Stichting Filmonderzoek gaat mee met de tijd
Al 26 jaar lang houdt Stichting Filmonderzoek bezoekcijfers van bioscoop en filmtheater tegen het licht. Wie gaat er naar de film, hoe vaak en waar? Omdat bioscopen dit soort marktonderzoek steeds beter zelf kunnen uitvoeren verzet het bureau de bakens. Dat gebeurt onder een nieuwe naam: Filmonderzoek Nederland.
“Het klonk te ouderwets, het paste niet bij wat we willen uitstralen”, luidt de verklaring voor de naamsverandering die Koen de Groot, leidinggevende van het tweekoppige bureau, geeft. “We gaan in de toekomst meer artikelen en nieuwsberichten publiceren waarin we dichter op de markt zitten. We gaan vaker analyses brengen, zoals laatst over de twee miljoen bezoeken van The Lion King. Hoe snel is dat gegaan? En hoe vergelijkt zich dat met andere succesfilms?”
De bekendste en belangrijkste publicatie van Filmonderzoek Nederland was en is de Bioscoopmonitor, die keurig het filmbezoek per jaar uitsplitst naar leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, stedelijkheid, inkomen en meer van dat soort eigenschappen. “We experimenteren met een andere, regionale variant zodat een bioscoopeigenaar in bijvoorbeeld Gelderland of Zeeland kan zien hoe de cijfers zijn in zijn provincie.”
Verder werkt Filmonderzoek Nederland aan een meerjarenplan om ook in de toekomst relevant te blijven. “Een keer per jaar organiseren we een onderzoekbijeenkomst om te bepalen aan welke kennis behoefte is. Dit jaar bleek dat men vooral wil weten welke invloed VOD heeft op het bioscoopbezoek, zeker gezien er de komende tijd steeds meer diensten bijkomen.”
Hoewel het onderzoeksbureau ooit werd opgezet door de Nederlandse Vereniging van Bioscopen en Filmtheaters (NVBF) en Filmdistributeurs Nederland (FDN) en tot op de dag van vandaag voor een groot deel wordt gefinancierd door de brancheorganisaties, heeft het onafhankelijkheid hoog in het vaandel. “Ondanks de naamsverandering blijven we gewoon een stichting zonder winstoogmerk. Wij bepalen hoe we een onderzoek uitvoeren en hoe we de resultaten presenteren. Als die toevallig slecht uitvallen zullen we dat zeker niet verbloemen.”