Virtueel museum voor vader van Loeki

  • Datum 16-04-2013
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Met Loeki de Leeuw kwam hij iedere avond de huiskamer binnen. De Efteling heeft een attractie van zijn hand. En in de jaren zestig was zijn studio Dollywood het grootste poppenfilmbedrijf van Europa. Met zijn honderdste geboortedag op komst is nu een virtueel museum gelanceerd ter ere van filmpionier Joop Geesink. Een deel vaderlandse filmgeschiedenis wordt ontsloten.

Initiatiefnemer van het virtuele museum is Arie den Draak, die zelf animatiefilmer is geweest en vijftien jaar lang samen met broer Huibert een eigen studio had. ‘Mijn fascinatie met animatiefilm begon al als kind. Tijdens een zomervakantie, op een regenachtige zaterdagmiddag op de camping, zag ik de films van Joop Geesink voor het eerst. Terwijl de andere kinderen propjes zaten te gooien, waren mijn broer en ik helemaal gegrepen. Die magie, die sprookjeswereld, dat wilde ik ook kunnen.’

Broer Huibert is jarenlang freelance animator geweest in Geesinks studio. Hij maakte er wel tweeduizend Loeki de Leeuw-filmpjes. Dat was in de hoogtijdagen van Dollywood, dat toen 150 medewerkers in dienst had. Na Geesinks dood in 1984 is de studio voortgezet door zijn dochter Louise. Tot op de dag van vandaag is het bedrijf actief onder de naam Joop Geesink Studio.

Geesink (1913-1984) begon zijn carrière als schilder van affiches en gevelborden voor bioscopen. Al snel breidde hij uit naar decors voor theaterrevues. Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte hij zijn eerste poppenfilms in een kelder aan de Amsterdamse Herengracht. Een samenwerking met Marten Toonder duurde niet lang; de karakters van de tekenaar van Tom Poes en de man met de eeuwige sigaar botsten te hevig. In 1946 betrok Geesink een pand achter de Cinetone Studio’s en doopte zijn bedrijf Dollywood — geen verwijzing naar de latere country-zangeres die een gelijknamig pretpark uitbaat maar een combinatie van ‘doll’ (pop) en Hollywood.

Honderden reclamefilmpjes zijn in de studio gemaakt. Den Draak: ‘Geesink was een echte showman, hij kon het publiek inpakken.’ Alleen al van Loeki, die het 32 jaar uithield op de buis en nu in vergulde vorm doorleeft als tv-prijs, zijn er meer dan zevenduizend gemaakt. Kermesse Fantastique (1951), een tien minuten durend filmpje voor Philips, geldt onder animatiefanaten als ‘de ultieme Dollywood-productie’. Er was met een toen duizelingwekkend budget van honderdduizend gulden een half jaar gewerkt aan een wervelwind van honderden poppen en duizenden lichtjes.

Wat toen korte reclameboodschappen waren, is nu erkend cultureel erfgoed. In het kader van Beelden voor de Toekomst is een begin gemaakt met de digitalisering van Geesinks archief, maar toen dat project vroegtijdig werd geëlimineerd, sneuvelden ook de conserveringsplannen. ‘Het merendeel van de films die we nu via de website ontsluiten hebben we uit het archief’, vertelt Den Draak. ‘Bezoekers van de website komen ook met tips waar we titels kunnen vinden. We streven naar compleetheid. Probleem is alleen dat we niet precies weten hoe groot het totale oeuvre eigenlijk is. De administratie van het studio-archief was niet heel precies.’

Het virtuele Joop Geesink museum is een ‘work in progress’, volgens Den Draak. De site biedt nu biografische informatie, stills, filmpjes en historische foto’s. ‘Binnenkort zetten we er een verhaal op over hoe de poppenfilms gemaakt werden. Er waren toen nog geen computers, geen special effects. Voor een nieuwe generatie animatiefilmers, die zijn tussen de computers is groot geworden, is dit een herontdekking.’

Met de lancering van het virtuele museum heeft Joop Geesink nu een permanent monument gekregen. Eerbetoon viel hem eerder te beurt. In 1984, het jaar van zijn overlijden, organiseerde het Nederlands Film Festival een hommage. Vorig jaar werd dat in Utrecht nog een keer overgedaan met een uitgebreid Joop Geesink-programma. Toen ging ook de documentaire Joop Geesink — De Duivendrechtse Disney in première, die op 21 april om 17 uur opnieuw wordt uitgezonden op Nederland 2.

Edo Dijksterhuis