. In If I Had Legs I’d Kick You is moederschap een opoffering.

Een schilderij van een vrouw zonder benen, het water dat Linda’s appartement via een surreëel gat in het plafond binnenstroomt en overal opduikt, en natuurlijk de titel zelf roepen het beeld op van een zeemeermin die uit het water is gehaald. Als een vis op het droge zorgt Linda voor haar (in de film naamloze) dochter, die alleen maar een zeurende stem buiten beeld is.

Spiegelingen
Op een gegeven moment breekt de spiegel in Linda’s huis op onverklaarbare wijze. Linda staart ernaar en ziet zichzelf in tientallen stukjes weerspiegeld. If I Had Legs I’d Kick You is als dit gebroken spiegelbeeld.

Om te beginnen barst de film van de spiegelingen. Het gat dat plotseling in haar plafond ontstaat, lijkt sprekend op het gat van de PEG-sonde in de buik van haar dochter, die een eetstoornis heeft. Nadat Linda haar ongeïnteresseerde therapeut vertelt over de droom waarin hij haar kietelde, luistert ze zelf ongeïnteresseerd naar haar eigen patiënt die vertelt over een soortgelijke droom waarin zij hem kuste. Bovendien adviseert Linda een van haar patiënten, een jonge moeder die lijdt aan post-partumdepressie (Danielle Macdonald), om medicijnen te slikken. Dat wil ze niet, want dan zou ze haar baby geen borstvoeding meer kunnen geven. Ook Linda kan niet accepteren dat ze haar kind niet zelf kan voeden en wil koste wat kost dat haar sondevoeding wordt losgekoppeld.

Weerspiegelen de problemen van haar kind bovendien niet haarzelf? Haar eigen tekortkomingen, haar eigen mislukkingen? “Ik weet het, ik zou eerst mijn eigen zuurstofmasker moeten opzetten”, zegt Linda tegen de therapeut van haar kind, als die haar opdraagt beter voor zichzelf te zorgen. Ze zou zichzelf niet de schuld moeten geven voor de ziekte van haar kind, maar wat als juist dat haar niet lukt? Wat als toegeven dat het niet haar schuld is, betekent dat ze er machteloos tegenover staat?

Een nare droom
De fixatie op eten, het gepraat over dromen, de voortdurende overschrijding van professionele grenzen – het nodigt uit tot een psychoanalytische interpretatie. Linda’s leven is immers niet alleen een nachtmerrie, het heeft ook de structuur van een nare droom. Plotseling is het weken later. Het gat in het appartement is nog steeds niet gerepareerd. Linda woont nog steeds in een motel, haar dochter eet nog steeds niet zelfstandig, haar man is nog steeds op zee. Inmiddels zijn alle grenzen vervaagd. Linda haalt haar patiënten niet meer op uit de wachtkamer, ze kloppen gewoon op de deur en lopen dan naar binnen.

Je zou haast denken dat alles zich in Linda’s hoofd afspeelt. Een gesprek aan het begin van de film, waarin iemand spreekt over de hallucinaties van een hersendode, suggereert zoiets. Bovendien wijst de aanwezigheid van haar dierbaren als stemmen (die haar bovendien telkens vragen “alsjeblieft wakker te worden”), die terugkerende witte wachtruimte en een piepend achtergrondgeluid (een hartmonitor?) erop dat we in een soort comadroom beland zijn, waarin de realiteit alleen via geluiden binnendruppelt. En dat gat in het plafond, waardoor Linda de sterren kan zien – misschien is dat de dood zelf wel. Haar enige ontsnapping.

Je zou het er gemakkelijk allemaal in kunnen lezen. Maar het knappe is dat de film ook werkt zonder deze interpretatie: als een uitvergroting van de angsten van een moeder. Het beeld van een coma vangt in ieder geval de hulpeloosheid van Linda, die alleen maar kan toekijken hoe haar leven om haar heen afbrokkelt.