Schaalvergroting om ziel van filmhuis terug te vinden

  • Datum 14-10-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Foto Philip Driessen

Morgen opent officieel het nieuwe filmtheater Lumière Cinema. Veertig jaar na de oprichting van Filmhuis Maastricht — een zaaltje met zestig stoelen — heeft de hoofdstad van Limburg een zes zalen tellend complex dat zich kan meten met de grootste theaters van het land. Hadewych Minis, die een rol speelt in openingsfilm Toni Erdmann, knipt het lint door.

Drie weken proefdraaien hebben David Deprez al overtuigd van de winst die de verhuizing heeft opgeleverd. "Eigenlijk is die winst tweeledig", stelt de artistiek directeur. "Alles wat met filmvertoning te maken heeft, is nu helemaal op topniveau: het geluid, beeldkwaliteit, de stoelen. Daarnaast functioneert het gebouw als ontmoetingsplek, die niet alleen iets toevoegt aan het culturele aanbod in de regio maar zelfs op het gebied van uitgaan."

En dan te bedenken dat het pand waar Lumière nu in huist twee jaar geleden nog een bouwval was zonder dak. De gemeente investeerde €11,35 miljoen in de restauratie van de uit 1905 stammende energiecentrale, die is aangemerkt als rijksmonument. De rauwheid van de industriële architectuur is behouden maar de inrichting door Rosie Stapel en Dorine Vos, ook bekend van Hotel New York in Rotterdam, zorgt voor een eigentijdse uitstraling.

Het restaurant — volgens Deprez "één van de grootste van Maastricht" — is een niet onbelangrijk onderdeel van het nieuwe theater. "We hebben horeca nodig om onze broek op te houden. Op de vorige locatie waren de mogelijkheden beperkt en dus ook het rendement. Met het oog op teruglopende subsidies moesten we ons concept verbreden."

Belangrijker is dat die verbreding ook de inhoud betreft. Met zalen die tussen de 48 en 160 stoelen hebben, kan Lumière veel afwisselender programmeren. Deprez: "We willen meer kleine festivals organiseren, nog meer regisseurs uitnodigen, thema-avonden programmeren. Door de verscheidenheid aan ruimten kunnen we meer."

Vooral specials zullen vaker op het programma staan. "Je merkt dat publiek beter is te mobiliseren als er context is. Vooral in samenwerking met lokale partijen ontstaan programma’s die films bedding geven. Toen we bijvoorbeeld Citizenfour draaiden in het reguliere programma kwam er slechts een handvol mensen op af. Maar toen we dat maanden later deden op een avond die we met de universiteit organiseerden, zaten er 400 man in de zaal."

Behalve een ontmoetingsplek voor publiek wil Lumière ook een filmlab voor lokale makers zijn. Cinesud, de film commissioner die daar uit is voortgekomen, de video-opleiding van de kunstacademie en het experimentele platform Video Power krijgen onderdak in het pand. Deprez: "Lumière heeft drie jaar lang deze organisaties ondersteund en is opgetreden als coproducent. Het is de ambitie om die organisaties een gebundeld programma te laten aanbieden, met workshops, masterclasses en inspirerende filmavonden met makers op het podium. Op termijn willen we ook post-productie faciliteiten ontwikkelen, maar die moeten wel verzelfstandigen."

In één van de zes zalen wil Deprez vast programmeren: een maand vooruit, onafhankelijk van hoe de bezoekcijfers zijn. "Een beetje old school", noemt hij dat. Maar het is een antwoord op een zeer hedendaags probleem. "Het extreem grote aanbod zorgt voor een hoge omloopsnelheid van titels. Een paar succesvolle films draaien langer, de rest wordt er na een paar vertoningen uitgemikt. Terwijl een film van Guy Madden of een documentaire van Chantal Akerman meer tijd nodig hebben om hun publiek te vinden."

Deprez noemt het vast programmeren een bescheiden statement. "We durven iets selectiever te zijn. En ja, ik hoop dat het aantal titels dat wij brengen daardoor een beetje omlaag gaat. Maar zes zalen moet volstaan om toch nog een breed genoeg aanbod te brengen. Door de combinatie met een restaurant hebben we nu bovendien de mogelijkheid om bijna dagelijks matinees te draaien. Daar zit groeimarge."

Het bezoekersaantal van Lumière lag de laatste jaren rond 100.000, wat grotendeels te danken is aan de monopolie positie als enig premièretheater in Limburg. Dat is nogal een verschil met de beginjaren. In 1983, het eerste jaar dat het filmhuis gemeentelijke subsidie ontving, waren er 7000 bezoekers. Het bijbouwen van zalen zorgde voor gestage groei. Eind jaren negentig werden er jaarlijks al 30.000 kaartjes verkocht. Na de verbouwing in 2004, waarmee de capaciteit steeg tot 336 stoelen verdeeld over zes zalen, werden dat er 45.000. "We kunnen hier rustig doorgroeien", constateert Deprez. "Tot 120.000 is haalbaar — zonder de programmering aan te passen. Maar de verhuizing is toch vooral bedoeld om een kwaliteitsslag te maken, niet om commercieel maximaal te scoren. Daarom is het ook goed dat tachtig meter verderop een Pathé-bioscoop staat. Het onderscheid is zo des te beter zichtbaar."

Vraag Deprez waar hij hoopt dat Lumière over tien jaar staat en zijn antwoord ligt in het verlengde hiervan. "Ik zou er veel voor over hebben als het ons beter dan nu lukt een grote groep bezoekers de diversiteit van de filmcultuur duidelijk te maken. Ons veertig jarig bestaan is een mooi moment om stil te staan bij de oorsprong van filmhuizen en hun oorspronkelijke missie. Voor veel kijkers is film één pot nat en ligt ons aanbod in het directe verlengde van de commerciële bioscoop. Maar wat zij onder film verstaan dekt maar tien tot vijftien procent van het aanbod. Wij moeten ons nog meer inspannen om die volle rijkdom onder de aandacht te brengen. Wat dat betreft zou ik willen dat Lumière over tien jaar een sterker merk is: dat nog duidelijker is waar we voor staan."

Edo Dijksterhuis