Days of Cannibalism

Scheve schappen in de supermarkt

Days of Cannibalism

Chinese handelsgeest versus Afrikaanse tradities: de documentaire Days of Cannibalism maakt van een ruw gegeven een oogstrelend sprookje.

De eerste indruk is vooral die van schoonheid. Lesotho, een klein Afrikaans koninkrijk dat aan alle kanten wordt omsloten door Zuid-Afrika, heeft een prachtig berglandschap, en de inwoners spreken voor niet-ingewijde oren in een soort bezweringen, melodieus en stuwend, met alleen getallen als ontnuchterende Engelse speldenprikjes tussendoor.

Documentairemaker Teboho Edkins groeide op in Lesotho en benutte zijn vertrouwdheid met het land om een ontwrichtende recente ontwikkeling vast te leggen: Chinese migranten strijken er in kleine, hechte groepjes neer om geld te verdienen. Hoe? Handel. Ze verkopen sigaretten, etenswaren, wasmiddel. De scheve schappen van hun supermarkten liggen overvol met geïmporteerd spul. Door Chinese ogen bezien is Lesotho een onontgonnen industrie- en bouwterrein, met een aantrekkelijke arbeids- en afzetmarkt van zo’n twee miljoen Basotho. Maar zo gemakkelijk geven die zich niet gewonnen.

Days of Cannibalism wordt gepromoot als ‘een soort western’, maar op een paardenrace en een gewapende overval na is de film rustig, subtiel. Edkins’ grote troef is dat hij geen partij kiest. Hij raakte met zowel Basotho als Chinezen bevriend en drong met zijn camera door tot gesloten bastions als een rechtszaal(tje) en het tl-verlichte karaoke-honk waar de Chinezen hun eenzame dagen afsluiten. Want eenzaam zijn ze. Je kunt nog zo pragmatisch en ambitieus zijn en pochen over de winst die je gemaakt hebt bij de verkoop van hoefijzers, het is uitputtend om steeds als vijandige vreemde te worden bejegend. Edkins vangt menige droevige blik in de verte.

Intussen regent het vooroordelen over en weer. Ze buiten ons uit, sissen de Basotho; hun spullen zijn nutteloos en ze zetten je nog af ook. Ze stelen, zeggen de Chinezen; hoe lang je ze ook kent, op een dag word je belazerd. Onbekend maakt onbemind, en bovendien botst hier een van mystiek en rituelen doortrokken, agrarische levensstijl met een modern kapitalistisch model waarin ook vrouwen zich als gewiekste onderhandelaars kunnen manifesteren.

En dan is er de koeienkwestie – hier had de film baat gehad bij wat tussentitels, of desnoods een voice-over. Voor de Basotho zijn koeien van levensbelang. Een koe is een bezit voor het leven, een pensioenfonds en spaarpot waarvan de eigenaar alleen in uiterste nood afstand doet. Koeien worden bezongen en verheerlijkt. Als er twee dieven worden betrapt die andermans koeien hebben doorverkocht aan Chinezen, veroordeelt een rechter ze tot tien jaar gevangenisstraf.

Tegelijkertijd worden er ook koeien geslacht, in stukken gesneden, gewogen en als lappen vlees verkocht. Misschien kan Edkins hier in een vervolg nader op ingaan. Zijn onpartijdige liefde voor dit complexe kluwen van mens en dier straalt van het scherm.