Leid ons o heer, door deze nacht

Toen alles nog goed was

Eén troon, één leider. Ook als dat een kleingeestig narcistisch kind is (Game of Thrones)

Wat doen al die autocratische machtsverhoudingen, oorlogsgeilheid en geschreeuw over ‘eer’ en ‘noodlot’ in series als House of the Dragon of Vikings: Valhalla met ons denken? Niets?

“Mensen horen hun heer te gehoorzamen, hoe hij er ook aan toe is.”
— Prins Daemon Targaryen, seizoen 2, House of the Dragon

Ergens tussen ons derde en vijfde levensjaar leren we onderscheid maken tussen fantasie en realiteit. We leren dan dat draken niet echt bestaan en dat sneeuwpoppen niet echt kunnen praten en zingen. Iets later leren we dat onze leefwereld niet dat hele kleine stukje aarde is waar we toevallig wonen maar dat de aarde een gigantisch rond object is dat in een baan om de zon draait. Nog wat later leren we dat dingen vaak relatief en rommelig zijn en niet absoluut en overzichtelijk.

Toen de dagbladen een paar dagen terug berichtten over het Nationaal Kiezersonderzoek en dat meer mensen behoefte zeiden te hebben aan een sterke leider – erg benieuwd naar de precieze vraagstelling want die schijnbaar eenvoudige conclusie kan van alles betekenen – moest ik weer aan de fantasie en de gedroomde overzichtelijkheid denken. Kleine correctie trouwens: wat meestal een ‘sterke leider’ wordt genoemd is in werkelijkheid juist een zwakke leider, zoals de pestkop op het schoolplein ook vaak een zwak kind is. Het zijn figuren die gelijkgezinden om zich heen verzamelen om als groep te schreeuwen, in plaats van rustig en zelfverzekerd als individu met anderen van gedachten te wisselen. Mensen die bang zijn dat ‘hun’ cultuur zo zwak en breekbaar is dat die nooit standhoudt tegen invloeden van buiten. Maar dat terzijde.

Toen Dan Hassler-Forest in 2019 in The Washington Post schreef over fascistische elementen in het verhaal van The Lion King was de voorspelbare reactie van een deel van de rechterflank dat hij niet zo moeilijk moest doen over een kinderfilm. Een gepaste reactie daarop zou zijn geweest: doe niet zo simpel over een kinderfilm.

Wat Hassler-Forest over The Lion King zei, gaat niet alleen over die ene film. Het gaat over onze hele literaire en visuele traditie. Over alle verhalen die we verzinnen. Want natuurlijk hebben die invloed op ons denken en voelen. Maar in de lange traditie van anti-intellectualisme in de westerse cultuur (zie Richard Hofstadters Anti-intellectualism in American Life) moet je daar vooral niet te moeilijk over doen. Zoals je volgens extremisten ook niet te moeilijk moet doen over een land besturen. Of mensenrechten. Of klimaatproblemen. Of de maximumsnelheid. Of een epidemie.

Met enige regelmaat komen in Filmkrant de ideeën van Siegfried Kracauer langs en dan vooral zijn boek From Caligari to Hitler. Daarin stelde Kracauer een link voor tussen het escapisme van de Weimar-cinema en het nazisme dat erop volgde. Meer specifiek signaleerde Kracauer allerlei elementen in Duitse films die het totalitarisme leken aan te kondigen. Denk aan: grenzeloze macht van de leider of het meedogenloos schenden van mensenrechten. Een andere filmtheoreticus, Thomas Elsaesser, bekritiseerde later Kracauers ideeën door te stellen dat Kracauer te weinig films had gezien om die conclusie te trekken en dat achter stijlkeuzes zoals het hoekige Duitse expressionisme ook simpelweg economische motieven schuilgingen: de Duitse cinema moest iets verzinnen om zich te onderscheiden van Amerikaanse cinema. Geheel in lijn met de gedachte achter dit artikel zal het antwoord zijn: allebei hadden gelijk.

Ook Kracauers Die Angestellten (naar het Engels vertaald als The Salaried Masses) is in dit kader interessant. Kracauer bestudeert daarin anno 1930 de relatief nieuwe bevolkingsgroep van de ‘witteboorden’, de ‘lagere middenklasse’ van kantoorpersoneel die groter werd naarmate de industrie meer geautomatiseerd werd. Kracauer schreef dat deze omvangrijke groep werknemers “spiritueel dakloos” was, “gescheiden van [oude] gebruiken en tradities” en massaal hun toevlucht zocht in de nieuwe “afleidingsindustrie”, dat wil zeggen: vermaak. Na WOII werd duidelijk dat een groot deel van deze groep een paar jaar later vrijwel kritiekloos het nazisme had omarmd.

Als je in detail de verbanden tussen die consumptiecultuur en het accepteren van nazisme/fascisme wilt blootleggen, zal dat ingewikkeld blijken. Nog lastiger is het om een voorspellende waarde in zo’n analyse te vinden.

Maar dit is geen wetenschappelijk artikel, dit is een opiniestuk. Een vraag. Niet over de jaren dertig, maar over onze tijd. Best wat zaken die Kracauer bijna een eeuw geleden signaleerde, bestaan in onze tijd op grotere schaal. Het verschil met die tijd is dat wij weten wat er toen is gebeurd en tot welke extreme misdaden mensen in staat bleken. Het ontnuchterende is dat die kennis steeds minder mensen lijkt te deren. Lijkt, wil ik benadrukken, want ook hierover moet je vooral niet te makkelijk doen.

Op Netflix is nu het derde seizoen van Vikings: Valhalla beschikbaar, een Engels gesproken serie die de heldhaftigheid en bedavonturen van de Vikingen bezingt en waarin elke historische figuur gespeeld wordt door schitterend gebeitelde mannen en vrouwen met stuk voor stuk weelderig haar. Heerlijk om naar te kijken. Een werkelijkheid waarin iedereen weet wie men is. De één is koning, de ander visser en zo zal het altijd zijn. Mensen kunnen water uit kabbelende beekjes drinken zonder zich zorgen te maken over vervuiling. De natuur is uitbundig en overvloedig. Dit is een wereld waarin je niet wordt gewurgd door energierekeningen of toeslagen die je niet kunt terugbetalen, maar door een vijand van vlees en bloed. Op een bijna onbewust niveau verlang je naar de eenvoud en puurheid die de serie verkoopt.

Een man is goed of hij is slecht
— Melisandra, seizoen 2 Game of Thrones

Ondertussen is op HBO Max het tweede seizoen van House of the Dragon te zien, dat zich zo’n 200 jaar voor de gebeurtenissen van Game of Thrones in dezelfde fantasywereld afspeelt. De opzet is min of meer dezelfde: een kleine groep uitverkorenen strijdt om de macht en het gepeupel peupelt. Niks mis met feodalisme en horigheid, zo te zien.

Het is waar dat deze series het onderscheid tussen goed en kwaad hier en daar vertroebelen en daardoor minder sprookjesachtig en meer realistisch zijn dan bijvoorbeeld The Lord of the Rings, een van de hoogtepunten in het fantasygenre. Een game als The Witcher III, net als de serie gebaseerd op de romans van de Poolse schrijver Andrzej Sapkowski, doet dat nog beter: hoofdpersonage Geralt of Rivia is daarin een ‘witcher’ die tegen betaling op monsters jaagt die de bevolking teisteren, ook al is hij in de ogen van de beste burgers een paria. Maar de boeken/game/serie schetsen op de achtergrond van het hoofdverhaal een zodanig wrede wereld dat je als lezer/kijker/speler onvermijdelijk het monsterlijke in de mensen gaat zien, schrijft Ruud ter Haag in zijn recente boek Verhalen in verbeelding. Als je in de game een tijdelijke alliantie aangaat met de ene partij heeft dat vaak nadelige gevolgen voor anderen. Dat verhaal is eerlijker en realistischer dan de illusie dat jouw keuze nooit tot iets negatiefs leidt. Misschien heeft die vertroebeling de verbeelding van mensen inderdaad verrijkt.

Het zou bevestigen wat Steven Johnson in zijn boek Everything Bad is Good for You uit 2005 aanvoert, over de positieve invloed van popcultuur. In het (heel) kort stelt Johnson dat moderne games en tv mensen intelligenter hebben gemaakt, omdat ze daarin hebben leren navigeren in complexe verhalen die steeds minder van ‘flashing arrows’ gebruik maken, neonverlichte pijlen die kijkers voortdurend de richting van het verhaal aangeven. Kortom: ze leerden navigeren in een complexe sociale omgeving zonder te weten welke kant ze op gingen. Vergelijk dat met massavermaak uit de jaren zestig, zeventig en tachtig en je ziet dat de complexiteit inderdaad is toegenomen en dat mensen er dus in zekere zin wijzer van werden.

Het is een interessante stelling en op het eerste gezicht klopt die. Maar bijna twintig jaar na het verschijnen van Johnsons boek is de complexiteit in series afgevlakt. Er zijn natuurlijk best wat uitzonderingen te vinden, bijvoorbeeld in series die andere manieren verkennen om verhalen te vertellen door te spelen met tijd en ruimte. Dark, op Netflix, is een voorbeeld. Constellation en Dark Matter op Apple TV+. Of in series die erkennen dat de werkelijkheid verre van zwart-wit is, zoals Slow Horses. Maar grosso modo, zou ik willen stellen, is de curve afgevlakt.

Komt bij dat we in een gepolariseerde wereld leven (met hier en daar zelfs wat krankzinnigheid), waarin mensen sneller geneigd zijn om zich achter simpele en overzichtelijke ideeën te scharen. Series als House of the Dragon en Vikings bestaan nu in een andere wereld dan die van twintig jaar geleden.

Bovendien is de onuitgesproken premisse van alle genoemde games en series ondanks de complexere verhalen nog steeds: we leven in een smerige wereld waarin het ieder voor zich is. Dat is niet zomaar een detail, dat is een ideologie. Als je dat libertaire idee van iedereen tegen iedereen vaak genoeg herhaalt, gaan mensen zich zo gedragen. Dat mensen door samen te werken elk probleem in deze wereld kunnen oplossen, is vrijwel nooit de achterliggende gedachte. Conflict is natuurlijk ook spannend om naar te kijken, zeker als je zelf geen enkel risico loopt. Toch is de mythologie van strijd die zo onophoudelijk wordt rondgepompt niet slechts bewegend behang.

Wat de jarenlange blootstelling aan verleidelijke versimpelingen doet met ons denken en onze opvattingen, is moeilijk te zeggen. Ongetwijfeld is het voor iedereen anders. Maar dat versimpelde verdraaiingen van de werkelijkheid effect hebben, blijkt wel uit de propagandastrijd die elk kwaadwillend regime voert om het bevattelijke deel van de bevolking te bespelen.

Misschien moeten we om te beginnen erkennen dat we als volwassenen fantasie niet zo goed van realiteit onderscheiden als we graag zouden willen. Een kinderlijke fantasie is bijvoorbeeld dat de wereld overzichtelijk is. Die schijnbare overzichtelijkheid en de behoefte daaraan zie je in allerlei discussies steeds opnieuw naar boven komen. Snappen hoe een vaccin voor een besmettelijke ziekte werkt, is te moeilijk, dus moet er wel iets mis mee zijn. (Ook een manifestatie van anti-intellectualisme trouwens, gekoppeld aan institutioneel wantrouwen.) Klimaatproblemen zijn abstract, dus moet er wel iets mis mee zijn. Wat er ‘in Brussel’ wordt besloten snappen we niet, dus moet er wel iets mis mee zijn. Oplossingen en verklaringen moeten altijd simpel zijn, anders zijn ze verdacht of verkeerd. Een complex vraagstuk als internationale vluchtelingenstromen, kan alleen simpel worden opgelost, liegen populisten: door de deur dicht te gooien, eventueel met geweld.

Je zag dat kop-in-het-zand-steken voor complexiteit ook bij de financiële crisis: als íets de laatste decennia mensen geld heeft gekost, dan was het die crisis. Maar omdat weinig mensen begrepen hoe de financiële sector zich had misdragen, was er nauwelijks druk uit de maatschappij om de schuldigen aan te pakken. Hunnie de vluchtelingen zijn een makkelijk identificeerbaar doelwit. Dus krijgen die keer op keer de schuld.

Je zou denken dat we dit cliché door de geschiedenis heen onderhand wel vaak genoeg weerlegd hebben en dat mensen de trucs van extremisten inmiddels wel kunnen doorzien. Maar nee. Dwars hier doorheen loopt de misinformatieindustrie, die hele trollenfabrieken simpele en overzichtelijke leugens de wereld in laat sturen.

‘Simpel en overzichtelijk’ is ondertussen precies wat massacultuur in al z’n manifestaties de consument geeft. Lang zochten mensen die helderheid bij religie. Toen kwam de onttovering van de wereld, waarna het aantal gelovigen in moderne samenlevingen terugliep. Maar de onttoverde wereld bleek te complex, dus zoeken mensen de overzichtelijkheid weer elders. In vrijwel elk land zijn politieke partijen opgestaan die die behoefte uitbuiten door de kiezer weer een overzichtelijke samenleving te beloven.

Alle cultuur die juist de warrigheid, ondoorzichtigheid of ambivalentie van dingen wil laten zien, heeft het moeilijk. Wordt ook altijd weer door extremisten verdacht gemaakt, want die vereisen een simpele, dichotome werkelijkheid: iets is het een of het ander. Goed of slecht. Voor ons of tegen ons. ‘All must choose’, is de ondertitel van het tweede seizoen van House of the Dragon.

In seizoen 2, aflevering 9 van Game of Thrones wordt de hoofdstad King’s Landing vanaf zee aangevallen door Stannis Baratheon, de legitieme troonopvolger. In het paleis ontspint zich een gesprek tussen Tyrion Lannister, oom van de koning, die geen strijder is maar strategisch wel erg goed is door zijn superieure intelligentie en zijn bodyguard, die altijd alles op instinct doet. Hij ziet Tyrion lezen. “Wat moet je met al die stoffige boeken? Geef me vijf goede boogschutters en ik win de oorlog voor je.” Tyrion stribbelt eerst tegen maar stemt dan in. Tyrion Lannister nota bene, die vanwege z’n beperkte lengte altijd is verguisd door z’n familie en alleen dankzij z’n intelligentie een reputatie heeft opgebouwd. Het is een typisch anti-intellectuele scène die mensen het idee geeft dat je nooit te moeilijk moet doen over zaken. Complexiteit is uiteindelijk moeilijkdoenerij en bedrog, dat is wat deze scène communiceert. Het bizarre is: elke vooruitgang in oorlogvoeren (elke vooruitgang überhaupt in de wereld) is het resultaat van intelligentie. Van het leren beheersen van complexiteit. Maar omdat je complexiteit niet zo makkelijk kunt laten zien in beeld, vluchten schrijvers naar wat wel makkelijk over te brengen is: een paar stoere zinnen en vervolgens een actiescène.

In fantasyfilms en -series is overzichtelijkheid een van de aantrekkelijkste elementen. Het is niet het eerste dat opvalt, naast al die schitterende lijven en intriges. Je registreert het op een wat minder bewust niveau. Wat bedoel ik met overzichtelijk? Dat slechts twee families tegen elkaar strijden om de macht omdat ze op de een of andere manier uitverkoren zijn, dat alle personages duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn (heel anders dan de (schijnbaar) vormeloze massa van de macht die in Brussel is gecentreerd), dat strategieën altijd helder zijn, dat het volk een soort amorfe, kwetsbare massa is die beschermd moet worden in plaats van een heleboel zelfdenkende, kritische wezens, dat de waarden van de samenleving helder zijn – eer, respect voor autoriteit, een duidelijke hiërarchie – dat ‘het kwaad’ een duidelijk te onderscheiden ding is waarvan je kunt winnen, in plaats van een verschijnsel dat in alle mensen zit en onuitroeibaar is. Dat is de overzichtelijkheid waarmee de series je verleiden. Dat is de echte fantasie in fantasy. Natuurlijk lijkt zo’n wereld aantrekkelijk als je die zet naast de soms bureaucratische, soms wrede, soms onherkenbare en altijd ingewikkelde wereld waarin we leven. Een wereld waarin niemand het overzicht heeft.

In Charlie Kaufmans Synecdoche, New York (2008) probeert een toneelregisseur de werkelijkheid van New York steeds dichter te benaderen met een replica die hij in een warenhuis bouwt. Het blijkt een onmogelijke opdracht. De werkelijkheid reduceren zit in het dna van elke film, elke serie, elke game, elk theaterstuk en elk boek dat verschijnt. Je kunt dat verantwoord en intelligent doen zoals in The Wire, waarin complexe en met elkaar verweven sociale en economische problemen in de Amerikaanse stad Baltimore zodanig helder uiteen werden gezet dat de serie verplichte kost voor stadsbestuurders zou moeten zijn. Of je doet het zoals in een film van, zeg, Steven Seagal, waarin één ernstig kijkende man de wijk ingaat en alle ‘slechteriken’ opruimt. Of zoals in een serie waarin ‘winter is coming’ ten noorden van de muur en een ‘bittere’ strijd de overwinning of de ondergang zal brengen. Simpel, overzichtelijk. En als je verslagen wordt, dan is dat ‘eervol’ en ‘het noodlot’, in de regel het sluitstuk van een fatalistisch en hiërarchisch wereldbeeld. Waarin de echte helden trouwens nooit sterven, omdat ze ofwel door god/goden worden geleid ofwel zelf zo goed zijn dat ze altijd de juiste koers kiezen.

In de 21ste eeuw wordt één waarheid in geen enkele dramatische traditie op deze wereld erkend: dat we met chaos en willekeur leven en dat elke verhaallijn op elk moment afgekapt kan worden. Je kunt je natuurlijk afvragen hoe een film of serie eruit zou zien, als je die chaos en willekeur wel erkent: kan dan elk personage op elk moment uit het verhaal verdwijnen? Kan dan elk verhaal op elk moment een andere richting in slaan? Omdat die realiteit moeilijk op het scherm te krijgen is, erkennen we een suspension of disbelief: voor de duur van de film/serie accepteren we een eenvoudige, gereduceerde vorm van de werkelijkheid.

De vraag achter dit artikel is: wat gebeurt er in onze hoofden als we die simpele werkelijkheid dag na dag, jaar na jaar op schermen voorbij zien trekken? Als politici vervolgens eenzelfde gereduceerde vorm van de werkelijkheid als realiteit presenteren? Als serieuze pluriforme journalistiek verdacht wordt gemaakt, wat welbeschouwd het enige echte venster op de realiteit is, buiten onze directe leefomgeving. Als ook de wetenschap verdacht wordt gemaakt, niet toevallig de enige andere plek in de maatschappij waar de complexiteit van de wereld om ons heen wordt erkend. Zou dat invloed hebben op ons denken? Of helemaal niet?