Paradocs: intuïtief kleuren buiten de lijntjes

Olmo and the Seagull
Van installatie met YouTube-filmpjes via Midden-Oosten western tot reconstructie van een reis door Siberië. Paradocs is het IDFA-programma waarin de grenzen van de documentaire worden opgerekt. Met dit jaar opvallend veel werk waarin muziek een bepalende rol speelt.
Zelfs binnen Paradocs, IDFA’s programmaonderdeel voor cinematografische buitenbeentjes, springt Log Head in het oog. In de korte film van Maarit Suomi-Väänänen trekt een blok berkenhout getooid met oorflappenmuts en zich voortbewegend op ski’s, de wereld in. Hij gaat discussies aan met collega-bomen, raakt te water en verdwaalt ironisch genoeg in het bos. De communicatie verloopt via de bewegende touwtjes van de muts en geluiden die het houden tussen stoom afblazen en scheten laten. Is dit nou een documentaire, kun je je afvragen. ‘Stop-motion animatie’ of zelfs ‘poppenspel’ zijn voor de hand liggender etiketten. De maker zelf houdt het op ‘experimentele komedie’ en dat klopt ook wel: Log Head is erg om te lachen.
Zo zijn er meer titels in de 2015-editie van Paradocs die directe emotionele respons oproepen: angst, opwinding, gevoelens van onzekerheid en vervreemding. Daarmee onderscheidt het zich van het programma van vorig jaar, dat was samengesteld door beeldend kunstenaar Aernout Mik en een meer cerebraal karakter had. Wat is de rol van media in het creëren van beelden? Wat is de waarde van die beelden? En hoe gaan we ermee om? Dat waren de vragen die toen centraal stonden. De selectie van dit jaar oogt meer als een dwarsdoorsnede van het documentaire buitengebied — inclusief een fijne verzameling kunstenaarsvideo’s die in samenwerking met Amsterdam Art Weekend bij elkaar is gebracht — die vooral gericht is op zeggingskracht.
Niet dat grote, zware onderwerpen uit de weg worden gegaan. Integendeel. Atomic gaat bijvoorbeeld over onze houding tegenover nucleaire technologie. En In Defense of the Rocket behandelt de moeizame vredesonderhandelingen in het Midden-Oosten. Beide films maken gebruik van archiefmateriaal maar doen dat op verschillende manieren. Het lang uitgesponnen Atomic begint met de atoombom op Hiroshima om via bewegende nieuwsbeelden van de Koude Oorlog en de kernrampen in Tsjernobyl en Fukushima te komen bij de röntgenapparatuur en MRI-scanners die de gezondheidszorg vooruit hebben geholpen. In het korte In Defense of the Rocket is een staccato opeenvolging van stills, waarin Arafat, Kerry, Nethanyahu, Obama en andere wereldleiders handen schudden en wangen kussen terwijl op straat stenen worden gegooid en bloed vloeit.
Wat de twee films gemeen hebben is de grote rol die muziek erin speelt. De diashow over het vredesproces is getoonzet op Beethovens 7de Symfonie, een werk dat in première ging tijdens een benefietconcert voor soldaten die gewond waren geraakt bij de Slag bij Hanau (1813). Het video-essay over de keerzijden van de nucleaire medaille is ondergedompeld in de breed uitwaaierende en vaak dreigende soundscapes van de Schotse post-rock band Mogwai. De muziekkeuze sluit in beide gevallen naadloos aan bij de visuele vorm, versterkt de stilistische keuzes en is een instant sfeerbepaler.
Muziek neemt de rol over van dialoog en brengt daarmee een boodschap over via buik en hart in plaats van hoofd en ratio. Dat geldt ook voor Blood Brothers, waarin een groep extreme stierenvechters uit Portugal wordt gevolgd tijdens hun eerste optreden na de dood van hun leider. De heftige baspartij op de geluidsband jaagt het adrenaline van de kijker naar een niveau vergelijkbaar met dat van de jongemannen die zich moedwillig op de horens laten nemen. De bedachtzame noten in The Meadow, een miniatuurtje over een weiland op de Golanhoogten, roepen daarentegen een tweeslachtig gevoel op, ergens tussen pastorale rust en onderhuidse dreiging. En de bloktonen voortgebracht door rietblazers die in Klaaglied het verhaal begeleiden van de Zuid-Afrikaanse invasie van Angola onderstrepen nog eens het schrille ongemak dat dit stukje vergeten geschiedenis oproept.
In (Self)Images wordt de directheid gezocht in de manier waarop het beeld geproduceerd is. Het is een verzameling YouTube-filmpjes waarin jongeren te zien zijn op kwetsbare, intieme momenten: tobbend met hun gewicht en zelfbeeld, worstelend met hun seksuele geaardheid en hoe ze het hun ouders gaan vertellen. De grens tussen expressie en exhibitionisme is flinterdun en roept onherroepelijk gevoelens op van bewondering, plaatsvervangende schaamte of irritatie. Maar (Self)Images doet meer dan dat. De YouTubers die onderwerp zijn van deze documentaire voeren net zo goed de regie. Ze produceren dit beeld immers zelf, zetten het zelf online. Dat doet je afvragen wat hun motivatie is en hoe die door het gekozen medium wordt gekleurd, gevormd of vervormd. En daarmee zijn we eigenlijk weer terug bij het hoofdthema van vorig jaar.
De film die de kijker het meeste met z’n neus op die fundamentele betekenisvragen duwt en tegelijkertijd een sterk emotionele kracht heeft, is Olmo and the Seagull. Hierin volgen we de jonge actrice Olivia, die op het punt staat haar doorbraakrol te spelen en op tournee te gaan naar Noord-Amerika als ze zwanger blijkt. Ze denkt gek te worden, als het personage Nina dat ze speelt in Tsjechovs toneelstuk De Meeuw. Pas gaandeweg blijkt dat we kijken naar een actrice die een intense periode uit haar leven naspeelt. Ze leest voor uit haar dagboek en er komen flarden van een eerdere opvoering van Virginia Woolfs Mrs Dalloway voorbij. Soms breken de regisseurs in. De scheidslijn tussen acteren en het echte leven is niet zo duidelijk. Die tussen registrerende documentaire en meeslepende fictie ook niet.
Edo Dijksterhuis