‘Door zelf met film bezig te zijn, weten leerlingen hoe het werkt’
Filmleraar van het Jaar Malu Sanders
Kritisch kijken en zelf film maken gaan hand in hand, vindt Malu Sanders. De filmdocent van Het 4e Gymnasium in Amsterdam werd dinsdagavond tijdens het Nederlands Film Festival uitgeroepen tot Filmleraar van het Jaar. Ze waarschuwt voor het opleggen van een canon maar voorspelt een grote toekomst voor haar vak.
Aan de hand van Martin Scorsese’s Hugo verkent ze met eersteklassers de filmgeschiedenis. In de derde maken leerlingen een eigen film. En de eindexamenkandidaten verdiepen zich in videokunst. Toen de juryleden in de aanloop naar de verkiezing een les van Malu Sanders’ bijwoonden, vroegen ze wie in de klas later iets wil met film. De helft van de vingers ging de lucht in. “Dan heb je wel het gevoel dat het zich terugbetaalt”, stelt Sanders, die nuchter genoeg is om te relativeren. “Ze kijken echt niet alleen maar voorbeeldig naar arthousefilms.”
Toch heeft ze het aantal leerlingen met film als eindexamenvak over de jaren zien groeien. “We zijn nu toe aan onze vijfde eindexamenlichting. Vorig jaar hadden we veertien eindexamenkandidaten en dit jaar zit we alweer op zeventien. Het aantal loopt gestaag op.”
Sanders studeerde zelf Film-, Theater- en Televisiewetenschappen in Utrecht, liep stage bij Filmmuseum Eye en deed vervolgens een Masters in Kunst- en Mediabeleid. Toen ze afstudeerde in 2008 was het volop crisis. Een baan in de cultuursector zat er niet in dus ging ze terug naar de collegebanken om haar eerstegraads lesbevoegdheid te halen. Bij een eerste werkgever kon ze een beetje aan de slag met filmonderwijs maar bij haar overgang naar Het 4e Gymnasium, waar zij één van vier filmdocenten is, kon ze er echt induiken.
“Het is supertof om als beginnend docent zo te mogen pionieren”, vertelt ze. “Film bestond op school al als module maar wij hebben het uitgebouwd tot vak. Dan moet je eerst heel goed weten: wat willen we ze leren? Wat is de ruggengraad van het vak? De valkuil is dat je dan een canon gaat opstellen. Dat werkt beperkend en daarmee maak je het ook meteen heel erg groot. In die eerste tweeëneenhalf jaar van de middelbare school kun je niet de hele filmgeschiedenis behandelen en ook nog praktijklessen geven. Filmgeschiedenis, theorie of analyse zijn wel altijd het uitgangspunt van een les maar met tweedeklassers bekijken we bijvoorbeeld filmpjes van Lucky TV – wat gebeurt er en waarom? – zodat daarna zelf zo’n clip kunnen maken.”
Mediawijsheid, het toverwoord in allerlei beleidsplannen, zit als van nature ingebakken in het curriculum. “Door zelf met film bezig te zijn, weten leerlingen hoe het werkt en kunnen ze dingen herkennen. We hebben ook mentorlessen over fake news. Er wordt geleerd dat beelden altijd selectief worden gepresenteerd en welke rol montage daarbij kan spelen. Dat klinkt in het begin misschien technisch en abstract maar na een tijdje zie je vijftienjarigen daar gewoon mee experimenteren.”
In de zesde klas krijgen leerlingen met film als eindexamenvak een vrije opdracht. “Ze mogen een eigen verhaal vertellen. Daar werken we zes jaar lang naartoe, zodat ze de juiste basis hebben om dat te doen. Het belangrijkste wat ze van deze opdracht leren is hun ideeën inkaderen. Ze moeten de keuzes in hun maakproces uitleggen.”
Nu geeft Sanders les op een categoriaal gymnasium, waar de motivatie en capaciteiten van leerlingen hoger mogen worden ingeschat dan gemiddeld. Maar ze is ervan overtuigd dat filmonderwijs ook op andere schooltypes prima kan werken. “Filmeducatie leent zich bij uitstek voor alle onderwijsniveaus. Op een vmbo maak je misschien inhoudelijk iets andere keuzes en knip je opdrachten op in stukjes, maar het doel blijft hetzelfde. Dat leerlingen begrijpen hoe bijvoorbeeld licht en geluid een sfeer en een boodschap overbrengen.”
Na haar verkiezing geldt Sanders een jaarlang als landelijk ambassadeur van filmeducatie. Precieze plannen heeft ze nog niet maar “ik hoop veel collega’s te ontmoeten om kennis uit te wisselen. Want het is met zo’n relatief nieuw vak belangrijk om niet op eilandjes te opereren. Er is al veel onderling contact via het Netwerk Filmeducatie en dat wordt steeds meer. Verder ben ik betrokken bij het ontwikkelen van een leerlijn om film een plaats te geven in het curriculum van primair en voorgezet onderwijs. Ik hoop dat we volgend jaar, bij de volgende verkiezing, kunnen concluderen dat we weer een flinke stap verder zijn met film als vak voor alle leerlingen.”
Want dat is volgens Sanders waar het om draait. “In de huidige visueel ingestelde wereld kun je leerlingen niet niet opvoeden in de omgang met beeld. En dan gaat het zeker niet alleen om kijken en begrijpen, maar zeker ook om film als middel om jezelf uit te drukken.”