Raad voor Cultuur wil Nederlandse film zichtbaarder maken

Pleidooi voor sterk en breed Filmfonds

We hebben er even de tijd voor genomen om ons te verdiepen in het advies van de Raad voor Cultuur. Met Cultuur dichtbij, dicht bij cultuur loopt het adviesorgaan vooruit op de volgende beleidsperiode. De passages van toepassing op film zijn te vinden op pagina’s 13, 37 en 85-86. In het kort: meer geld voor de ontwikkeling en productie van Nederlandse films, vertoningsquota en een machtsverschuiving van de omroepen naar het Filmfonds.

Het adviesrapport van de Raad voor Cultuur is in hoge mate gericht op het repareren van de schade die is aangericht door kabinet Rutte I. De bezuinigingen die in 2011 zijn aangekondigd en in 2013 doorgevoerd worden enigszins – maar zeker niet helemaal – teruggedraaid. Maar belangrijker is dat de Raad het subsidiestelsel zelf, de zogeheten Basisinfrastructuur (BIS), op de schop wil nemen. De reden: het cultuuraanbod sluit nog onvoldoende aan bij de vraag en behoefte van mensen met een kleine portemonnee, cultureel diverse achtergrond of geïsoleerde woonplaats. Voor de filmsector betekent de voorgestelde reshuffle van BIS dat er voortaan geen vier maar drie filmfestivals worden gesubsidieerd vanuit de rijksoverheid.

Het rapport besteedt ook op meer gedetailleerd niveau aandacht aan de audiovisuele sector, die “een bijzondere plaats inneemt in het rijksgesubsidieerde cultuurbestel”. Zo wordt er op pagina 13 al gepleit voor een versterking van de “ontwikkeling en productie van kwalitatief hoogwaardige films, series, documentaires en animaties, inclusief specifiek op kinderen gerichte producties”. Er wordt ook een suggestie gedaan hoe het geld daarvoor moet worden gegenereerd: heffingen op ‘superplatforms’ als Netflix, Facebook en Google zoals die al bestaan in andere Europese landen. Dat zou jaarlijks zo’n €20-30 miljoen opleveren. Mocht het heffingenstelsel niet snel te realiseren zijn dan moet de overheid tussentijds inspringen met €9,5 miljoen.

Niet alleen de mogelijkheden voor productie moeten worden verbeteren, ook de distributie – in het rapport “zichtbaarheid” genoemd – moet beter. De Raad stelt voor bioscopen en VOD-platforms quota op te leggen en zo de vertoning van Nederlandse films af te dwingen.

Dat de publieke omroep met de oprichting van NPO Start uit het filmconvenant is gestapt en geen drama meer uitzendt via NPO2, wordt door de Raad niet licht opgevat. Het adviesorgaan wil de macht van de omroepen, die ze wel een grote verantwoordelijkheid op het gebied van talentontwikkeling en kwaliteitsontwikkeling toedicht, danig inperken. De omroepen hebben nu nog veel invloed op filmproductie via het CoBO-fonds en eisen ze vaak exclusief vertoningsrecht – wat volgens de Raad de zichtbaarheid van Nederlandse films niet ten goede komt. Daar komt in één klap een einde aan als het budget van het CoBO – afkomstig uit het mediabudget – wordt overgeheveld naar het Filmfonds.

Als het aan de Raad ligt wordt het Filmfonds – vanaf dit najaar onder nieuwe leiding – een stuk belangrijker. Het krijgt niet alleen meer geld te verdelen maar moet behalve films ook series ondersteunen. Er moet tevens één beleid komen voor media en film.