Vanja Kaludjercic over IFFR 2021

'Een vrijhaven voor wat cinema tegenwoordig kan zijn'

Vanja Kaludjercic (foto: Vera Cornel)

International Film Festival Rotterdam vindt dit jaar plaats in twee delen, in februari en juni. De vijftigste editie is tevens de eerste voor Vanja Kaludjercic, de nieuwe directeur. De Filmkrant had met haar een gesprek over de verlenging van de lockdown, trouw aan makers, de plaats van publieksfilms binnen festivals, release windows en de kroonjuwelen van het IFFR.

Bij weinig mensen kwam de eerste lockdown van maart 2020 rauwer op het dak vallen dan bij Vanja Kaludjercic. De geboren Kroatische was een paar maanden eerder benoemd tot directeur van het International Film Festival Rotterdam en na de laatste editie van haar voorganger Bero Beyer verhuisde ze naar Rotterdam vanuit Londen, waar ze werkte voor streamingplatform MUBI. “Ik zat welgeteld één week op kantoor toen alles op slot ging. We moesten allemaal vanuit huis werken maar mijn appartement was nog helemaal leeg. Het was bijzonder deprimerend.”

Al snel realiseerde Kaludjercic zich dat deze crisis niet in een paar weken zou overwaaien en dat de impact ervan ingrijpend zou zijn. “Zonder vaccin is er geen einde in zicht. Voor de filmindustrie, niet alleen ons festival maar de hele keten, werkt het virus bijzonder ontwrichtend. Maar afgelopen zomer flakkerde de hoop weer op. We konden naar Venetië, waar we weliswaar in halfvolle zalen zaten maar wel voor een groot scherm. Toen wist ik: IFFR 2021 gaat gewoon door, we wisten alleen nog niet in welke vorm.”

Gisteren werd officieel de verlenging van de lockdown afgekondigd. Welke vorm neemt het festival nu aan? “Het festival vindt grotendeels virtueel plaats. Het complete filmprogramma en de IFFR Pro Days zijn online te bezoeken. IFFR Talks is verder uitgebreid met een gesprek met de Deense acteur Mads Mikkelsen, die een hoofdrol speelt in de openingsfilm Riders of Justice van regisseur Anders Thomas Jensen. Onder de titel Tiger on the Loose presenteren we een reeks interactieve kunstinstallaties op verschillende buitenlocaties in Rotterdam. En met IFFR 100 presenteren we honderd festivalposters, die te zien zijn op iffr.com en als projectie op de Rotterdamse bioscoop Pathé Schouwburgplein. Het gaat om vijftig posters uit het festivalarchief en vijftig ontwerpen voor toekomstige edities, die vooruitkijken tot in 2071. Op de festivalwebsite is ook nog IFFR Plays Back te zien, waar bezoekers en Tiger Award-winnaars in korte opnames vertellen over vorige festivaledities.”

Welke scenario’s zijn er in de aanloop naar deze 50ste editie allemaal de revue gepasseerd? “Al vroeg ontstond het idee om de festivaldata te verzetten naar juni, wat historisch ook passend is omdat de allereerste editie van IFFR plaatsvond in die maand. Daarna volgden nog tientallen ideeën, waarvan we er een aantal serieus hebben bestudeerd. We dachten er bijvoorbeeld aan een evenement vergelijkbaar met IFFR Live op te zetten, met gelijktijdige vertoningen op meerdere locaties. Ook hebben we gekeken naar extra grote ruimtes. Maar de telkens wisselende regels wat betreft zaalbezetting maakten zo’n opzet te risicovol. Uiteindelijk waren twee dingen belangrijk. We willen trouw blijven aan de filmmakers en aan onze plaats op de internationale festivalkalender.”

Vandaar dat het eerste deel van het festival plaatsvindt begin februari, het gebruikelijke IFFR-tijdslot. Wat kunnen we verwachten van dat eerste deel? “We besloten al vroeg om het professionele programma geheel online te doen. De praktijk bij andere festivals heeft bewezen dat dat prima kan. Zo hoeft er ook niet gereisd te worden door de internationale gasten.
“De kern van het eerste deel wordt gevormd door de competities plus een paar titels uit het Limelight-programma, zo’n vijftig in totaal. Wij vinden het heel belangrijk dat deze films een goede lancering krijgen om vervolgens in distributie te gaan of te beginnen aan een tour langs de festivals. Door vast te houden aan onze gebruikelijke data botsen we niet met andere festivals. En door de kleinere selectie kunnen we iedere film presenteren in een op maat gemaakt traject. We hebben met de filmmakers gepraat om te kijken wat hun behoeftes zijn: persaandacht, contact met sales agents of marketeers, online promotie. Normaliter doe je dat grotendeels tijdens het festival maar nu proberen we dat al in een vroeg stadium te regelen.
“Voor het publiek proberen we zoveel mogelijk een festivalgevoel te creëren. De films komen met een on- en offline introductie en worden gevolgd door een Q&A. Doordat kijkers voorafgaand aan een voorstelling met elkaar kunnen praten in een digitale wachtkamer ontstaat toch iets van een buzz.”

Waarom is ervoor gekozen een tweede festivaldeel tijdens de zomer te houden? “Het liefst willen we natuurlijk terug de zaal in, met veel publiek. Maar ook als de coronamaatregelen in juni nog van kracht zijn kunnen we buiten grotere publieksevenementen organiseren. Het zomerprogramma is thematisch en draait vooral om het vijftigjarig jubileum. Waar ik erg naar uitkijk, zijn de 25 cinematografische ontmoetingen die we organiseren. Telkens koppelen we twee mensen aan elkaar – festivalveteranen maar ook nieuwkomers en natuurlijk alle vorige festivaldirecteuren – en laten die met elkaar in gesprek gaan over één van vijf onderwerpen die van tevoren zijn bedacht. Die thema’s zijn niet al te strak gedefinieerd, maar je moet denken aan bijvoorbeeld het ontstaan van waves – van de Nouvelle Vague tot de new wave of Latin American cinema of de Roemeense filmgolf. Welke rol spelen festivals daarin? En wat betekent het als films er wel of geen deel van uitmaken? Ook een interessant onderwerp is de plaats van de publieksfilm in het festivallandschap. Tot zo’n twintig jaar geleden waren populaire films nog gewoon te zien op festivals, maar nu lijken ze op een zijspoor te zijn beland.”

Gebeurt er ook iets tussen het eerste en tweede deel van het festival? “Jazeker. Tussen februari en juni laten we vijftig films zien buiten de gebruikelijke festivalsetting. Het gaat om één film per festivaleditie. Het kunnen speelfilms zijn maar ook kortfilms. De selectie wordt gemaakt door de programmeurs.”

De vorige directeur Bero Beyer heeft de structuur van de competities vereenvoudigd om de identiteit van het festival te versterken. Hoe ga jij daarmee om? “Bero wilde de kracht en het belang van de competities vergroten en ik ga door op dat pad. De Tiger Competition hebben we uitgebreid van acht naar zestien titels, het grootste aantal sinds jaren. Dit zijn de auteursfilms terwijl de films in de Big Screen Competition meer klassieke cinema zijn. Maar voor beide competities maken we geen onderscheid of het om speelfilms, experimentele producties, documentaires of genrefilms gaat.
“Het nieuwe programma Harbour vormt de ruggengraat van het festival. Met Harbour willen we afstand nemen van het idee dat er zoiets is als een typische ‘IFFR-film’. Veel liever creëren we inclusieve ruimte waarin plaats is voor een veelheid aan stemmen. Harbour moet een vrijhaven zijn, zonder vooraf opgelegde noties van wat cinema moet zijn maar nieuwsgierig naar wat cinema tegenwoordig kan zijn. Als we eenmaal weer een normaal programma kunnen draaien, hopelijk volgend jaar, willen we ook nog twee of drie retrospectieven presenteren.”

Je bent niet zomaar op de directeursstoel geparachuteerd, je hebt een verleden bij het IFFR. Tussen 2016 en 2018 gaf je leiding aan het Talks & Masterclasses-programma. Wat trok je aan in het festival? “Mijn allereerste bezoek aan IFFR dateert van het begin van de eeuw. Ik werkte bij het Sarajevo Film Festival, een belangrijke periode voor mijn persoonlijke ontwikkeling. Toen al gold Rotterdam als dé plek om spannende ontdekkingen te doen. Het programma dat meteen en blijvend diepe indruk maakte was Exploding Cinema, waarin de grenzen van het medium worden opgezocht en overschreden. Ik ben heel blij dat de kern van dit programma nog steeds deel uitmaakt van het festival in de vorm van Art Directions. Sinds mijn eerste bezoek aan IFFR is het festival enorm gegroeid maar Rotterdam is nog steeds de enige plek waar filmmakers en kunstenaars voorop staan.”

Bij je aanstelling benoemde je de grootste uitdagingen van het festival als ‘relevant blijven en een jonger publiek trekken’. Kun je dat toelichten? “Dat is eigenlijk waar festivals zich altijd op moeten richten, maar de context is erg veranderd. Relevantie betekent nu veel meer: internationale relevantie. En het trekken van jonger publiek heeft natuurlijk te maken met educatie. Dat doet het IFFR al lang maar niet altijd even zichtbaar. Dat willen we uitbreiden, ook gedurende het jaar.”

Je kent ook de distributiekant van het filmbedrijf aangezien je hebt gewerkt voor Demiurg in Slovenië en Coproduction Office in Frankrijk. Hoe denk je dat de coronacrisis – en dan vooral de beperkingen voor bioscopen gecombineerd met de sterke opkomst van streamingdiensten – de distributie van films beïnvloedt? “De grote bioscoopketens zijn sterk afhankelijk van blockbusters met exclusieve vertoningsrechten. De kleine theaters en filmhuizen hebben een groter aanpassingsvermogen en hebben al eerder hun aanbod gediversifieerd. Maar de invloed van streamingdiensten zal blijvend zijn en er zal in samenspraak tot een werkbaar distributiemodel gekomen moeten worden. In het Verenigd Koninkrijk zijn de release windows afgeschaft en worden films tegelijkertijd uitgebracht in de bioscoop en via streaming, maar in Frankrijk geldt nog een strikte release window. Toen ik bij MUBI werkte hebben we geëxperimenteerd met verschillende modellen en het blijkt dat beide vormen van uitbrengen elkaar niet hoeven te bijten.
“Alles draait om het verdienmodel en dat verschilt per film. Films worden gelanceerd op festivals maar de kans dat een film wordt uitgebracht in de bioscoop is steeds kleiner, zeker in het geval van kleinere, artistieke films. Dan is het fijn dat er na het festivalcircuit streamingplatforms zijn die zulke titels oppikken. Het is dan natuurlijk wel zaak dat tijdens het festival genoeg aandacht wordt gegenereerd voor die titels.”

Waar kijk je persoonlijk het meeste naar uit? “Vooral naar de nieuwe ervaring om als directeur een festival te leiden. Inhoudelijk kijk ik erg uit naar de Tiger Competition en ik hoop dat al dit talent gezien wordt op de manier die het verdient. En ik wil graag de film vieren met het publiek, wat hopelijk van de zomer kan.”

Wanneer beschouw je IFFR 2021 als een succes? “Als het allemaal werkt en het publiek de nieuwe vormen van vertoning ervaart als anders maar niet minder. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de filmmakers. Maar we moeten het nog waarmaken, we hebben een aardige marathon voor de boeg.”


IFFR 2021 vindt plaats van 1-7 februari en 2-6 juni.